Theorie 1.Begripsbepalingen Flashcards

1
Q

Voetgangers

A

Voetgangers zijn weggebruikers die zich lopend voortbewegen.

gehandicaptenvoertuig volgen echter óók de regels voor voetgangers

Hetzelfde geldt voor iemand die een fiets, brom-, snor- of motorfiets

Rolschaatsen, skateboards, skeelers, autopeds enz.

Een kind op een kinderfietsje wordt ook als voetganger beschouwd (een kind vanaf 12 jaar kan een bekeuring krijgen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bestuurders

A

Bestuurders zijn alle weggebruikers behalve voetgangers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Motorrijtuigen

A

Motorrijtuigen zijn alle voertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen, uitsluitend of mede door een mechanische kracht op of aan het voertuig zelf aanwezig, dan wel door elektrische tractie met stroomtoevoer van elders (trolleybus)

Snorfietsen, bromfietsen, gehandicaptenvoertuigen, brommobielen, defecte of voor de sloop bestemde voertuigen.

Het begrip motorrijtuigen wordt gehanteerd in de Wegenverkeerswet 1994

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Motorvoertuigen

A

Alle gemotoriseerde voertuigen behalve bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen.

Handwagens met motorvermogen, trolleybussen, elektrowagens en tractoren zijn ook gemotoriseerde voertuigen en dus motorvoertuigen

Treinen en trams zijn geen motorvoertuigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

personenauto

A

Een personenauto is een voor het vervoer van personen ontworpen en gebouwd motorvoertuig met ten hoogste acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend.

Een kampeerauto kan ook een personenauto zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Motorfiets

A

Motorfiets: motorvoertuig op twee wielen al dan niet met zijspan of aanhangwagen.

Let op! Een ‘scooter’ kan een motorfiets zijn of een bromfiets. Een scooter is een motorfiets als de door de constructie bepaalde maximumsnelheid meer dan 45 km per uur is of als hij een verbrandingsmotor heeft van meer dan 50 cm3.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Veiligheidscel

A

Onderdeel van de constructie van een bromfiets, een motorfiets of een driewielig motorvoertuig dat de bestuurder of passagier beschermt tegen hoofdletsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Driewielig motorvoertuig

A

Driewielig motorvoertuig: motorvoertuig op drie of vier wielen, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig of een motorrijtuig met beperkte snelheid.

Heeft het drie (symmetrisch geplaatste) wielen, dan moet het een motor met inwendige verbranding hebben van meer dan 50 cm3 , of een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 45 km per uur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kampeerauto

A

Kampeerauto: personenauto of bedrijfsauto, waarvan de constructie woonaccommodatie bevat die ten minste bestaat uit de volgende uitrusting:

  • zitplaatsen en een tafel;
  • slaapaccommodatie (die ook met behulp van de zitplaatsen mag worden gecreëerd);
  • kookgelegenheid, en
  • opbergfaciliteiten;
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bedrijfsauto

A

Een bedrijfsauto is een voertuig dat ontworpen en gebouwd is om goederen te vervoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

vrachtauto

A

Een vrachtauto is een motorvoertuig, niet ingericht voor het vervoer van personen, waarvan de toegestane maximummassa meer bedraagt dan 3500 kg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Autobus

A

Een autobus is een motorvoertuig dat is ingericht voor het vervoer van meer dan acht personen, onder wie de bestuurder niet is inbegrepen.

Met andere woorden, elk motorvoertuig met meer dan negen zitplaatsen waarvan één zitplaats voor de bestuurder, valt onder het begrip autobus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een lijnbus

A

Een lijnbus is een motorvoertuig dat gebruikt wordt voor het verrichten van openbaar vervoer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

T 100-bus

A

In Nederland is de maximumsnelheid van autobussen in principe 80 km per uur. Met ingang van 1 mei 2005 is een nieuwe categorie bussen gedefinieerd, de T100-bus, met een maximumsnelheid van 100 km per uur.

Aanvullend is een bandenprofieldiepte van minimaal 1,6 mm in de hoofdgroeven vereist en moet het goedgekeurde draagvermogen van de banden voldoende zijn bij een snelheid van 100 km per uur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Brombakfiets

A

Een brombakfiets: een bromfiets op drie symmetrisch geplaatste wielen, met twee voorwielen met een diameter van meer dan 0,40 m.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bromfiets

A

A. motorrijtuig op twee of drie wielen, herkenbaar aan een gele kentekenplaat. Maximumsnelheid van niet meer dan 45 km per uur. Verbrandingsmotor met een cilinderinhoud van niet meer dan 50 cm3. Of een elektromotor met een netto maximumvermogen van niet meer dan 4 kW.

