Thema 3: H6 Flashcards

1
Q

Wat is een van de sterkste determinanten van menselijk gedrag?

A

De behoefte aan een stabiel, positief zelfbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschrijf de cognitieve dissonantietheorie

A
  1. Drijfveer of onaangenaam gevoel van spanning dat wordt veroorzaakt door 2 of meer onverenigbare cognities.
  2. Doordat men handeling verricht die in tegenspraak is met de gebruikelijke positieve opvatting van zichzelf. Meer zelfbewustzijn –> meer ongemak.
  3. Veroorzaakt altijd ongemak en niet altijd aangenaam.
  4. Sterks als mensen zich gedragen op manieren die hun zelfbeeld bedreigen. Reactie: ongemak reduceren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Benoem 3 manieren om dissonantie te reduceren

A
  1. VERANDEREN GEDRAG zodat het in overeenstemming komt met dissonante cognitie. Vb: stoppen met roken omdat je er longkanker van krijgt
  2. RECHTVAARDIGEN gedrag DOOR 1 vd dissonante COGNITIE/GEDACHTE VERANDEREN. vb. perceptie van de gevaren te temperen: roken ontspant en is dus ook goed voor de gezondheid
  3. Gedrag rechtvaardigen door NIEUWE COGNITIES/GEDACHTE TOE TE VOEGEN. Vasthouden aan een levende uitzondering als een opa van 90 die zijn hele leven al rookt of het filter houdt het merendeel van de schadelijke stoffen tegen. Zelfbevestiging.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is zelfbevestiging?

A
  1. Onszelf herinneren aan 1 of meer positieve eigenschappen en zo de AANDACHT AFLEIDEN van het slechte gedrag is ook een vorm van een nieuwe cognitie toevoegen.
  2. Plausibele argumenten worden beter onthouden dan argumenten die de tegengestelde opinie ondersteunen
  3. Mensen denken rationaliserend ipv rationeel. Informatie vervormen zodat het past bij de oude informatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beschrijf de impact bias

A

We overschatten de intensiteit en duur van onze negatieve emotionele reacties op toekomstige negatieve gebeurtenissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom overschatten we de pijn van een teleurstelling?

A

Doordat het proces van dissonantiereductie grotendeels onbewust verloopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe verhouden dissonantie en zelfconcept?

A
  1. Dissonantie meest pijnlijk bij mensen met hoge eigenwaarde
  2. Hogen eigenwaarde kan dienen als buffer tegen oneerlijk of zelf ondermijnend gedrag
  3. Zelfbevestiging alleen effectief als het veranker is in de realiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Benoem 5 kenmerken van dissonantie en beslissingen

A
  1. Postdecision dissonance: voor- en afkeuren vervormen
  2. Onomkeerbaarheidsprincipe: hoe de belangrijker de beslissing, hoe groter de dissonantie
  3. Lowballing: illusie van onomkeerbaarheid
  4. Beslissing om je immoreel te gedragen
  5. Dissonantie en persoonlijke waarden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Watt is postdecision dissonance

A

Dissonantie die optreedt nadat men een beslissing heeft genomen en die over het algemeen wordt gereduceerd door een aantrekkelijkheid van het gekozen alternatief te vergroten en die van het verworpen alternatie te verkleinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het onomkeerbaarheidsprincipe?

A

Hoe definitiever en onomkeerbaar de beslissing is, hoe groter de behoefte om de dissonantie te reduceren.

vb: als foto niet geruild kan worden, waardeert men de gekozen foto het meest en is de dissonantie het meest gereduceerd. De onomkeerbaarheid van een besluit maakt ons ook gelukkiger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is lowballing

A
  1. Illusie van onomkeerbaarheid
  2. Gewetenlozen strategie waarbij een verkoper een klant verleidt om iets te kopen door een zeer lage prijs te bieden, vervolgens te beweren dat het een vergissing was en de prijs te verhogen. Vaak stemt de klant alsnog in met de koop tegen de hogere prijs
  3. Onomkeerbaarheid van een beslissing leidt altijd tot een verhoging van de dissonantie en de motivatie die te reduceren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem 3 reden waarom lowballing werkt

A
  1. illusie van onomkeerbaarheid
  2. teleurstelling
  3. De moeite van een nieuwe aankoop weegt niet op tegen de waarschijnlijk niet veel hogere kostprijs

Door de dissonantiereductie en de illusie van onomkeerbaarheid vergroten verkopers de kans dat je het product tegen hun prijs koopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Benoem kenmerken van de beslissing om je immoreel te gedragen

A
  1. Dissonantiereductie kan mensen na een moeilijke beslissing aanzetten tot ethisch of juist minder ethisch gedrag in de toekomst.
  2. vb spieken: na nemen beslissing kunnen je attitudes over spieken veranderen. wel spieken –> dissonantie reduceren: ‘iedereen doet het’; niet spieken –> strengere attitude ‘ spieken is misdaad’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe verandert dissonantie onze persoonlijke waarde?

