Vaatchirurgie Flashcards

1
Q

Risicofactor geslacht

A
  • Tot 65 jaar hebben mannen een tot bijna tweemaal hogere incidentie van cerebrovasculaire aandoeningen.
  • Vrouwelijk + hoog totaal cholesterol en vorderende leeftijd -> verhoogde
    thrombose neiging.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Risicofactor ras

A

Ras; het negroïde ras heeft een ongeveer 4,5 maal toegenomen kans op een CVA tot 65-jarige leeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Pathofysiologische risicofactoren (5)

A

Hypertensie, gestoorde glucosetolerantie (diabetes mellitus), overgewicht, hyperhomocysteïnemie (geldend voor alle leeftijden), verhoogd totaal cholesterol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Risicofactor alcohol gebruik

A
  • Alcoholgebruik kent een J-vormig verband met het ischemisch CVA
  • Forse stijging van het risico op atherosclerotische events bij toegenomen gebruik.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Risico op CVA na TIA of CVA

A
  • Doorgemaakt CVA (2-6x verhoogd risico op nieuw CVA).

- Doorgemaakte TIA (15-40% kans op CVA binnen vijf jaar, waarvan de helft in de eerste twee jaar na de TIA).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Cerebrovasculair speciële anamnese

A

TIA: focale neurologische uitval; bv. monoparese, -plegie, dysfasie of hemiplegie, voor de duur van enige minuten tot uren,
waarna compleet herstel. Per definitie binnen 24 uur.
Amaurosis fugax: oculair TIA; plotselinge monoculaire blindheid

CVA: neurologische uitval langer dan 24 uur, al dan niet met incompleet herstel (dus met restverschijnselen). Indien de
cerebrovasculaire pathologie berust op een belangrijke stenose van de a. carotis is vaak een carotis endarteriëctomie
aangewezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Reynaud’s fenomeen

A

Een verzameling van vasospastische afwijkingen, gekenmerkt door pijn in de vingers/hand vaak geassocieerd met cyanose/bleekheid en geïnduceerd door koude/stress.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Thromboangiitis obliterans (=ziekte van Bürger )

A

Ernstige necrose van vinger- en teentoppen kan optreden. Een oblitererende ziekte van met name de kleinere bloedvaten. De aandoening begint rond het twintigste jaar en kenmerkt zich door perioden met segmentele oppervlakkige thrombophlebitiden, gepaard gaande met necrose van vinger- en teentoppen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Brachio-cephalische arteriitis van Takayasu (-Onishii) = pulseless disease

A
Vrij zeldzame (resucel-) arteriitis. Met name (90%) jonge vrouwen (20-40 jaar) zijn aangedaan. In bijna tweederde van de gevallen is er sprake
van zogenaamde prodromen.

form of large vessel granulomatous vasculitis with massive intimal fibrosis and vascular narrowing, most commonly affecting young or middle-age women of Asian descent, though anyone can be affected. It mainly affects the aorta (the main blood vessel leaving the heart) and its branches, as well as the pulmonary arteries.
Due to obstruction of the main branches of the aorta, including the left common carotid artery, the brachiocephalic artery, and the left subclavian artery, Takayasu’s arteritis can present as pulseless upper extremities (arms, hands, and wrists with weak or absent pulses on the physical examination) which may be why it is also commonly referred to as the “pulseless disease.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Mycotisch aneurysma

A

Trias van rugpijn, met een pulserende abdominale zwelling en koorts.

Bacteriën nestelen zich in de vasa vasorum van de grote arteriën.

Veelal veroorzaakt door embolisatie vanuit een bacteriële endocarditis, tegenwoordig vaak een hematogene verspreiding van met name Salmonella, Staphylococcus aureus en albus of Escherichia coli.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Aneurysma aorta abdominalis (AAA)

A

Acuut opgetreden heftige pijn in de rug,
soms doortrekkend tot in de lies.

Dd nier- of uretersteenkoliek.