B. motorrijtuig op drie of vier wielen, met een maximumsnelheid van niet meer dan 45 km per uur. Een cilinderinhoud van niet meer dan 50 cm3. Een elektromotor met een netto maximumvermogen van niet meer dan 4 kW.

Heeft het motorrijtuig vier wielen dan dient de ledige massa minder dan 350 kg te zijn, de massa van de batterijen in elektrische voertuigen niet inbegrepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Brommobiel

A

Een brommobiel is een bromfiets op meer dan twee wielen.

Op de achterkant van een brommobiel staat een rond wit bordje met een rode rand, waarin het getal 45 staat.

niet harder dan 45 km/uur

18
Q

Snorfiets

A

Een snorfiets is een bromfiets.

Geconstrueerd voor een maximumsnelheid van 25 km per uur.

19
Q

Fietsen met trapondersteuning (E-bike)

A
  • Fietsen met trapondersteuning (E-bike)
    • maximaal 0,25 kW en waarvan de aandrijfkracht geleidelijk vermindert en tenslotte wordt onderbroken wanneer het voertuig een snelheid van 25 km per uur bereikt
  • Fiets met elektronische trapondersteuning tot 45 km per uur (Speed-pedelec)
    • Inmiddels is er ook een fiets met elektronische trapondersteuning tot 45 km/h. Deze fiets wordt aangemerkt als een bromfiets en heeft ook een bromfiets kenteken.
20
Q

Gehandicaptenvoertuig

A
  • Een gehandicaptenvoertuig is:
    • ingericht voor het vervoer van een gehandicapte,
    • niet breder dan 1,10 m en
    • geen bromfiets.
  • maximumsnelheid 45 km per uur
21
Q

Aanhangwagens

A

Aanhangwagens zijn voertuigen die door een voertuig worden voortbewogen.

Een surfkar achter een (brom)fiets is dus een aanhangwagen.

Motorvoertuigen die door een ander voertuig worden voortbewogen (slepen), worden ook als aanhangwagen beschouwd.

22
Q

Tram

A

Een tram is een voertuig dat aan zijn baan gebonden is omdat hij langs rails wordt voortbewogen die vaak in de openbare weg liggen.

23
Q

Segway

A

De bestuurder moet minstens 16 jaar oud zijn maar hoeft geen helm te dragen of een rijbewijs te hebben. Reflectoren zijn wel verplicht, evenals een verzekering.

Segway dezelfde regels als bestuurders van snorfietsen en mogen dus onder andere niet mobiel bellen, niet naast elkaar rijden en maximaal 25 km per uur rijden.

24
Q

Voorrangsvoertuig

A

De voorgeschreven signalen bestaan uit blauwe zwaai-, flits- en/of knipperlichten en een tweetonige hoorn

altijd voor laten gaan en een vrije doorgang verlenen.

25
Q

Bestemmingsverkeer

A

Bestemmingsverkeer zijn bestuurders die een reisdoel hebben naar één of meer bepaalde adressen die zijn gelegen aan of in de directe nabijheid van een weg met een door verkeerstekens aangegeven geslotenverklaring voor bepaalde bestuurders.

Bestuurders van lijnbussen mogen deze weg ook inrijden. Met het onderbord ‘uitgezonderd bestemmingsverkeer’ onder een geslotenverklaring bent u uitgezonderd als u daar bijvoorbeeld woont, werkt, een bezoek moet afleggen of goederen moet laden of lossen.

26
Q

Militaire Colonne

A

Colonne moet volgende vastgestelde herkenningstekens voeren:

  • het eerste motorvoertuig moet zowel aan de linker- als aan de rechtervoorzijde zijn voorzien van een blauwe vlag;
  • de volgende motorvoertuigen moeten aan de rechtervoorzijde zijn voorzien van een blauwe vlag;
  • het laatste motorvoertuig moet aan de rechtervoorzijde zijn voorzien van een groene vlag.

