Thema 5.3 cognitie Flashcards
Emoties volgens Frijda
Frijda beschouwt emoties als veranderingen in actie-of gedragsbereidheid. Emoties worden opgewekt door voor de persoon betekenisvolle gebeurtenissen waarbij de relatie met de omgeving een belangrijke rol speelt. Emoties zijn op te splitsen in:
• Negatieve emoties: Emoties die te maken hebben met verlies, schade of bedreiging.
• Positieve emoties: emoties die door gunstige omstandigheden worden opgeroepen.
• Grensgevallen zoals hoop, tevredenheid, opluchting of medelijden.
Zes basisemoties
Blij, bang, boos, bedroefd, verrassing/verbazing, afschuw/walging. (schaamte enliefde is 8)
Cognitieve affectieve ontwikkelingstheorie
Volgens deze theorie moeten de cognitieve en emotionele ontwikkeling gedurende een groot deel van de levensloop als twee gescheiden processen worden gezien. Er wordt steeds voortgebouwd op voorgaande fasen. Pas in latere volwassenheid vindt integratie plaats die ouderen meer mogelijkheden geven om aanpassingsstrategieën te gebruiken
Theorie van differentiële emoties
De nadruk ligt op de basisemoties. Deze emoties zijn verankerd in het zenuwstelsel en blijven stabiel gedurende ons leven. Toch kan door ontwikkeling van cognitie en gedrag differentiatie in beleving en expressie ontstaan. Hierdoor kan men emoties beter herkennen en ernaar handelen.
Kenmerken van depressie
- Psychisch functioneren (neerslachtig, somber, zorgen maken,
- Lichamelijk functioneren (slaap- eetproblemen, verminderde energie)
- Gedrag (Terugtrekken, geremdheid, agitatie)
Criteria depressie volgens de DSM-V
A. Vijf (of meer) van de volgende symptomen zijn binnen dezelfde periode van twee weken aanwezig geweest en wijken af het eerdere functioneren; minstens één van de symptomen is (1) een sombere stemming, of (2) verlies van interesse
1. Sombere stemming.
2. Duidelijk verminderd(e) interesse of plezier in alle of bijna alle activiteiten,
3. Gewichtsverlies
4. Insomnia of hypersomnia bijna elke dag (geen of veel slaap)
5. Psychomotorische agitatie of vertraging
6. Vermoeidheid of verlies van energie, bijna elke dag
7. Gevoelens van waardeloosheid of schuld
8. Concentratieproblemen.
9. Gedachten aan dood zonder poging of plan.
B. De symptomen veroorzaken klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren.
C. De episode kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een middel of een somatische aandoening
D. Het optreden van de depressieve episode kan niet worden verklaard door een psychiatrische stoornis.
E. Er heeft zich nooit een manische of hypomanische episode voorgedaan.
Prevalentiecijfers depressie bij ouderen
De cijfers lopen uiteen maar ongeveer 15% van de ouderen kampt met een depressieve stoornis. Bij allochtone ouderen ligt dit nog veel hoger (34 bij
Marokkaanse ouderen en 62 bij Turkse). Bij vrouwen komt het vaker voor dan bij mannen en depressie wordt lang niet altijd goed opgemerkt doordat ouderen er niet over praten en/of doordat lichamelijke klachten als leidend worden ervaren.
Oorzaak depressie
- Nature, genetische factoren spelen een belangrijke rol.
* Nurture. Omgeving, eerdere ervaringen, opvoeding enz.
Topdown ontwikkeling van depressie
Teleurstellingen en negatieve levenservaringen kunnen leiden tot depressieve klachten.
Bottom up ontwikkeling van depressie
Depressie ontstaat met een medisch-biologisch aanknopingspunt zoals bijvoorbeeld chronisch slaapgebrek door de geboorte van een baby. Dit kan een fysieke ontregeling op gang brengen wat kan leiden tot piekeren en sombere cognities
Risicofactoren voor depressie
• Biologische factoren.
• Psychologische factoren.
• Sociale factoren.
Vaak is er sprake van interactie tussen de verschillende factoren.
Biologische risicofactoren voor depressie
- Veranderingen bij hogere leeftijd.
- Somatische problemen,
- Functionele beperkingen,
- Overmatig roken en drinken,
- Zintuigbeperkingen,
- Pijn,
- Slaapproblemen,
- Bepaald medicijngebruik (bètablokkers en benzodiazepinen).
Psychologische risicofactoren voor depressie
- Negatieve subjectieve gezondheidsbeleving.
- Persoonlijkheidskenmerken (externe locus of control, neuroticisme en negatief zelfbeeld)
- Disfunctionele coping en gebrek aan self-efficacy.
- Psychopathologie of psychiatrische voorgeschiedenis,
- Stressvolle of ingrijpende levensgebeurtenissen.
Sociale risicofactoren voor depressie
• Geslacht (vrouw)
• Laag opleidingsniveau
• Nooit gehuwd zijn.
• Etniciteit.
• Sociale relaties en vooral verlies daarin.
• Beperkt ervaren aantal relaties en frequentie van contact.
• Ontevredenheid over sociale steun en de aard van sociale activiteiten.
• Leefomstandigheden (alleen wonen, stedelijke omgeving.
• Mantelzorger zijn.
• Gebruik van medische zorg
Verblijf in zorgcetrum
beschermende factoren voor depressie
Ondersteunend netwerk • Psychische veerkracht • Lichamelijke activiteit • Cognitieve stimulatie • Effectieve copingstijl.