Unita 6 Flashcards
een snelle hap
un pasto veloce
een stel, een koppel
una coppia
ontdekken
scoprire
de bewering
l’affermazione
ruziemaken met
litigare con
Liefdesperikelen
A Problemi di cuore
het antwoord
la risposta
waarom, hoe komt het
come mai
uitgaan, naar buiten gaan
uscire
vreemd, gek
strano
gebeuren
succedere
gebeurd
successo
nergens
da nessuna parte
de hartsvriendin
l‘amica del cuore
de toestemming
il permesso
het bezittelijk voornaamwoord
il possessivo
verbazen
sorprendere
verbaasd
sorpreso
herkennen
riconoscere
rechtvaardigen
giustificare
het gedrag
il comportamento
de uitleg
la spiegazione
uitleg vragen aan
chiedere spiegazione a
de draad
il filo
met iemand flirten
fare il filo a qualcuno
de schuld
la colpa
het is jouw/mijn/zijn schuld
è colpa tua/mia/sua
aan wiens kant sta jij?
con chi stai?
de samenvatting
il riassunto
de sokken
le calze
hoofd op hol brengen
perdere la testa
kennen
conoscere
elkaar leren kennen
conoscersi
we hebben elkaar gisteren leren kennen
ci siamo conosciuti ieri
de kennis (weten)
la conoscenza
de kennis (persoon)
il conoscente
schijnen, lijken
sembrarsi
hij lijkt me sympathiek
lui mi sembra simpatico
het horloge
l’orologio
de voordracht, lezing. conferentie
la conferenza
de hoek
l’angolo
de voorkeur
la preferenza
schitterend, geweldig
stupendo
leuk, vermakelijk
divertente
ernstig
grave
serieus
serio
verbinden
legare
verbonden, gehecht zijn
legato
de familie
La famiglia
de stamboom
l’albero genealogico
de echtgenoot
il marito
de echtgenote
la moglie
de moeder
la madre
de vader
il padre
het neefje / de kleinzoon
il nipote
het nichtje / de kleindochter
la nipote
de zoon
il figlio
de dochter
la figlia
de oom
lo zio
de tante
la zia
de oom en tante, de ooms, de ooms en tantes
gli zii
de ouders
i genitori
de zus
la sorella
de broer
il fratello
de neef
il cugino
de nicht
la cugina
de opa
il nonno
de oma
la nonna
de grootouders
i nonni
de schoonvader
il suocero
de schoonmoeder
la suocera
de schoonzoon
il genero
de schoondochter
la nuora
de zwager
il cognato
de schoonzus
la cognata
In het restaurant
Al ristorante
het bord, het gerecht
il piatto
het glas
il bicchiere
de lepel
il cucchiaio
de theelepel
il cucchiaino
het mes
il coltello
de vork
la forchetta
het bestek
le posate
de fles
la bottiglia
de servet
il tovagliolo
het tafelkleed
la tovaglia