Thema 1. Inleiding ouderenpsychologie. Deel 1 Flashcards

1
Q

Wat is oud?

A

Wordt bepaald door demografische ontwikkeling, politiek, beleid, media, bedrijven, maatschappelijke organisaties. Maar vooral door de ouderen zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geschiedenis van de term ‘oud’

A

Pensioenleeftijd heeft lang op 65 jaar gelegen maar door prepensioen werd men ook eerder oud bestempeld. Nu ligt dit op ruim 67 jaar. Voor mensen zelf is 50 vaak een markeerpunt. Het besef dat het leven eindig is. Voor WOII grote verschuiving door minder kindersterfte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Dubbele vergrijzing

A

Minder kindersterfte + langere levensverwachting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Driedeling levensloop

A

Kinderen en jeugdigen (0-20)
Volwassenen (20-65)
Ouderen (65+)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verkenning levensloop

A
Vroege jeugd (0-15)
Jongvolwassenheid (15-30)
Consolidatie en spitsuur (30-60)
Actieve ouderdom (60-80)
Intensieve verzorging (80+)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beeldvorming over ouderen:

A

Ouderen laten het pensioen- en zorgsysteem vastlopen. Maar ook: ouderen zijn goed voor de economie, bij hen zit het grote geld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Loopbaanmanagement

A

Wordt ingezet om mensen langer vitaal en met plezier te laten doorwerken. Toch is dit voor werkgevers nog onvoldoende aan de orde, zij zijn vooral bezig met ontzien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Perspectief op zelfstandigheid

A

Voorheen: in een bejaardentehuis met enige ondersteuning zo zelfstandig mogelijk leven. Nu: thuis blijven wonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Diversiteit in levensloopontwikkeling.

A

Er moet ingespeeld worden op inhoudelijke aspecten van het ouder worden als proces, i.p.v. naar de kalenderleeftijd. Hierbij moet gekeken worden naar diversiteit.
- Maatschappelijke positie.
Cohortverschillen. De nieuwe cohort ouderen wordt anders oud.
Geslacht. Levensverwachting van vrouwen is langer.
SES. Ongelijkheid: hoger opgeleiden hebben langer levensverwachting.
Migratiegeschiedenis. Culturele verwachtingspatroon.
- Individuele verschillen
Persoonlijkheid.
Omgaan met ouder worden
Levensgeschiedenis.
- Verschillen bínnen een individu. Er kan bijvoorbeeld ouderdom worden ervaren op het domein lichamelijke gezondheid maar niet op sociale relaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Healthy ageing model WHO

A

Het model gaat ervan uit dat gezond ouder worden van belang is om het functioneren zoveel mogelijk te bevorderen en te behouden. Dit geldt niet alleen voor mensen die gezond zijn maar ook voor hen met verminderede gezondheid. Er moet geïnvesteerd worden in ieders capaciteit en functioneren zodat mensen zo lang mogelijk zelfstandig blijven. Er is toenemende aandacht voor veerkracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ontwikkeling volgens de ouderenpsychologie

A

Ontwikkeling wordt gezien als:
Groei
Behoud van functioneren.
Omgaan met tegenslagen en verlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

CALTAP

A

Bob Knight en Nancy Pachana hebben de CALTAP ontwikkelt. Contextual Lifespan Theory for Adapting Psychotherapy. Dit is een raamwerk wat inzicht biedt in op welke wijze er aanpassing nodig is in de communicatie, diagnostisch- en behandelproces van ouderen. Het geeft antwoord op de vraag: wat heeft leeftijd met het probleem van doen?
Het model kijkt naar fysieke, psychische en sociale veranderingen van zowel positieve als negatieve aard.
Daarnaast wordt gekeken naar ingrijpende veranderingen of specifieke aandoeningen die wel vaak voorkomen maar niet per sé met leeftijd te maken hebben.
De cultuur is de sociale context. Iemand met grotere sociale verbondenheid zal eenzelfde probleem mogelijk minder zwaar ervaren dan een ander.
Het cohort bepaald hoe erover ouder worden gedacht wordt. Zowel door de oudere als door de therapeut.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Aging Perceptions Questionnaire (APQ)

A

Vragenlijst voor het meten van de attitude tegenover eigen veroudering. De vragenlijsten is op te delen in zeven dimensies.