Alle motorvoertuigen moeten steeds verlichting voeren, waarvan de rechterkoplampen blauw licht en van het laatste motorvoertuig groen licht uitstralen.

27
Q

Uitvaartstoet van motorvoertuigen

A

Een stoet motorvoertuigen, die een lijk of de as van een gecremeerd lijk begeleiden en die het vereiste herkenningsteken voeren.

28
Q

Doorgaande rijbaan

A

De doorgaande rijbaan is de rijbaan zonder de invoeg- en uitrijstroken.

Vluchtstroken en vluchthavens maken ook geen deel uit van de doorgaande rijbaan.

29
Q

Spitsstrook

A

Een spitsstrook is een extra rijstrook op een rijbaan van een autosnelweg. Spitsstroken kunnen zowel aan de linker- als aan de rechterzijde van de rijbaan zijn aangebracht.

30
Q

Weefstrook

A

Een weefstrook is een strook waarin een invoegstrook en een uitrijstrook worden gecombineerd.

Toe- en afrijdend verkeer moet daar ‘weven’. Over deze weefstroken kan het verkeer vanaf de oprit meteen doorrijden naar de volgende afrit, zonder te hoeven in- of uitvoegen.

31
Q

Busbaan

A

Als op de rijbaan het woord ‘BUS’ is aangebracht, is deze rijbaan bestemd voor bestuurders van lijnbussen, andere autobussen en trams. Als op de rijbaan het woord ‘LIJNBUS’ is aangebracht, is deze rijbaan uitsluitend bestemd voor bestuurders van lijnbussen en trams.

32
Q

Busstrook

A

Als op deze strook het woord ‘BUS’ is aangebracht, is deze strook bestemd voor bestuurders van lijnbussen, andere autobussen en trams

Als op deze strook het woord ‘LIJNBUS’ is aangebracht, is deze strook uitsluitend bestemd voor bestuurders van lijnbussen en trams.

33
Q

Rijbaan

A

Een weggedeelte bestemd voor rijdende voertuigen met uitzondering van de fietspaden en de fiets/bromfietspaden.

34
Q

Haaientanden

A

Haaientanden zijn voorrangsdriehoeken op het wegdek. Haaientanden geven aan dat bestuurders voorrang moeten verlenen aan bestuurders op de kruisende weg. Voor deze kruispunten is meestal ook bord B6 geplaatst.

35
Q

Puntstuk

A

Een puntstuk is een meerhoekig vlak op het wegdek bij splitsingen of samenvoegingen van wegen, rijstroken of rijbanen.

Bestuurders mogen puntstukken niet gebruiken.

Alleen als:

Rijdt u op een spitsstrook en passeert u een aansluiting, dan kan het best zijn dat u daarbij over het puntstuk moet rijden dat bij die aansluiting ligt. In dat geval mag u dat puntstuk natuurlijk wel gebruiken.

36
Q

Wat betekent deze bord?

A

Autoweg

Een autoweg is een weg aangeduid door bord G3.

De langs deze weg gelegen parkeerplaatsen, tankstations en bushalteplaatsen maken geen deel van de autoweg uit.

37
Q

?

A

Een autosnelweg is een weg die is aangeduid door bord G1.

De parkeerplaatsen, tankstations en bushalteplaatsen die langs deze weg liggen maken geen deel uit van de autosnelweg.

Kenmerken van een autosnelweg zijn:

  • gescheiden rijbanen;
  • ongelijkvloerse kruisingen;
  • vluchtstrook/vluchtstroken.
38
Q

Geslotenverklaring

A

Een geslotenverklaring is een verbod om de betrokken weg in te rijden of in te gaan alsmede de betrokken weg t_e gebruiken_.

39
Q

Overweg

A

Een overweg is een kruising van een weg en een spoorweg, die wordt aangeduid door de zogeheten andreaskruisen (bord J12 of J13).

40
Q

De Wet

A

Wegenverkeerswet 1994.

41
Q

Wanneer bestuurders van een gehandicaptenvoertuig van het ene voetpad of trottoir naar het andere oversteken, volgen zij de regels van:

Voetgangers

Bestuurders van een motorvoertuig

Bestuurders

A

voetganers

42
Q

Bestuurders zijn:

Alle weggebruikers behalve voetgangers

Alle weggebruikers

Alle weggebruikers behalve voetgangers en ruiters.

A

Alle weggebruikers behalve voetgangers