tt 21-22 REG Flashcards

1
Q

wat is juist over MRD

A
  • de mate van MRD is geassocieerd met kans op recidief ziekte
  • de mate van MRD kan het meest gevoelig worden gemeten met flowcytometrie
  • de mate van MRD geeft informatie over het succes/slagen van de behandeling
  • de mate van MRD helpt bij de keuze van de behandelstrategie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is een nadeel van een stamceltransplantatie met navelstrengbloed vergeleken met een transplantatie van stamcellen afkomstig van een volwassen verwante donor?

A

het risico op transplantaat falen is groter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke kenmerken passen het beste bij het diffuus grootcellig B-cel lymfoom?

A

chronische ziekte, aggressief beloop, CD20 expressie en hoge leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe stel je diagnose pleuravocht en wat zijn complicaties

A

pleurapunctie
complicaties: pneumothorax, infectie en bloeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de beste behandeling bij patient met adenocarcinoom en EGFR mutatie

A

doelgerichte therapie met TKI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem de twee indicaties voor opioïdrotatie.

A
  1. onvoldoende effect/pijnreductie
  2. te veel bijwerkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn de zorgvuldigheidseisen bij euthanasie

A

vrijwillig en weloverwogen verzoek
uitzichtloos en ondraaglijk lijden
de patiënt is voorgelicht over
geen redelijke andere oplossing voor
beoordeling door een andere, onafhankelijke arts
medisch zorgvuldig uitvoering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is Deficit incidence

A

Daling van de borstkanker incidentie onder de baseline incidentie in de leeftijdsgroep die niet meer in aanmerking komt voor screening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beschrijf twee kenmerkende verschillen tussen lobulair mammacarcinoom en invasief mammacarcinoom NST.

A

diagnostiek is vaak lastiger, ander metastasering, vaak minder chemotherapie gevoelig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem drie specifieke lokalisaties van uitzaaiingen die relatief vaak voorkomen bij lobulair mammacarcinoom.

A

ovaria, rondom holle organen, peritonitis carcinomatosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  1. Hoe noem je het uitstellen van curatieve therapie? (1p)
  2. Komen high risk of juist low risk tumoren in aanmerking voor uitstel van curatieve therapie? (1p)
  3. Hoe noem je uitstel van palliatieve therapie? (1p)
  4. Wat is de meest toegepaste palliatieve therapie bij prostaatkanker? (1p)
A
  1. Active surveillance
  2. Low risk tumoren
  3. Watchfull waiting
  4. Androgeendeprivatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat voor effect heeft grapefruit op CYP3A4

A

concentratie middel wordt hoger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

beschrijf de werking van E7 eiwit

A

E7 bindt aan pRB -> E2F komt vrij en stimuleert expressie van celcyclus regulerende genen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

beschrijf wat analyses zouden kunnen tonen in een tumor die heeft gerespondeerd op blootstelling aan de compound, en in een tumor die duidelijk progressie toonde na studiedeelname.

A

Respons; pathway is geremd, tumor is necrotisch
Progressie; Je kunt relevante pathway nog aantonen, tumor is vitaal, secundaire mutaties aantoonbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houdt de PAP classificatie in

A

PAP 1 = geen afwijking
PAP 2 = lichte afwijking -> na 6 maanden vervolguitstrijkje
PAP 3 = doorverwijzen gync

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly