Other Smaller Remarks Flashcards

1
Q

Verschillende functies van ‘of’

A

Keuze: Wil je koffie of thee?

Indirecte Rede: Ik weet niet of ik in Nederland blijf wonen.

Als of: Het lijk wel of iedereen moe is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Adjectief

A

ALWAYS E unless:

  • zelfstandig woord
  • woorden met indefiniet artikel
  • out of material ‘goudEN’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Comparatief and Superlatief

A
koud >> kouder >> het koudste
lekker >> lekkerDer >> het lekkerste
groot >> groter >> het grootste
lief/graag >> liever >> het liefste
weinig >> minder >> het mindste
veel >> meer >> het meeste
goed >> beter >> het beste
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

lijken and blijken

A

followed by TE + infinitief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Als dan zinnen

A

Real Present: Als ik geld heb, ga ik op reis.

Irreal Present: Als ik geld zou hebben, zou ik een reis maken.

Irreal Past: Als ik geld zou HEBBEN GEHAD, zou ik een groot huis gekocht hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly