Temperament en emotieregulatie bij kinderen, jongeren en gezinnen Flashcards

1
Q

Waarom zijn temperament en emotieregulatie verbonden aan elkaar?

A

Omdat je temperament bepaalt op welke manier je je emoties reguleert in bepaalde situaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is temperament?

A

Het is de genetische ofwel biologische en instinctieve component van je persoonlijkheid. Sterker nog, het is het gedeelte van onze persoonlijkheid dat zich als eerste zal ontwikkelen en tot uiting zal komen.

Je kunt zelfs de verschillende vormen die een temperament kan aannemen bij baby’s zien. Sommige baby’s zullen bijvoorbeeld sneller positieve emoties voelen en uiten, andere baby’s juist eerder negatieve emoties. Sommigen zullen vaker in een goede bui verkeren of juist in een slechte. In gedragstermen noemen we dezen vaak ‘makkelijke baby’s’ of ‘moeilijke baby’s’.

Omdat het genetisch is en deel uitmaakt van je overgeërfde kenmerken, is temperament moeilijk om aan te passen, te manipuleren of te veranderen. Op de een of andere manier zal temperament er altijd zijn. Dat betekent echter niet dat je niet de moeite kunt doen om je bijvoorbeeld af te zetten tegen bepaalde (nadelige) neigingen.

Als je een ijsberg was, zou je temperament het deel zijn dat onder water blijft. Dat betekent dat je het tot zekere mate wel kunt beheersen, met name door het deel van de ijsberg dat boven water uitsteekt te manipuleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe stimuleren we de goodness of fit?

A

Goodness of fit wil zeggen dat men gaat kijken hoe goed een bepaald model past bij een reeks observaties.

We gaan het kind aanpassen aan zijn of haar omgeving via emotieregulatie en tekortschietende vaardigheden.

We gaan ook de omgeving aanpassen aan het kind via sensitieve communicatie, de nieuwe autoriteit en ouderlijke emotieregulatie en hechting.

  1. (H)Erken emotiedysregulatie
  2. (H)Erken tekortschietende vaardigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Temperamentfactoren zijn krachtige prediceren van

A
  • geestelijke gezondheid
  • socio-economisch succes
  • schools functioneren
  • lichamelijk functioneren, gezondheid, mortaliteit
  • sociale inclusie
  • quality of life
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de dunedin studies van Moffitt en Caspi?

A

Dit is een longitudinale studie over gezondheid, ontwikkeling en algemeen welzijn in Nieuw-Zeeland. Het heeft een persoonsgerichte kijk op temperament.

Uit de studies is gebleken dat er vijf persoonlijkheidstypes zijn die doorgaan van kindertijd naar volwassenheid

Aangepast of well adjusted 40%:
georganiseerd, actief, sociaal, goed aangepast, zelfzeker en leider maar andere keren ook een luisteraar, past zich aan aan de situatie, flexibel 40% van de samenleving

Gereserveerd of reserved 15%:
timide, stil, rustig, kijken naar mensen, niet praten, geen conversatie maken (introvert)

Geïnhibeerd of inhibited 7%:
ze sluiten zichzelf op voor jaren aan een stuk in een kamer 7% van de samenleving = hun persoonlijkheid is een obstakel, ze zijn angstig, neurotisch, gesloten voor ervaringen, sterke aanleg voor depressie

Ongecontroleerd of undercontrolled 10%:
gebrek aan controle, veel gevechten, in de gevangenis terecht komen 10%, lage frustratietolerantie, weinig sociale activiteiten, moeite met aanpassen aan overgaan van school naar werk

Zelfzeker of confident 28%:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de consequenties bij ondercontrollers?

A
  • irriteerbaarheid en zelfcontroleproblemen
  • meer gezondheidsproblemen, SOA’s
  • meer middelenmisbruik, criminaliteit op latere leeftijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de consequenties bij inhibitie?

A
  • teruggetrokken
  • verlegen
  • hoog zelfbewustzijn dat leidt tot terugtrekken
  • Hikkikomori
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hikikomori, wat is dat?

A

Dat is bewust kiezen voor sociale isolatie, kluizenaars, risico op angst en depressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is er eigen aan temperament?

A

Er is een sterke genetische component uit voortgekomen uit:

  • gedragsgenetica (tweelingstudies en adolptiestudies)
  • erfelijkheidsestimates liggen tussen 20-50%
  • moleculaire genetica
  • longitudinale studies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Is temperament nature of nurture?

