Thema 2 Basisstof 5 (De Celkern) Flashcards
chromosomen
Dunne ‘draden’ bestaande uit DNA die alles regelt wat er in de cel gebeurt:
Ze liggen in wirwar door elkaar. Onder de microscoop kun je ze niet zien alleen als de cel zich gaat delen
Dat worden ze korter en dikker
Een mens heeft 46 chromosomen.
lichaamscellen
De cellen waaruit je lichaam is opgebouwd:
Voorbeelden van lichaamscellen zijn huidcellen, levercellen, spiercellen.
DNA
Chromosomen bestaat voor een groot deel uit de stof DNA
Twee strengen opgebouwd uit vier basen die informatie voor je erfelijke eigenschappen bevatten
DNA kun je je voorstellen als een wenteltrap met meer dan een miljoen treden
Basen
4 onderdelen van DNA die worden aangegeven met de letters A en T of T en A, C en G of G en C
Basenparen
Twee basen die precies in elkaar passen dit zijn: A, T en C, G
erfelijke eigenschappen
eigenschappen waarvoor je de informatie van je ouders erf:
Welke eigenschappen je precies in krijgt in het leven, heeft niet alleen te maken met je DNA. Maar ook je omgeving en je levenswijze hebben daar invloed op
Gen
basenparen die samen nodig zijn voor één of meer eigenschappen:
DNA bevat informatie over honderden tot duizenden eigenschappen. Voor elk eigenschap zijn er duizenden basenparen nodig.
De basenparen van een gen kunnen naast elkaar liggen, maar meestal zijn ze verdeeld DNA van een of meer chromosomen
Wat bevat 1 gen?
De informatie van 1 of meer eigenschappen.
Wat bevatten alle genen?
alle informatie voor je erfelijke eigenschappen. Zo bevat elke lichaamscel dus alle erfelijke informatie van een organisme. Een cel gebruikt alleen genen die hij nodig heeft.
De functie van de DNA
Er is veel informatie in opgeslagen:
Het DNA bevat informatie voor al je eigenschappen