Other Smaller Remarks Flashcards
1
Q
Verschillende functies van ‘of’
A
Keuze: Wil je koffie of thee?
Indirecte Rede: Ik weet niet of ik in Nederland blijf wonen.
Als of: Het lijk wel of iedereen moe is.
2
Q
Adjectief
A
ALWAYS E unless:
- zelfstandig woord
- woorden met indefiniet artikel
- out of material ‘goudEN’
3
Q
Comparatief and Superlatief
A
koud >> kouder >> het koudste lekker >> lekkerDer >> het lekkerste groot >> groter >> het grootste lief/graag >> liever >> het liefste weinig >> minder >> het mindste veel >> meer >> het meeste goed >> beter >> het beste
4
Q
lijken and blijken
A
followed by TE + infinitief
5
Q
Als dan zinnen
A
Real Present: Als ik geld heb, ga ik op reis.
Irreal Present: Als ik geld zou hebben, zou ik een reis maken.
Irreal Past: Als ik geld zou HEBBEN GEHAD, zou ik een groot huis gekocht hebben.