De familieanamnese kan bijdragend zijn gezien de verhoogde incidentie bij eerstegraads familieleden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Angina abdominale

A

Krampende pijn, in het gehele abdomen, in aansluiting op de maaltijd. Patiënten hebben vaak
angst om te eten en in het recente verleden fors gewichtsverlies doorgemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Aortadissectie

A

Een acute, heftige en vaak progressieve pijn, retrosternaal gelokaliseerd en uitstralend naar de rug (tussen de schouderbladen).

De etiologie berust op degeneratie van de tunica media. Diverse aandoeningen werken deze degeneratie in de hand: hypertensie, congenitale afwijkingen (bicuspide aortaklep, S. Marfan, S. van Ehlers-Danlos), coarctatio aortae, graviditeit (bij >50% van de vrouwen < 40 jaar waarbij een dissectie optreedt vindt dit plaats in het derde trimester van de zwangerschap), trauma, cysteuze mediadegeneratie (Erdheim).

Type A (Proximaal van de a. subclavia)
Type B (distaal van de a. subclavia). 
Een type B dissectie met uitbreiding proximaal (voorbij de a. subclavia) wordt als type A beschouwd (indeling volgens Daily; 1970).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Claudicatio Intermittens (CI)

A

Symptomen van vasculaire insufficiëntie:
krampende, zeurende pijn in de kuitspieren, na inspanning en verminderend na 1-5 minuten rust. reproduceerbaar klachtenpatroon, waarbij verhoogde intensiteit (helling oplopen, tegen de wind in lopen) eerder klachten geeft. De patiënt hoeft slechts stil te staan om de klachten te doen verbeteren (in
tegenstelling tot veneuze claudicatie en neurogene pseudoclaudicatio).

Bovenstaand klachtenpatroon is kenmerkend voor occlusie van de a. femoralis superficialis. In geval van bil- en/of dijbeen claudicatio, vaak samengaand met lokale paresthesie, soms doortrekkend tot in de kuit(en), is kenmerkend voor een iliacaal probleem, al dan niet gecombineerd met een a. femoralis profunda stenose. Indien deze klachten bilateraal voorkomen ligt er meestal een aortoiliacaal probleem aan ten grondslag.

Geïsoleerde voetclaudicatio is vaak geassocieerd met DM of thromboangiitis obliterans.

Een plotselinge afname van de loopafstand wordt veroorzaakt door een occlusie van een stamarterie (AFS) of belangrijke collateraal.

Wanneer progressie tot rust- en/of nachtpijn (vaak in de voorvoet /grote teen) optreedt (geïnitieerd door elevatie en daarmee vermindering van de hydrostatische druk, al dan niet gecombineerd met daling van de cardiac output in de slaap) is interventie geïndiceerd. Door de pijn wordt de patiënt wakker en gaat met het been ‘bengelen’ of staan. Sommige patiënten slapen om deze reden in een stoel met de benen naar beneden, met als gevolg orthostatisch oedeem, ulceratie en ten slotte gangreen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Claudicatio Intermittens - anamnese

A

Beschrijf de ernst van de aandoening (loopafstand), geeft aanwijzingen (kuit-, dijbeen-, bil
claudicatio) voor de anatomische locatie van de stenoserende/occluderende laesie en beschrijft het effect op het dagelijks functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Shin splint

A

Pijn in de anticusloge ten gevolge van een
periostitis en pijn berustend op een zogenaamd chronisch voorste compartimentsyndroom (anticusloge syndroom) bij een verder gezonde persoon. DD: CI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Vaatpatiënt afdeling - Lichamelijk onderzoek

A

Noteren van de aan- of afwezigheid van pulsaties/ souffles over de arteriën (met uitzondering van palpatie van de a. Carotis, gezien het geringe risico op embolisatie bij manipulatie door een minder ervaren onderzoeker en de afwezigheid van toegevoegde waarde van een positieve dan wel negatieve bevinding.

