Thema 2. Veroudering vanuit een levensloopperspectief. Deel 3 Flashcards
Prolonged grief disorder (PGD)
De gecompliceerde rouw verder uitgewerkt tot de PGD rouwstoornis. Deze kan gemeten worden m.b.v. de Inventory of Complicated Grief (ICG) Gecompliceerde
rouw en PGD zijn echter niet opgenomen in de DSM-V.
Persistent complex
bereavement
disorder (PCRS)
Persisterende complexe rouwstoornis. Deze is opgenomen in de DSM-V echter als ‘nog nader onderzoek behoevend’. Gecompliceerde of verstoorde rouw wordt dus nog niet als aparte stoornis gezien. De classificatiecriteria die zijn voorgesteld:
A. De betrokkene heeft de dood meegemaakt van iemand met wie hij een hechte relatie had.
B. Na het overlijden is minstens één van de volgende symptomen meer dagen wel dan niet en gedurende minstens één jaar voorgekomen.
• Kwellend verlangen naar overledene.
• Intens verdriet en emotionele pij
• Preoccupaties met de overledene.
• Preoccupaties met de omstandigheden.
C. Na het overlijden zijn minstens zes van de volgende symptomen meer dagen wel dan niet en gedurende minstens één jaar voorgekomen.
• Duidelijke moeite met accepteren van overlijden.
• Ongeloof ervaren
• Moeite hebben met positieve herinneringen ophalen.
• Bitterheid of boosheid
• Maladaptieve beoordeling van zichzelf
• Herinneringen vermeiden.
• De wens om te sterven
• Moeite om anderen te vertrouwen.
• Zich alleen of onthecht voelen
• Zinloosheid van het leven voelen
• Verwarring over de eigen rol
• Moeite of tegenzin om eigen interesses weer op te pakken.
D. De stoornis veroorzaakt lijdensdruk of beperkingen in het functioneren.
E. De rouwreactie is buiten proportie ten opzichte van religieuze of bij leeftijd passende normen.
Kritiek op PCRS
- Er is geen onderzoek dat heeft aangetoond dat juist deze symptomen indicatief zijn voor verstoorde verliesverwerking.
- Er zijn bij C zoveel criteria vermeld waarvan er maar zes nodig zijn waardoor er duizenden beelden van PCRS kunnen bestaan.
- Criteria A sluit andere verliezen uit.
- De symptomen zijn geclusterd in separatieangst (B) en reactief lijden en ontwrichting (C). Dit onderscheid heeft verder geen implicaties.
Verschil depressie en complexe rouw.
Bij rouwsymptomen gaat het vooral om de overledene. Bij depressieve gevoelens gaat het om wanhoop en uitzichtloosheid, de dierbare minder op de voorgrond.
Meetinstrumenten voor rouw.
• Rouw Vragenlijst (RVL). Vertaalt vanuit het Engelse Inventroy of Complicated Grief. Een
elfrapportagevragenlijst voor het meten van potentieel
problematische rouwsymptomen.
• Rouw Cognitie Vragenlijst (RCV). Een vragenlijst voor het in kaart brengen van negatieve gedachten en opvattingen.
Diagnostiek van rouw.
Allereerst moet er inzicht komen op de intensiteit van de rouwproblemen. Dit kan m.b.v. de meetinstrumenten. Daarna moet er inzicht komen op de factoren die de
problemen in stand houden. Voorbeelden hiervan zijn.
• De mate waarin het verlies in het bewustzijn van de nabestaande geïntegreerd is.
• Negatieve cognities, hoe denkt iemand over zichzelf en zijn toekomst. (RCV)
• Onhandige vermijdingsstrategieën.
Interventies bij rouw(problemen)
Er zijn drie vormen van interventies bij rouw en rouwproblemen.
• Psycho-educatie. Hiermee het normaliseren van de eigen rouwreacties.
• Rouwbegeleiding. Dit sluit aan bij de 4 rouwtaken.
• Rouwtherapie. Geschikt bij gecompliceerde rouw maar er zijn nog maar weinig gecontroleerde onderzoeken uitgevoerd naar behandeling. De
vermijdingsreacties worden aangepakt
Vermijdingsreacties.
- Vermijding van de realiteit van het overlijden.
- Vermijding van gevoelens.
- Vermijding van bepaalde situaties of voorwerpen.
- Vermijding van praten over het verlies.
Onderreactie versus overreactie.
Bij onderreactie toont de persoon nauwelijks enige reactie op de gebeurtenis. Dit kan vermijding of uitgestelde rouw zijn maar dit hoeft niet.
Bij overreactie is de persoon dag in dag uit bezig met het verlies. Dit kan uitlopen in chronische rouw.
Effectieve behandeling van rouw
• Een combinatie van exposure en cognitieve therapie blijkt effectief te zijn.
• Complicated grief treatment. Een 16 sessies tellende individuele behandeling die in drie fases verdeeld is.
1. Een therapeutische relatie opbouwen en het verhaal vertellen.
2. Obstakels wegnemen die normale rouw in de weg staan (vermijdingsgedrag, negatieve denkpatronen, gebrekkige probleemoplossingsvaardigheden).
3. Werken aan persoonlijke doelen en de toekomst vormgeven.
Situationele factoren die specifiek voor ouderen gelden.
- Zingeving. Ouderen zien soms geen doel meer in het leven.
- Meervoudige verliezen: In korte tijd kan men veel verliezen meemaken.
- Meer verwachte dan onverwachte overlijdens.
- Rouw bij verlies van een kleinkind.
Narratieve
benadering en
rouw
Op basis van levensverhalen die ouderen vertellen kunnen de volgende bevindingen over omgaan met verlies en rouw worden vermeld.
• In perioden van rouw/verdriet wordt een bepaalde mate van zelfbeheersing en zelfvertrouwen ontwikkeld, die hielp bij het omgaan met verlies en het behouden van continuïteit en de eigen identiteit
• Veerkracht lijkt toe te nemen na het succesvol omgaan met negatieve gebeurtenissen op verschillende momenten in iemands levensloop
• In perioden na verlies zijn toegang tot ondersteunende sociale netwerken (formeel en informeel) belangrijk.
• Sociale betrokkenheid kan betekenis geven en een gevoel van verbondenheid bewerkstelligen; dit bleek een bruikbare strategie om de (negatieve) effecten van tegenspoed te verminderen, ook in het geval van het overlijden van familie of vrienden.
Wholeness/integrity
Termen die benadrukken dat het in de laatste fase van het leven gaat om een innerlijk gevoel van harmonie en het bereiken van vrede.
Generativiteit
De fase voor ego-integriteit volgens Erikson. In deze fase beseffen ouderen dat hun leven eindig is en dragen zij taken en verantwoordelijkheden over aan de volgende generatie. Dit betekent dat ze meer ondersteunend van betekenis zijn.
Ego-integriteit
De laatste fase volgens Erikson. Mensen die deze fase bereiken treden de dood vaak met berusting tegemoet. Als het ouderen niet lukt deze fase te bereiken, kan dit leiden tot spijt en wanhoop. In veel gevallen leidt dit ook tot angst voor de dood.