TENTAMEN VRAGEN Flashcards
ENDOCRIEN. Noem de symptomen van hypothyreoidie
Moe, meer gewicht. tekort aan thyroxine hormoon.
ENDOCRIEN. Welke behandelopties heb je bij een hypothyreoidie
levothyroxine
ENDOCRIEN. Hoe monitor je de farmacotherapeutische behandeling van hypothyreoidie
TSH of T4
GERIATRIE. Hoe herken je/definieer je kwestbaarheid bij ouderen? Wat zijn de klinische symptomen
Kwestbaarheid is wanneer (een oudere patient) meer moeite heeft met herstellen na bijv. een val. Criteria voor kwetsbaarheid zij afvallen, weinig kracht, lichamelijke inactivieit, traagheid. Klinische kenmerken zijn: nierfunctistoornis, veel ziekenhuisopnamen, gertriac giants, lage levensverwachting.
GERIATRIE. Noem de geriatric giants
mobiliteit, balans, communicatie, geheugen, incontinentie, psychisch.
GERIATRIE. Noem de top 6 doodsoorzaken van ouderen.
Hart, Asmta/COPD, Kanker, diabetes, gewrichts, psycho
PALLIATIEVE ZORG. Wat is het doel van palliatieve zorg? Wanneer komt iemand in aanmerking?
doel van palliatieve zorg is lijden zoveel mogelijk verlossen. Iemand komt in aanmerking; uitzichtloos lijden, geen kans op curatie, nog maar kort te leven.
HIV. Benoem hoe het HIV virus eruit ziet en welke factoren belangrijk zijn voor het virus om te prolifereren,
HIV is een RNA virus. Dit RNA heeft transcriptie enzymen nodig (reverse transciptase, protease integrase). Het bevat GP41 en GP120 op de celwand.
HIV. geef de replicatiecyclus van HIV in detail. Waar grijpen de geneesmiddelen op aan?
Replicatiecyslus van HIV: binden van CD4 met behulp van de glycoproteine GP41 en GP120. Fusie. RNA komt in cytoplasma. Reverse transcriptase. Proviraal DNA. Integrase in host DNA. Aflezen van eiwitten - nieuwe virusdeeltjes.
Geneesmiddelen grijpen aan op fusie, integrase, reverse transciptase.
HIV. Benoem de verschillende stadia en verloop van een HIV besmetting.
stadia 1: acute besmetting. Veel T-cellen, echter HIV deeltjes laag. Uit zich in een koorts.
Stadia 2: latentie
stadia 3: AIDS.
PSHYCIATRIE. Wat is een psychose, benoem specifieke kenmerken met uitleg.
psychose; realiteits1
ONCOLOGIE. Door welk enzym wordt tamoxifen omgezet? waarom is dit klinisch relevant? Wat is een bekende interactie en advies?
Tamoxifen is een prodrug. Het wordt omgezet tot het werkzame bestandsdeel door CYP2D6. Paroxetine is een CYP2d6 remmer. Tamoxifen wordt dus minder omgezet en is minder werkzaam. Advies: vervang paroxetine door citalopram.
ONCOLOGIE. Door welk enzym wordt capcitabine omgezet? waarom en met welk geneesmiddel is dit klinisch relevant? Wat is je advies?
Capcitabine is een remmer van CYP2C9. Dit enzym breekt fenytoine af. De spiegel fenytoine zal stijgen. Advies: dosering fenytoine verlagen.
ONCOLOGIE. met welk middel heeft irinocetan een interactie?
irinocetan in combinatie met sint jans kruid. Irinocetan zal niet werken. Sint jans ie een CYP3A4 Activator.
ONCOLOGIE. Welke interactie is bekend bij enzalutamide? Wat is de klinische implicatie en advies?
Enzalutamide is een sterke inductor van CYP3A4. Rivaroxaban wordt gemetaboliseerd door CYP3A4. gebruik LMWH
BLOED EN STOLLING. je hebt twee patienten waarvan beidde de pil gebruiken.De ene patient heeft proteine C deficientie, de andere niet. Welk heeft grotere kans op trombose?
Patient met proteine C deficientie. Protein C is onderdeel van een complex dat stolsel opruimt.
BLOED EN STOLLING. In welke situatie gebruikt men tranexemine zuur?
Trenexemine zuur remt de omzetting plasminogeen naar plasmine. Plasmine zorgt voor stolling,ejkejekje
BLOED EN STOLLING.. Wanneer plaatsjesremmer en wanner anticoagulantia?
Ateriele trombose; plaatjesremmer, veneuse trombose anticoagulantie. Fibrinilytca voor beide, geeft wel hoger bloedings risico.
BLOED EN STOLLING. Wat doet vitamine K antagonist? er komt een patient op de spoed met actue diep veneuse long embolie, wat doe je? Hoelang geef je vitamine K?
Vitamine K remt de SYNTHESE van factor 2, 7, 9 en 10. Direct starten met ALLEEN vit k dus geen nut omdat het tijd heeft m te werken. geef heparine erbij. Geef vit. K minimaal 5 dagen, meet INR deze moet 2 of hoger zijn, dan stoppen met de heparine.
BLOED EN STOLLING. Patient komt binnen met levensbedreigende bloeding door acenocoumarol, wat doe je? idem maar dan fenprocoumon.
acuut protombine complex toevoegen + vitamine K. Kan ook stollingsfactoren geven en INR in de gaten houden.
BLOED EN STOLLING. Wat is INR? wat als de waarde 3 is.
INR is dan te hoog, meer kans op bloedingen, protrombomne tijd is verlengd dus meer bloeding kans.
BLOED EN STOLLING. Patient met hartklep, wat doe je? zelfde INR of niet?
Je hele leven antistolling. Kans op beroerte ligt hoger bij een kunstklep in de mitralis positie - hier stroomt het bloed trager. INR dus nog wat hoger. geen DOACs! is contraindicatie.
BLOED EN STOLLING. Iemand met levercirrose, wat verwacht je van INR?
INR hoger, minder stollingsfactoren door kapotte lever.
BLOED EN STOLLING. pt op IC ontwikkeld trombocytepenie na 5 dagen heparine pomp.
Wat moet je direct stoppen en direct geven bij patienten die trombopenie ontwikkelen na gebruik heparine.
Heparine stoppen. niet heparine antistolling. veneuze systeem fibrine draden; DOAC.