  • Chronische tijdslijn: het bewustzijn van de eigen veroudering verloopt chronisch/is altijd aanwezig.
  • Cyclische tijdslijn: het bewustzijn van de eigen veroudering verloopt cyclisch: het komt en gaat in golfbewegingen.
  • Positieve consequenties van het ouder worden.
  • Negatieve consequenties van het ouder worden.
  • Emotionele representaties: welke emotionele reactie roept veroudering op.
  • Positieve controle: Het gevoel zelf controle te kunnen uitoefenen op positieve ervaringen.
  • Negatieve controle: Het gevoel geen controle te kunnen uitoefenen op negatieve ervaringen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Factoren van beïnvloeding van het levenspad

A

Normatief leeftijdsgebonden gebeurtenissen.
Normatief historische gebeurtenissen
Niet normatieve gebeurtenissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ouderen-psychologie richt zich op: + nadeel

A

Ouderenpsychologen richten zich op het voorkomen en behandeling van psychische klachten en stoornissen. Maar als geestelijke gezondheid alleen gezien wordt als de afwezigheid van klachten en stoornissen dan ligt de nadruk op wat er misgaat. De ouder wordende persoon om wie het gaat wordt vergeten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Perspectieven op geestelijke gezondheid voor ouderen.

A
  • Geestelijke gezondheid kan niet worden losgekoppeld van de sociale, psychische en biologische domeinen.
  • Geestelijke gezondheid is meer dan afwezigheid van klachten en stoornissen. Het gaat ook om het welbevinden en ind. en maatschappelijk functioneren.
  • Geestelijke gezondheid moet worden gezien in de maatschappelijke context. Het beeld over ouderen is medebepalend hoe met ouderen wordt omgegaan
  • Narratieve benadering.
17
Q

Levensloopperspectief.

A

Ouderdom wordt niet gezien als een aparte levensfase en ouderen worden niet gezien als een aparte groep. Het proces van ouder worden wordt benaderd als een aspect van ontwikkeling die gedurende de gehele levensloop plaatsvindt.

18
Q

Principes van levensloopontwikkeling

A

Levensloopontwikkeling is multidimensioneel en multidirectioneel. Ontwikkeling speelt zich af op verschillende dimensies die elkaar onderling kunnen beïnvloeden
Fysieke dimensie
Sociale dimensie
Psychologische dimensie

19
Q

Processen van levensloopontwikkeling

A

Processen van levensloopontwikkeling kan onderverdeeld worden in:

  • Pathologische ontwikkeling. Processen die foutlopen en resulteren in ziekte.
  • Normale ontwikkeling. Statisch verschijnsel, het gemiddelde.
  • Succesvolle ontwikkeling. De positieve uitzondering op de normale ontwikkeling.
  • Optimale ontwikkeling. De best denkbare ontwikkeling. Het ideaalbeeld van ouder worden onder de perfecte omstandigheden.
20
Q

Disengagement versus activity

A

Disengagement theorie gaat ervan uit dat je goed ouder wordt door je langzaam terug te trekken uit de samenleving en het leven. Dit is een natuurlijke reactie op de verminderde vitaliteit en het naderende einde.
Activity theorie gaat ervan uit dat je goed ouder wordt door juist actief te blijven deelnemen aan het leven en de samenleving.

21
Q

Model voor succesvol ouder worden

A

Model van Rowe en Kahn. Een multidimensionale kijk op de levensloop-ontwikkeling. Succesvol ouder worden gaat gepaard met
Een kleine kans op ziekte.
Goed fysiek en cognitief functioneren.
Actieve betrokkenheid bij het leven.
Er is nog steeds discussie over de vraag welke factoren bepalend zijn voor iemands succes op latere leeftijd. kritiek: er moet meer gekeken worden naar de manier waarop iemand omgaat met ouder worden.

