Thema 5 Basisstof 3 (Horen En Zien) Flashcards

1
Q

Gehoorzintuigen

A

Organen in het oor die reageren op geluid
Geluiden zijn trillingen van de lucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Oorschelp

A

Buitenste deel van het oor dat trillingen opvangt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gehoorgang

A

Deel van het oor dat geluiden naar het trommelvlies geleidt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Trommelvlies

A

Deel van het oor dat door geluiden in trilling wordt gebracht
Het brengt de gehoorbeentjes aan het trillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Oorsmeerkliertjes

A

Kliertjes in de gehoorgang die oorsmeer produceren
Oorsmeer houdt het trommelvlies soepel, zodat het goed kan trillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Trommelholte

A

Met lucht gevulde holte achter het trommelvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Gehoorbeentjes

A

Deel van het oor dat trillingen van het trommelvlies doorgeeft aan het venster
Drie gehoorbeentjes: hamer, aambeeld en stijgbeugel
Stijgbeugel: verbonden met het venster (een dun vlies) aan de andere kant van het venster ligt het slakkenhuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Slakkenhuis

A

Deel van het oor dat bestaat uit vloeistof, het basilair membraan en zintuigcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Gehoorzenuw

A

Deel van het oor dat impulsen naar de hersenen geleidt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Buis van Eustachius

A

Deel van het oor dat de trommelholte met de keelholte verbindt
De wanden van de buis liggen meestal tegen elkaar aan gedrukt, zodat de buis dicht is
Als je slikt of gaapt gaat de buis open er gaat dan lucht van de trommelholte naar de keelholte en omgekeerd
Hierdoor wordt de luchtdruk van beide zijden van het trommelvlies gelijk, dit is nodig om het trommelvlies goed te laten trillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Harde oogvlies

A

Witte buitenste laag van de oogwand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Oogspieren

A

Spieren die het oog in de gewenste richting draaien
Ze zitten aan de harde oogvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Pupil

A

Opening in de iris waardoor licht het oog binnenkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoornvlies

A

Voortzetting van het harde oogvlies aan de voorkant van de iris en pupil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Traanklieren

A

Klieren die traanvocht produceren
Onder de huid boven de ogen liggen ze
Door te knipperen verspreiden de oogleden het traanvocht over de ogen
Traanvocht beschermt de ogen tegen uitdroging en reinigt de ogen, het traanvocht wordt afgevoerd naar de neusholte door de traanbuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Glasachtig lichaam

A

Geleiachtige massa in het oog

17
Q

Lens

A

Deel van het oog dat zich achter de iris en de pupil bevindt en dat ervoor zorgt dat je scherp kunt zien

18
Q

Vaatvlies

A

Middelste, goed doorbloede laag van een oogwand dat zorgt voor de voeding van het oog

19
Q

Netvlies

A

Binnenste laag van de oogwand waar zintuigcellen in liggen

20
Q

Oogzenuw

A

Zenuw in het oog die impulsen naar de hersenen geleidt

21
Q

Gele vlek

A

Plaats in het centrum van het netvlies met zintuigcellen waarmee je het scherpst kunt zien

22
Q

Blinde vlek

A

Plaats in het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat en waar geen zintuigcellen liggen

23
Q

Pupilreflex

A

Reflex waarmee de grootte van de pupil wordt aangepast aan de hoeveelheid licht
Bij veel licht wordt je pupil kleiner, bij weinig ligt wordt je pupil groter

24
Q

Bijziend

A

Alleen van dichtbij scherp kunnen zien
Als hij verweg kijkt komt het beeld voor het netvlies terecht, de ooglens is te bol of de oogbol is te lang (te diep)
Holle lenzen zorgt ervoor dat je weer verweg kan kijken

25
Q

Holle lenzen

A

Lenzen die bijziendheid corrigeren

26
Q

Verziend

A

Alleen in de verte scherp kunnen zien
Als hij dichtbij kijkt komt het beeld achter de netvlies terecht, de ooglens is te plat of de oogbol is te kort
Met bolle lenzen kan hij weer dichtbij kijken

27
Q

Bolle lenzen

A

Lenzen die verziendheid corrigeren

28
Q

Iris

A

Gekleurd gedeelte van het oog
In de Iris zit een opening de pupil

29
Q

De weg van trillingen en impulsen als je geluid hoort

A

geluid (trillingen)->oorschelp->gehoorgang->trommelvlies->gehoorbeentjes->venster in het slakkenhuis->vloeistof in het slakkenhuis->zintuigcellen worden geprikkeld->impulsen ontstaan->gehoorzenuw->hersenen

30
Q

wenkbrauwen

A

Zorgen ervoor dat zweet of ander vocht niet in je ogen loopt

31
Q

Wimpers

A

Beschermen de ogen tegen vuil en te fel licht

32
Q

Werking van de ogen

A

Licht dat je ogen binnenvalt, gaat eerst door de lens. De lens kan boller en platter worden zo komen de lichtstralen precies op de gele vlek van het netvlies vallen
De lens keert het beeld om maar je hersenen zetten het weer recht