Verba met vaste prepositie Flashcards
1
Q
afspreken
A
met
2
Q
antwoord geven
A
op
3
Q
antwoorden
A
op
4
Q
bang zijn
A
voor
5
Q
bedanken
A
voor
6
Q
beginnen
A
met
7
Q
bellen
A
naar
8
Q
deelnemen
A
aan
9
Q
denken
A
aan
10
Q
doorgaan
A
met
11
Q
vrag stellen
A
aan
12
Q
gaan
A
om/over
13
Q
geinteresseerd zijn
A
in
14
Q
genieten
A
van
15
Q
herinneren
A
aan