Thema 5. Cognitie Flashcards
Deficit model
Legt de nadruk op pathologie, achteruitgang, stoornissen en beperkingen. Het model ging uit van het idee dat veroudering een uniform proces is en dat alle cognitieve verandering voortvloeit uit ouderdom gerelateerde achteruitgang van hersenfuncties. Hierdoor is er een vage grens tussen normale veroudering en pathologische.
Veroudering als multi dimensioneel model
De laatste decennia wordt veroudering gezien als een multi dimensioneel proces. Biologische, psychologische en sociale domeinen beïnvloeden elkaar zowel in positieve als in negatieve zin.
Veroudering als multidirectioneel proces.
Cognitieve veroudering is een multidirectioneel precies. Dit houdt in dat er niet alleen sprake is van toenemende achteruitgang in functioneren maar ook van stabiliteit en groei tot op hoge leeftijd. Dit verschilt enorm van persoon tot persoon. Bij de een begint de achteruitgang al op relatief jonge leeftijd, terwijl de ander nog tot op hoge leeftijd nieuwe dingen leert.
Factoren cognitieve veroudering
- Genetische kwetsbaarheid.
- Intellectueel ondersteunende omgeving.
- Levensstijl
- (Chronische) ziekte
- Cognitief functioneren op middelbare leeftijd.
Leeftijd gerelateerde cognitieve veranderingen
Leeftijd gerelateerde cognitieve veranderingen zijn op te splitsen in: • Intelligentie • Informatieverwerkingssnelheid. • Aandacht en werkgeheugen • Geheugen • Visuospatiële vaardigheden en visuoconstructie. • Taal • Executieve functies
Veroudering en intelligentie
De intelligentie bij cognitieve veroudering is op te splitsen in:
• Crystallized intelligence. Afhankelijk van wat iemand heeft aangeleerd door eerdere ervaringen. Door veelvuldig oefenen neemt de vaardigheid een vaste
vorm aan. Deze vaardigheden (fietsen, lopen, een taal spreken, algemene kennis) worden gedurende het leven steeds krachtiger.
• Fluid intelligence. Deze vorm van intelligentie wordt aangesproken in situaties waar de vertrouwde oplossingen niet van toepassing of beschikbaar zijn. Er wordt een beroep gedaan op de informatieverwerking, executieve functies, expliciet geheugen en psychomotorische vaardigheden. Dit neemt af vanaf 30 jaar met een versnelling vanaf 60 jaar.
Snelheid van informatieverwerking
De snelheid waarmee denkprocessen worden uitgevoerd. Vanaf je 30ste neemt dit langzaam steeds meer af. De processing speed theory van Salthouse gaat ervan uit dat deze vertraging in informatieverwerking verantwoordelijk is voor een groot deel van de leeftijd gerelateerde veranderingen in andere domeinen. Dit effect kan via twee mechanismen verklaard worden.
• Wanneer meerdere denkstappen genomen moeten worden, en deze kosten tijd, dan blijft er weinig tijd over voor de volgende stappen. B.v. wanneer er gevraagd wordt naar de weg dan onthoud je de eerste aanwijzingen.
• Het product van een eerdere denkstap is alweer vergeten bij uitvoering van een latere denkstap. B.v. bij het vertalen van een zin zijn eerdere worden alweer kwijt.
Aandacht
Het vermogen om de aandacht over lange tijd vast te houden blijft tot op hoge leeftijd grotendeels stabiel. De complexere aandacht functies zoals selectieve aandacht, verdeelde aandacht en verleggen van aandacht (switchen) gaan achteruit.
Geheugen
Het geheugen van ouderen neemt af maar niet op elk vlak. Verschillende verklaring kunnen zijn dat de verschillen in prestatie gerelateerd kunnen zijn aan:
• Een verminderde snelheid van informatieverwerking.
• Een verminderd vermogen om irrelevante informatie te negeren.
• Het verminderde gebruik van strategieën om het leren/geheugen te verbeteren.
Uitgestelde vrije reproductie
Spontaan informatie uit het geheugen opdiepen zonder cue. Dit neemt af bij veroudering.
Brongeheugen
Source memory. Weten wat de bron is van de opgeslagen info. Dit neemt af.
Werkgeheugen
Informatie tijdelijk onthouden en tegelijkertijd bewerken of manipuleren. Dit neemt af bij veroudering. Verschillende factoren lijken hierin aan bij te dragen, zoals verminderde aandacht, informatieverwerkingssnelheid en het vermogen om
irrelevante informatie te onderdrukken.
Temporal order geheugen
Je de volgorde in de tijd waarin gebeurtenissen zich hebben afgespeeld herinneren. Dit neemt af bij veroudering
Episodisch geheugen
Het geheugen voor persoonlijk ervaren gebeurtenissen die zich op een specifieke plaats en tijd hebben afgespeeld. Het episodisch geheugen wordt onderverdeeld in
• Inprenten (encoderen) Dit wordt moeizamer bij het ouder worden.
• Vasthouden (Retentie)
• Opdiepen (retrieval/racall en recognitie) Door moeite met inprenten wordt ook opdiepen moeizamer.
Brongeheugen en temporal order-geheugen zijn onderdelen van het episodisch geheugen.
Prospectieve geheugen
Voorgenomen handelingen onthouden die in de toekomst moeten worden uitgevoerd en deze op het juiste moment herinneren. Dit neemt af bij veroudering.