Thema 5 Basisstof 3 (Horen En Zien) Flashcards
Gehoorzintuigen
Organen in het oor die reageren op geluid
Geluiden zijn trillingen van de lucht
Oorschelp
Buitenste deel van het oor dat trillingen opvangt
Gehoorgang
Deel van het oor dat geluiden naar het trommelvlies geleidt
Trommelvlies
Deel van het oor dat door geluiden in trilling wordt gebracht
Het brengt de gehoorbeentjes aan het trillen
Oorsmeerkliertjes
Kliertjes in de gehoorgang die oorsmeer produceren
Oorsmeer houdt het trommelvlies soepel, zodat het goed kan trillen
Trommelholte
Met lucht gevulde holte achter het trommelvlies
Gehoorbeentjes
Deel van het oor dat trillingen van het trommelvlies doorgeeft aan het venster
Drie gehoorbeentjes: hamer, aambeeld en stijgbeugel
Stijgbeugel: verbonden met het venster (een dun vlies) aan de andere kant van het venster ligt het slakkenhuis
Slakkenhuis
Deel van het oor dat bestaat uit vloeistof, het basilair membraan en zintuigcellen
Gehoorzenuw
Deel van het oor dat impulsen naar de hersenen geleidt
Buis van Eustachius
Deel van het oor dat de trommelholte met de keelholte verbindt
De wanden van de buis liggen meestal tegen elkaar aan gedrukt, zodat de buis dicht is
Als je slikt of gaapt gaat de buis open er gaat dan lucht van de trommelholte naar de keelholte en omgekeerd
Hierdoor wordt de luchtdruk van beide zijden van het trommelvlies gelijk, dit is nodig om het trommelvlies goed te laten trillen
Harde oogvlies
Witte buitenste laag van de oogwand
Oogspieren
Spieren die het oog in de gewenste richting draaien
Ze zitten aan de harde oogvlies
Pupil
Opening in de iris waardoor licht het oog binnenkomt
Hoornvlies
Voortzetting van het harde oogvlies aan de voorkant van de iris en pupil
Traanklieren
Klieren die traanvocht produceren
Onder de huid boven de ogen liggen ze
Door te knipperen verspreiden de oogleden het traanvocht over de ogen
Traanvocht beschermt de ogen tegen uitdroging en reinigt de ogen, het traanvocht wordt afgevoerd naar de neusholte door de traanbuis
Glasachtig lichaam
Geleiachtige massa in het oog
Lens
Deel van het oog dat zich achter de iris en de pupil bevindt en dat ervoor zorgt dat je scherp kunt zien
Vaatvlies
Middelste, goed doorbloede laag van een oogwand dat zorgt voor de voeding van het oog
Netvlies
Binnenste laag van de oogwand waar zintuigcellen in liggen
Oogzenuw
Zenuw in het oog die impulsen naar de hersenen geleidt
Gele vlek
Plaats in het centrum van het netvlies met zintuigcellen waarmee je het scherpst kunt zien
Blinde vlek
Plaats in het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat en waar geen zintuigcellen liggen
Pupilreflex
Reflex waarmee de grootte van de pupil wordt aangepast aan de hoeveelheid licht
Bij veel licht wordt je pupil kleiner, bij weinig ligt wordt je pupil groter
Bijziend
Alleen van dichtbij scherp kunnen zien
Als hij verweg kijkt komt het beeld voor het netvlies terecht, de ooglens is te bol of de oogbol is te lang (te diep)
Holle lenzen zorgt ervoor dat je weer verweg kan kijken