Palpatie naar de aanwezigheid van een aneurysma aorta abdominalis, aneurysmata van de aa. Popliteae, met indien van toepassing een schatting van de grootte (diameter).

Beschrijving van afwijkingen welke vasculair gerelateerd (kunnen) zijn: amputaties, neurologische afwijkingen, trofische stoornissen et cetera.
Een lege artis bepaalde enkel/arm-index.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Enkel-Arm Index (EAI)

A

Hiertoe wordt in eerste instantie de bloeddruk gemeten aan beide armen. Vervolgens wordt met een
bloeddrukband proximaal om de kuit de druk gemeten in de a. dorsalis pedis en de a. tibialis posterior. De beste van deze twee drukken wordt vervolgens gedeeld door de hoogst gemeten systolische bloeddruk (gemeten aan de a. brachialis).

De zo bepaalde EAI in rust is bij gezonde personen > 1,1. Een EAI in rust < 0,90 duidt op pathologie in de arteriën naar de onderste extremiteit (inclusief aorta). Een absolute enkeldruk in rust lager dan 50-60 mmHg duidt op ernstige arteriële insufficiëntie.

Postoperatief (na perifere vaatchirurgie) of post-interventie (PTA/stent) moet de EAI opnieuw worden gemeten: na een geslaagde operatie/interventie moet de EAI in rust minstens 10% zijn gestegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Looptest

A

Gestandaardiseerde test om de ernst van Claudicatio Intermittens vast te stellen. Hierbij wordt de
loopafstand gemeten die de patiënt af kan leggen waarbij de eerste klachten ontstaan. Tevens wordt de totaal gelopen afstand gemeten. Er wordt met een standaardsnelheid gelopen met een helling van ongeveer 10%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Access chirurgie

A

Waarbij centraal toegang verkregen moet worden als voor access-chirurgie waarbij perifeer toegang verkregen moet worden is het duplexonderzoek noodzakelijk. Hierbij kan nauwkeurig worden vastgesteld of de diameter van een vene en/of arterie voldoende is voor een verrichting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Intra-arterieel digitale subtractie angiografie (DSA)

A

Angiografie van de buik-, bekken- en beenvaten (IA-DSA BBB). Het onderzoek verschaft exacte anatomische informatie van de bloedvaten, zodat een beoordeling over de soort behandeling (endovasculair
of chirurgisch) mogelijk wordt.

Onderzoek wordt uitgevoerd middels het opvoeren van een 4F flush catheter in de aorta abdominalis, waarna overzichtsopname van het abdomen, uitgedraaide opnamen van het iliacale vaatstelsel en dubbelzijdige opnamen van de benen worden gemaakt. Daarna volgen aanvullende, selectieve opnamen van het meest aangedane been.
Ook kan een angiografie aangevraagd worden om een bloeding in de tractus digestivus op te sporen of als preoperatief onderzoek (embolisatie). Daarnaast kan het onderzoek geïndiceerd zijn bij patiënten met renovasculaire hypertensie.

De patiënten dienen nuchter te zijn, doch helder drinken is toegestaan. De antistolling kan gecontinueerd worden. Verder is voor het onderzoek van belang te weten of er sprake is van een contrastallergie, een nierfunctiestoornis en of er verschijnselen zijn van decompensatie. Patiënten met een recent hartinfarct komen niet voor een IA-DSA in aanmerking.

22
Q

Spiraal CT-scan

A

Eerste onderzoek van keuze voor de electieve behandeling van patiënten met een AAA. Een CTA geeft een exact inzicht in de grootte en de lengte van de infrarenale hals van het aneurysma. De infrarenale hals bepaalt of een patiënt in aanmerking komt voor een endoprothese.

