Transplantatie Flashcards
1
Q
Complicaties na transplantatie
A
- Nabloeding
- Andere chirurgische complicaties
- Infectie
- Afstoting
2
Q
Soorten transplantatie
A
- Autogeen
- Syngeen
- Allogeen
- Xenogeen
3
Q
Gepreformeerd vs geinduceerd
A
Gepreformeerd = er zijn al antistoffen die transplantaat kunnen afstoten gemaakt door bijv. bloedtransfusie of eerdere transplantatie. Geinduceerd = antistoffen gericht tegen MHC worden aangemaakt
4
Q
Directe en indirecte T-cel alloreactie
A
Directe = tegen MHC van transplantaat Indirect = presentatie van allogeen peptide door eigen MHC
5
Q
Factoren die invloed hebben op allogeniciteit
A
- Doodsoorzaak donor
- Duur hersendood
- Mate ischemie/reperfusieschade
- Operatieprocedure
6
Q
Humorale kruisproef
A
Serum ontvanger mixen met cellen donor -> kijken of er antistoffen aanwezig zijn
7
Q
Cellulaire kruisproef
A
Cellen van donor en ontvanger mixen
- > 5h thymide voor proliferatie t-cellen
- > CR-labeled cellen voor activatie van cytotoxische T-cellen
8
Q
HLA typering
A
Serologisch (alleen klasse I) -> Kijken of er antistoffen zijn Moleculair (klasse I en II) -> PCR amplificatie -> DNA sequentie analyse -> Sequence specifieke primers