Samenvatting PTV Deel 1 Edgard Weening Flashcards

1
Q

Noem aangrijpingspunten waar antibiotica op werken.

A

Celwand. Foliumzuur synthese. Eiwit synthese 50s en 30s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

noem een aantal dingen die antibiotica resistente bacterien hebben ontwikkeld.

A

Efflux pomp. Modificatie aangrijpingspunt. Inactivatie antibioticum. Verminderde doorlaatbaarheid celwand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem verschil tussen gram positief en gram negatief.

A

Gram positief heeft een peptideglycaanlaag. Gram negatief een dubbel membraan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke verwekkers vooral lage luchtwegen?

A

S. pneumonia, h. influenza

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke verwekkers vooral hogere luchtwegen?

A

Gram-positieve bacteriën, streptokokken,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

benoem een aantal zaken omtrent penicilline gebruik., waar moet je vooral op letten? Op basis waarvan berucht het mechanisme dat de INR doorschiet?

A

Vooral overgevoeligheids reacties. Interactie met orale anticoagulantia, door koorts en darmbacteriën die vitamine K produceren. Doorschieten INR. vooral bij acenocoumarol. Kan door koorts en infectie; verminderde aanmaak stollingsfactoren!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem een indicatie van tetracyclines, waar moet je op letten?

A

lyme disease. Interacties met Fe, melk! Antacida. Carbamazepine: inductor. BIJWERKING: FOTOSENSIBILISATIE. Lange mouwen, schaduw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem 3 macroliden, bijwerkingen en werking.

A

Erytromycine, azitro en claritro. werken door blokkeren 50s. Sterke remming CYP3A4. tijdelijk stoppen met statine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem meest voorkomende verwekker van urineweginfectie. Behandeling, en als iemand zwanger is?

A

E.Coli meest voorkomende verwekker. Geef nitrofurantoine. bij zwangerschap amoxicilline. Nitrofurantoine niet bij slechte nierfunctie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer geen cotrimoxazole geven?

A

Niet bij anticoagulantia, stolling ook niet bij SU derivaten, verhoogd kans op hypo.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Behandeling bij BPH, en urge incotinentie, aangrijpingspunten?

A

Alpha 1 blokker: meer relaxatie. Contractie verminderen M anta cholinerge middelen. M2 en M3. Beta 3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke alpha blokkers worden gebruikt bij urge incotinentie?

A

Bijv. Tamsulosine, silodisine. Hebben interactie met antihypertensia.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Behandeling Urge-incontinentie?

A

Oxybutycine is een M1 en M3 antagonist. Werkt kort en en snel. Tolterodine. Minder lipofiel dan oxy. Pleister met oxy geeft aanzienlijk minder bijwerkingen! Bijwerkingen zijn typisch anticholinerg; vergeetacthigheid, droge mond, verminderde cognitie.Mira-begron beta 3 agonist. Niet bij hypertensie, geeft tachycardia en atriumfibrilleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Veroorzakers darminfecties?

A

E.Coli (toxische variant), gardia, salmonella, shigella.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Behandeling darminfecties?

A

Kijken naar de verwekker, bij uitdroging ORS geven. Reizigersdiarree behandelen met azitromycine 1000 mg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn 5 alpha reductase remmers?

A

finasteride, laten volume prostaat slinken. NIET bij

17
Q

Wat geven bij osteoporose?

A

Bisfosonaten,calcium.

18
Q

Welk middel ingezet bij gram negatieve bacterien, bijv legionella?

A

Claritromycine.

19
Q

Welke verwekker met name bij kinderen in de luchwegen infectie?

A

Mycoplasma

20
Q

Waar moet je mee beginnen (empirisch) bij een pneumonie? Wat is dan een nadeel?

A

amoxicilline, werkt niet op gram negatieve verwekkers. Inzetten op een macrolide of doxycilline

21
Q

Hoe meet je of ergens in het lichaam een ontsteking zit?

A

CRP-test

22
Q

Hoe werkt doxycycline?

A

remt 30s subunit

23
Q

Welk middel geef je bij keelpijn?

A

Fenetilline

24
Q

Wat s een typische infectie door S. Aureus? Wat geef je dan als antibioticum?

A

De furnukel; je geeft dan flucloxacilline

25
Q

Eerste keus behandeling van chlamydia?

A

Azitromycine

26
Q

Wat geef je bij PROstatitis?

A

CiPROfloxacine

27
Q

Waar moet je op waken bij nitrofurantoine?

A

Let op lage nierfunctie eGFR

28
Q

Eerste keus reizigers diarree?

A

Ciprofloxacilline

29
Q

Wat geef je bij krentenbaard?

A

Fluclo

30
Q

Tekenbeet?

A

Doxy, langer bij rode kring

31
Q

Wat geef je bij neuropatische pijn?

A

Amytriptilline (TCA)

32
Q
Bespreek de volgende casus (indicaties & interacties, mist er nog iets)
Salbutamol
Simvastatine
Claritromycine
Trimetoprim
Naproxen
Acenocoumarol
Methotrexaat
A

Methotrexaat & trimetoprim (trimetoprim vervangen door nitrofurantoine)

acenocoumarol en claritromycine

Claritromycine en simvastatine

elke dag SABA? door naar LABA en ICS.

foliumzuur erbij, bij methotrexaat.
INR weten, LDL, CRP, eGFR.

33
Q

Bespreek de volgende casus (indicaties & interacties, mist er nog iets)

Diclofenac
paracetamol
ascal
doxycycline
flurazepam
A

Let op bij doxycycline; fotosensibiliteit
flurazepamafbouwen

VITd + calciumtoevoegen.

PPI toevoegen

Diclofenac niet beste keus als hij hart ziekte, liever naproxen.
Statine.

34
Q
Bespreek de volgende casus (indicaties & interacties, mist er nog iets)
Salbutamol Aersol 
Salmeterol
Budesonide
prednisolon
naproxen
Theofylline
Stopt met roken, wat is het advies?
A

ICS en salmeterol een combinatie preparaat.

PPI toevoegen bij hoge doserin NSAID.

35
Q
Bespreek de volgende casus (indicaties & interacties, mist er nog iets)
Salbutamol
Budesonide
Glibenclamide
Codeine
Hydrochloorthiazide
Lisnipril
A

prikkelhoest doorace remmer, stoppenmet ACE en a2 antoagnist