22
Q

Twee kanten van omgaan met ouder worden

A

Plasticiteit en aanpassingsvermogen.

Autonomie en sturing.

23
Q

SOC model

A

Een model ontwikkelt door Paul Baltes en Margaret Baltes. Dit model beschrijft verschillende vormen van ontwikkelingsregulatie. Een goed gebruik van deze vormen is volgens Baltes een kenmerk van succesvol ouder worden.
S = Selectie. Dit proces vindt gedurende het hele leven plaats. Je maakt constant keuzes in je leven, wat wil ik bereiken? Voor ouderen heeft het vooral te maken met de selectie van belangrijke dingen in het leven waar je je tijd aan wilt besteden.
O = Optimalisatie. Gedrag met als doel een hoger niveau van functioneren te behalen. Dit kan door vaardigheden te trainen maar ook door hulpbronnen te gebruiken.
C = Compensatie. Het proces waarbij verlies of achteruitgang wordt opgevangen om een bestaand niveau van functioneren zoveel mogelijk te handhaven.

24
Q

SEST theorie

A

De socio-emotionele-selectiviteitstheorie van Carstensen e.a. Het gaat ervan uit dat levensloopontwikkeling twee motieven kent.
1. Het motief om dingen te leren kennen.
2. Het motief om emoties te reguleren.
Welk motief op de voorgrond staat hangt af van de levensfase waarin je zit en de hoeveelheid levenstijd die je nog voor je ziet. Oudere mensen richten zich meer op het tweede motief. Men geeft de voorkeur aan zaken uit het leven die een vertrouwd en positief gevoel opleveren.

25
Q

Levenslooppsychologie biedt:

A

Biedt een kader van waaruit de ouderenpsycholoog de oudere als individu kan benaderen, kijkend naar de biologische, psychische en sociale ontwikkeling.
Biedt inzicht in de manier waarop mensen bijdragen aan hun eigen ontwikkeling.

26
Q

Definitie van geestelijke gezondheid volgens de WHO

A

Een goede geestelijke gezondheid heeft een hoog niveau van welbevinden in samenhang met een goed individueel en maatschappelijk functioneren. De standaarden die hierbij gelden zijn geluk, zelfrealisatie en maatschappelijke integratie

27
Q

Filosofische visies op het goede leven.

A

Hedonistische visie: het streven naar geluk. Aristippus en epicurus: goed leven is een leven met veel genot en weinig pijn.
Eudemonische visie van Aristoteles: de ontwikkeling van karakter en deugden stonden centraal. Het streven naar zelfrealisatie.
Tegenwoordig worden beide visies naast elkaar gebruikt.

28
Q

Criteria voor welbevinden.

A

Emotioneel welbevinden.
Psychologisch welbevinden.
Sociaal welbevinden.

29
Q

Emotioneel welbevinden

A

Dit bevat zowel de balans tussen positieve en negatieve gevoelens als emotionele subjectieve beoordeling van het eigen leven en diens domeinen. Emotioneel welbevinden is een hedonistische stroming en heeft de volgende onderdelen.

  • Levenstevredenheid.
  • Interesse
  • Positieve gevoelens.
30
Q

Psychologisch welbevinden.

A

Zes dimensies beschrijven samen het streven naar zelfrealisatie.

  • Doelgerichtheid
  • Persoonlijke groei
  • Autonomie
  • Omgevingsbeheersing
  • Zelfacceptatie. Een positief beeld van de eigen ik en de tekortkomingen.
  • Positieve sociale relaties
31
Q

Sociaal welbevinden

A

Je rol in de maatschappij. Vijf dimensies geven een beeld van iemands maatschappelijk functioneren.

  • Sociale acceptatie (aanvaarden van de aard van de mens)
  • Sociale coherentie (het begrijpen van de sociale wereld)
  • Sociale groei (het gevoel dat de maatschappij zich positief ontwikkelt)
  • Sociale bijdrage.
  • Sociale integratie.