A
  1. Verandering van attitudes is niet een rationalisatie van eigen gedrag, maar een werkelijke verandering in iemands waardesysteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe verschilt dissonantie per cultuur?

A
  1. Collectivistische culturen: verwachting is meer gedrag gericht op handhaving harmonie dan neiging tot zelfrechtvaardiging. Maar: zelfrechtvaardiging aanwezig!
  2. Onderzoek Japanners vs Amerikanen –> wisselwerking tussen waargenomen privacy of publieke zichtbaarheid van de gemaakte keuze en de cultuur als het gaat om de vaststelling of er dissonantie ontstaat en als de keuze gerechtvaardigd moet worden
  3. Immigranten en dissonantie bij hun kinderen. Veel dissonantie –> problemen, slechter op school en ruzie ouders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Beschrijf rechtvaardiging van inspanning

A
  1. Neiging om iets waar je hard voor hebt gewerkt aantrekkelijker te gaan vinden
  2. Verband inspanning en dissonantiereductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Beschrijf externe rechtvaardiging

A

Reductie van dissonantie door te verwijzen naar een reden of verklaring buiten de betrokkene.

Vb Ontvangen grote beloning of vermijden zware straf. Je cognitie dat het belangrijk is om mensen die je aardig vindt geen pijn te doen geeft je voldoende externe rechtvaardiging voor leugentje om bestwil. Je ervaart geen dissonantie

18
Q

Beschrijf interne rechtvaardiging

A

Reductie van dissonantie door iets in ZICHZELF te veranderen

vb attitudes of gedrag

19
Q

Beschrijf counter-attitudinal advocacy

A

Redenering om de dissonantie op te heffen die ontstaat als je een mening verkondigt die in tegenspraak is met je eigen opvattingen of attitudes. Wanneer er weinig externe rechtvaardiging is, als we niet gemotiveerd worden door iets buiten onszelf, gaan we over tot intern rechtvaardigen –> meer geloven wat we hebben gezegd.

Als er grote beloning tegenover staat zijn mensen minder gemotiveerd hun attitude te veranderen

20
Q

Hoe hangen straf en zelfoverreding samen?

A

Zware straffen leert ons alleen om te voorkomen dat we worden betrapt.

Licht dreigement –> externe rechtvaardiging laag –> behoefte aan interne rechtvaardiging laag

21
Q

Beschrijf dissonantie en onvoldoende straf

A

Dissonantie die ontstaat als iemand te weinig externe rechtvaardiging ervaart voor het weerstaan van de gewenste activiteit of een gewenst voorwerp: gewoonlijk zal de betrokkene de verboden activiteit of het onbereikbare voorwerp dan minder aantrekkelijk vinden. Ook bij jonge kinderen.

22
Q

Beschrijf hoe dissonantie werkt bij subtiele rechvaardigingen

A

Wanneer je iets doet om een vriendin een plezier te doen zal het gaan om externe rechtvaardiging en zal je het minder leuk ervaren dan wanneer je het doet voor een vreemde en het een interne rechtvaardiging betreft. Figuur 6.4

23
Q

Is zelfoverreding duurzaam?

A

Doordat mensen zichzelf, na een interne rechtvaardiging, overtuigen van een opvatting om iets te rechtvaardigen wat ze bv hebben. opgegeven, is duurzamer dan directe poging tot overreding bij externe verleiding of druk

24
Q

Wat is zelfoverreding?

A

Langdurige vorm van attitudeverandering die het gevolg is van zelfrechtvaardiging

25
Q

Beschrijf hypocrisie

A

Hypocrieten beoordelen anderen strenger dan mensen die ze dat onethische gedrag niet vertonen. Presenteren zichzelf deugdzame en ethischer dan wie dan ook. Polariseren hun oordeel, zien in anderen meer kwaad en in zichzelf meer rechtschapenheid

26
Q

Beschrijf het hypocrisie-inductie

A

Mensen bewust maken van hun dissonantie tussen wat ze zeggen en wat ze doen, met als doel. mensen aan te zetten tot verantwoordelijk gedrag. Toe te passen bij oa stoppen met roken en eetstoornissen

27
Q

Beschrijf het hypocrisieparadigma

A

Kan helpen om gedrag te veranderen.

vb onderzoek condoomgebruik. Mensen in de hypocrisieconditie (die voorlichtingsvideo moesten maken na geattendeerd te zijn geweest op eigen condoom gebruik) veranderden gedrag, duurzaam

28
Q

Beschrijf het Benjamin Franklin-effect

A

Dissonantietheorie: We gaan de persoon na het verlenen van een gunst aardiger vinden.

Franklin: opponent vragen belangrijk boek aan hem uit te lenen –> relatie verbeterde –> vriendschap.