23
Q

Afkorting CV-MRA

A

Contrast vesterkte magnestische resonantie angiografie

24
Q

Fontaine classificatie

A

x

25
Q

CAPB problemen

A

x

26
Q

Thrombocyten aggregatieremming (TAR)

A

Acetylsalicylzuur Cardio Tabletten 80 mg 1 d.d. 1
Carbasalaatcalcium Cardio sachets 100 mg 1 d.d. 1
Clopidogrel 75 mg 1dd 1 (= Plavix®)

Deze worden voor vasculaire operaties/interventies nimmer gestopt. Thrombocytenaggregatieremmers kunnen, via verschillende aangrijpingspunten, interfereren met de thrombocytenaggregatie en op deze manier de vorming en groei van thrombi tegengaan. De thrombocytenaggregatieremmende werking van acetylsalicylzuur en carbasalaatcalcium is gerelateerd aan de remming van de vorming van het prostacycline tromboxaan A2 in de thrombocyt door irreversibele acetylering van de hiervoor benodigde
enzymen (o.a. cyclo-oxygenase). Clopidogrel is een ADP-receptor blokker. Het effect van deze middelen is gelijk aan de levensduur van de thrombocyt (=10 dagen).

Een thrombocytenaggregatieremmer is geen profylaxe voor diep veneuze trombose.

27
Q

Centrale vaatreconstructie - post-ok medicatie

A

Alle centrale (endovasculaire- en conventionele-) vaatreconstructies krijgen een TAR (3 maanden tot 1 jaar. In de praktijk krijgen patiënten in kader van de secundaire preventie levenslang TAR. Denk om thromboseprofylaxe tot ontslag (of INR > 2,5).

28
Q

Carotis-endarteriëctomie - post-ok medicatie

A

TAR (start bij operatie-indicatie CEA, in principe levenslang) in de vorm van plavix
Denk om thromboseprofylaxe tot ontslag (of INR > 2,5).

29
Q

Perifere vaatreconstructies - post-ok medicatie

A

Perifere bypass met ePTFE/polyester en REA-procedure (incl. endolining):
Bij synthetisch materiaal Ascal nieuwe vaat patiënt plavix
Perifere bypass van autologe vene: cumarinederivaat gedurende 2 jaren. Daarna kan patiënt overgezet worden op een TAR.
Ook kan ervoor gekozen worden om drie maanden duo therapie in de vorm van Ascal en plavix te geven.
Denk om thromboseprofylaxe tot ontslag (of INR > 2,5).

30
Q

PTA/ stentplaatsing - antistollingsbeleid

A

Bij indicatie tot PTA /stentplaatsing een TAR i.p. levenslang. Vaak als duotherpie afhankelijk type interventie materiaal 9des, deb., covered stentgraft.) voor 6 weken tot drie maanden.

31
Q

Algemeen postoperatief dieet

A

In geval van operaties aan de aorta is vaak het duodenum gemobiliseerd. Alle patiënten na een centrale vaatreconstructie hebben daarom een ileus tot het tegendeel bewezen is. Dieet mag worden uitgebreid op geleide van maagretentie. Derhalve de maagsonde minimaal de eerste drie dagen in situ laten tenzij ander overlegd met de operateur.

32
Q

Carotis stenose

A

Asymptomatische patiënten: Antiplatelet therapie, Cholesterol verlaging, Tensie-controle < 140/90, beweging, gezond dieet.
Symptomatisch:

33
Q

Carotis endarteriectomie

A

De indicaties hiervoor zijn:

  • In de afgelopen 6 mnd een CVA/TIA met een 70-99% stenose.
  • In de afgelopen 6 mnd een CVA/TIA met een 50-69% stenose kan het overwogen worden.

Bij voorkeur vindt de operatie plaats binnen 14 dagen na het CVA/TIA. Wanneer een patient een 50-99% stenose heeft met crescendo CVA’s of TIA’s, dan moet binnen 24 uur geopereerd worden.

FU: 6 weken met duplex. TAR levelangs, en eerste 3 maanden combineren met persantin.

34
Q

Carotis endarteriectomie - postoperatief beleid

A

Neurologische controles, zwelling hals, bloedverlies drain, RR < 160-180 systolisch. Continueren TAR.
Redondrain > 1 dag verwijderen, mobiliseren, na 48 uur douchen.

35
Q

Hyperperfusie syndroom

A

Een chronische hypoperfusie van het postcarotis
stenose gelegen deel van het cerebrum. In dit deel van het brein is langdurig sprake geweest van een maximale vasodilatatie met een paralyse van de cerebrale autoregulatie. Plotseling herstel van de circulatie door de CEA geeft een sterke stijging van de perfusiedruk (door uitblijven van vasoconstrictie), met hersenoedeem als gevolg. In geval van perforatie
van een bloedvat ontwikkelt zich een intracerebrale bloeding.

Ontwikkeld de eerste dagen post-operatief na carotis endarteriectomie.

Een correlatie tussen toename van de regional cerebral bloodflow (rCBF) en klachten van heftige bonzende hoofdpijn aan de kant van de CEA. Soms trad focale cerebrale uitval of een epileptische aanval op. Een enkele maal (0,5-1,0% van alle CEA’s) trad een intra-cerebrale bloeding op met een hoog risico op restverschijnselen of overlijden (mortaliteit 40%).

36
Q

Carotis endarteriectomie - complicaties

A

hyperperfusie syndroom; vroege wondcomplicaties (hinder hematoom moet worden geexploreerd. Infectie is zeldzaam.

37
Q

Aneurysma aorta abdominalis (AAA)

A

Incidentie: 3-5% voor personen ouder dan 65 jaar en 10% bij personen ouder dan 70 jaar.

Primaire oorzaak: atherosclerose (95%).

In 20% van de gevallen van het AAA worden tevens perifere aneurysmata aangetroffen.

Een 5 cm groot AAA heeft een 5-6% kans op ruptuur per jaar. De kans op ruptuur na 5 jaar is 5% voor een 3-4 cm groot AAA, > 25% voor een > 5cm groot AAA en > 50% voor een > 7 cm groot AAA. De groeisnelheid van het kleine aneurysma bedraagt in 80% van de gevallen 2-3 mm per jaar.

De aanwezigheid van COPD, toegenomen polsdruk en/of alfa-1-antitrypsine deficiëntie doen de kans op ruptuur toenemen onafhankelijk van de gemeten diameter.

Alle patiënten met het acuut optreden van rugpijn in combinatie met een AAA hebben een acuut AAA tot het tegendeel is bewezen.

38
Q

Wet van Laplace

A
De wandspanning (verantwoordelijk voor
groei en ruptuur) is gelijk aan de intra-luminale druk x de diameter van het vat.
39
Q

AAA - operatie indicatie

A

Operatie indicatie: norm vrouwen vanaf 5,2 cm en mannen vanaf 5,5 cm. vrouw). De aanwezigheid van
zogenaamde “blebs” rechtvaardigen operatie, onafhankelijk van de diameter van het AAA.

Het geïsoleerde iliaca-aneurysma (zeldzaam), heeft een operatie-indicatie bij een diameter groter dan 3 cm (met inachtname van bovenstaande criteria).

40
Q

Parachute techniek

A

x

41
Q

Inlay methode

A

y

42
Q

AAA - postoperatief beleid

A

IC, perifere pusatie controle, diurese, maaghevel, TAR, +1/d bengelen bed; +2D bed/stoel.

FU: 6 weken, na 3-6 mnd echo.

43
Q

AAA - vroege postoperatieve complicaties

A
ischaemische colitis (liberale indicatiestelling sigmoïdoscopie bij bloederige, stinkende diarree of
metabole acidose nierinsufficiëntie trashfeet, perifere ischemie: embolisatie door afklemmen/manipulatie wondinfectie prothese infectie prothese occlusie
44
Q

AAA - late postoperatieve complicaties

A

Late complicaties naadaneurysmata, Littekenbreuk
Prothese infectie, Aorto-enterale fistel. Een patient met meleana (en/of anemie) na aortachirurgie heeft een aorto-enterale fistel tot hettegendeel bewezen is!