Ook als we iemand al aardig vinden, vinden we hem daarna nog aardiger

29
Q

Hoe draagt slachtoffers ontmenselijken bij aan dissonantie?

A
  1. Door vijanden te dehumaniseren (middels taal) zal dissonantie reduceren.
  2. Zelfrechtvaardiging volgt op het begaan van wrede daden en veroorzaakt het niet
  3. Onvermogen om dissonantie te reduceren na het doden van onschuldige burgers is grote oorzaak PTSS
  4. Hoe dichter mensen in de buurt zijn van de plaats waar de wreedheden begaan worden, hoe groter de behoefte dissonantie te reduceren is. Vb marteling toeschouwer vs op afstand
30
Q

Beschrijf de zelfverificatietheorie

A

Het idee dat mensen behoefte hebben om bevestiging te zoeken voor hun zelfconcepten, of die nu positief zijn of negatief. In sommige situaties kan die behoefte in conflict komen met het verlangen om een positief beeld van zichzelf in stand te houden

31
Q

Beschrijf zelfrechtvaardiging

A

Neiging om de eigen acties te rechtvaardigen om daarmee het gevoel van eigenwaarde in stand te houden

32
Q

Wat als zelfverificatie en zelfrechtvaardiging conflicteren?

A
  1. Dan verlangen stabiel zelfconcept groter dan verlangen onszelf in positief daglicht zetten. Vooral als ze het idee hebben dat ze negatief aspect van zichzelf kunnen veranderen.
  2. Als ze niet geloven dat ze hun vaardigheden kunnen verbeteren, dan hebben ze liever positieve feedback
33
Q

Hoe kunnen we leren van onze fouten?

A
  1. In staat zijn de bijbehorende dissonantie lang genoeg kunnen verdragen
  2. Eigen manier van denken en zelfrechtvaardigende gedachten beoordelen
  3. Bewust bij ons gedrag stil staan
34
Q

Hoe kan het begaan van een immorele daad voorkomen worden via zelfrechtvaardiging?

A

Wanneer je veel zelfbevestiging hebt door andere daden, kan dit als cognitieve buffer fungeren. Als je dan onaardig doet tegen iemand –> sneller dissonantie reducerend gedrag weerstaan + niet toegeven aan zelfrechtvaardiging –> niet begaan immorele daad

35
Q

Op welke manieren kunnen we onjuiste conclusies over onszelf trekken?

A
  1. Misattributie van opwinding. Tweefactorentheorie.
  2. Sociale vergelijking. Opwaartse/neerwaartse sociale vergelijking.
  3. Reduceren van postdecision dissonance
36
Q

Op welke manieren kunnen we tot meer realistische conclusies over onszelf komen?

A
  1. Bewustwording en kritisch reflecteren
  2. Sociale vergelijking
37
Q

Hoe kunnen vaste denkkaders (fixed mindset) en zelfrechtvaardiging ons belemmeren in ontwikkeling?

A
  1. Weinig geloof dat we capaciteiten kunnen veranderen. Als we gedrag vertoond hebben dat schadelijk is voor anderen, en we reflecteren bewust op ons handelen, kunnen we voorkomen dat we dit gedrag opnieuw vertonen en ontwikkelen we onszelf. Bij zelfrecthvaardiging passen we onze gedachten aan, of voegen we nieuwe gedachten toe om te verdedigen dat we goed hebben gehandeld. –> geen lering.

Zelfrechtvaardiging belemmert progressieve reflectie dus

38
Q

Hoe kunnen lage straffen helpen om misdaad te voorkomen?

A

Stel overweeg criminele daad begaan. Dan ervaar je dissonantie. tussen wat je wil doen en feit dat je dit niet doet.
Kleine straf: weinig externe rechtvaardiging –> om dissonantie te verminderen op zoek naar interne rechtvaardiging. Door zelfoverreding kan criminele gedrag over langere tijd minder aantrekkelijk lijken

39
Q

Waarom doen mensen met een negatief zelfbeeld minder snel aan zelfrechtvaardiging?

A

Als we al negatief over onszelf denken, zien we ons eigen immorele of onverantwoordelijke gedrag niet snel als bedreigend voor ons zelfbeeld. Zulk gedrag is consistent met een negatief zelfbeeld, waardoor het niet nodig is om aan zelfrechtvaardiging te doen.

40
Q

Noem 2 redenen. waarom mensen met een negatief zelfbeeld dit in stand willen houden

A

Zelfverificatietheorie: we zoeken naar bevestiging van ons zelfbeeld, ook als dit negatief is.

  1. Consistent beeld van onszelf willen hebben
  2. Voorkoemn dat andere een hogere dunk van ons hebben dan wijzelf. We willen niet dat anderen vewachtingen van ons hebben waar we niet aan kunnen voldoen (–> schaamte, pijn)
41
Q
A