45
Q

Geruptureerd aneurysma aortae abdominalis (AAAA)

A

Patiënt met acuut pijn in de buik of rug al dan niet gepaard gaande met shockverschijnselen en
eventueel een expansief pulserende abdominale zwelling.

Mortaliteit na een ruptuur varieert in de literatuur van 25% tot >90%, mede afhankelijk van het feit of het een ruptuur naar de vrije buikholte betreft of een door het retroperitoneum getamponeerde ruptuur (contained rupture). 40-55% van de patienten die levend het ziekenhuis bereiken overlijden na een open procedure.

46
Q

Electieve EndoVascular Aneurysm Repair - EVAR

A

Via een percutane procedure, via de a. femoralis communis (evt. a. iliaca, zie verder) een bifurcatie prothese ingebracht. In principe komt iedere patiënt met een (a)symptomatisch infrarenaal aneurysma van de aorta abdominalis in aanmerking
voor een endovasculaire (= minimaal invasieve) procedure.

Om voor endovasculaire aneurysma chirurgie in aanmerking te komen moet de patiënt zowel craniaal (dus onder de nierarteriën) als caudaal van het aneurysma een relatief gezond segment van minimaal 15 mm aorta respectievelijk a. iliaca communis / externa bezitten. Deze vaatsegmenten (landing zones) zijn noodzakelijk om de endoprothese te verankeren en een goede sealing te bewerkstelligen.

47
Q

Hypotensieve hemostatis

A

De bedoeling van het begrip hypotensieve hemostasis is om een lage bloeddruk te accepteren, en dus de ruptuur niet te verergeren door de patiënt te vullen, mits de patiënt aanspreekbaar en wakker blijft.

48
Q

EVAR - postoperatief beleid

A

Start +1D met TAR; +2D EAI en echo liezen ivm percutane closer techniek

Complicaties: nabloeding lieswond(en) thrombosering prothesepoot wondinfectie endolekkage, aneurysma spurium.

FU: 6 wkn CT-angio

49
Q

Endoleak

A

Type I endoleak: perigraft of graft-gerelateerd (inadequate sealing proximal of distaal).
Type II endoleak: retrograad of niet graft-gerelateerd endoleak (persisterende collaterale bloedstroom in aneurysma zak tgv. patente aa. lumbalis / AMI, accesoire a. renalis).
Type III endoleak: midgraft endoleak (tgv. lekkage tussen segmenten endograft of scheur in graft).
Type IV endoleak: microlekkage door graftmateriaal (porosity).

Post-operatief bij endo-leak:
type I: interventie op korte termijn geïndiceerd
type II: Duplex met diameter-bepaling aneurysma à 3 maanden
- indien geen groei tot 1 jaar: expectatief
- indien 1 jaar post-operatief nog steeds endo-leak: geen interventie
- indien groei: interventie overwegen type III: interventie op korte termijn geïndiceerd

type IV: Duplex met diameter-bepaling aneurysma à 3 maanden
- indien geen groei: expectatief
- indien groei: interventie overwegen
PM. Bij type II en IV endoleak wordt de TAR gestaakt. Indien verantwoord ook andere anti-stolling medicatie stoppen.

50
Q

Risico op CVA bij AP/myocardinfarct of AF

A
  • AP/myocardinfarct: driemaal verhoogd risico op een CVA.

- Atriumfibrilleren: vaak uiting van hypertensie of ischemische hartziekte, verdubbeling op risico CVA.

51
Q

Risico op CVA bij carotis stenose

A
  • Carotisstenose: asymptomatische stenose < 75% geeft kans op CVA van 1,3%/jaar.
  • Asymptomatische stenose > 75% geeft kans op CVA van 3,3%/jaar. Perifeer vaatlijden is geassocieerd met een sterk verhoogde kans op cardiale pathologie.