A

Beide, het start bij nature vanuit de genen die aanswitchen en een ontwikkelingspad gaan creëren, maar het is nurture die beslist vanuit de ervaringen op welke manier het tot uiting komt en er sprake is van emotieregulatie. Hierbij moet je rekening houden met de invloeden op nurture, namelijk micro, macro, Meso, exo niveau.

Daarnaast kan er ook sprake zijn van accumulatie van problemen:
- taalachterstand naar leesproblemen naar schoolachterstand naar spijbelen naar falen naar agressie naar drugs naar delinquentie

Natur en nurture beïnvloeden elkaar op complexe, transactionele wijze.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het epigenetische landschap van Hankin?

A

De genen bepalen het landschap, het is nature en door bepaalde invloed gaat het ontwikkelen, maar d omgeving kan voor een bepaalde dumpt zorgen in het landschap = kinderen in een adaptieve manier sturen is hierbij belangrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat kan je zeggen over de primaire reactiepatronen?

A

Thomas en Chess hebben opmerkelijke verschillen in reactie- en gedragspatronen gezien.

  • Je kon het zien heel vroeg in de ontwikkeling
  • Bij broers en zussen zichtbaar
  • Bij brave ouders, stoute kinderen
  • Bij stoute ouders, brave kinderen

Het is niet te verklaren door behaviorisme of psychoanalyse en dat zorgde voor een paradigmashift.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de 9 dimensies volgens Thomas en Chess?

A
  • activiteitsniveau
  • regelmatigheid
  • aanpassingsvermogen
  • toenadering-terugtrekking
  • responsdrempel
  • stemmingskwaliteit
  • intensiteit van reactie
  • afleidbaarheid
  • taakvolharding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Er zijn verschillende benaderingen over temperament, wat hebben ze gemeen?

A
  • aanwezig vanaf de eerste levensmaanden
  • sterke neurobiologische en genetische basis
  • per definitie matig consistent over situaties en tijd heen
  • multidimensionale aard (voorkeur voor variabel- centered benadering)
  • biologisch gebaseerde kern voor de later ontwikkelende persoonlijkheid
  • temperament in interactie met omgeving vormt de persoonlijkheid
  • er zijn individuele verschillen op vlak van affect, aandacht, activerende en aandachtige kernen van persoonlijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het psychobiologisch model van Rothbart en Goldsmith?

A

Door aanleg zijn er bepaalde verschillen in reactiviteit en zelf-regulatie. Hoe snel worden we kwaad, gaan we reageren, hebben we een positief humeur, verdriet of angst..

Reactiviteit in affect en activiteit: het wordt bepaald door de responsiviteit van onderliggende psychobiologische processen.

Zelfregulatie: processen zijn gericht op het controleren en moduleren van de automatische reactiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het probleem rond onderzoek over temperament?

A

Er is nog steeds geen consensus over de aard en het aantal temperament dimensies.

  • Zo ontstaat er een wildgroei van temperamentsconstructen, instrumenten en methoden.
  • Het is weinig empirisch onderzocht.
  • Het hindert de systematische integratie van onderzoeksbevindingen maar ook de toepassing in de klinische en orthopedagogische praktijk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de vijf dimensies om mensen te bespreken?

A
  • Openheid voor ervaringen: kunst en ideeën
  • Conscientieusheid
  • Extraversen
  • Agreeableness: altruïsme, aangenaamheid, liefde, vriendelijkheid
  • Neuroticisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de verschillende niveaus in persoonlijkheidsonderzoek volgens McAdams en Pals?

A
  • Een onderste basis van basistrekken (gedrag, cognities en emoties) die relatief consistent zijn doorheen tijd, contexten
  • Karakteristieke adaptaties die doelen, waarden, motivaties zijn voor een bepaalde rol of tijd of plaats
  • persoonlijke narratieve: wat vertelt iemand over zichzelf

= Temperament en persoonlijkheid zijn twee complementaire talen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Beschrijf de trekstructuur op basis van de big Five

A

De big five:

  • neuroticisme
  • extraversie
  • openheid voor ervaringen
  • consciëntieusheid
  • onaangenaamheid

Deze worden bij kinderen en peuters

  • angstige distress
  • activiteit en positief affect
  • oriënterende sensitiviteit (vanaf bepaalde leeftijd gevoeliger voor externe zaken)
  • aandachtsspanne (effortful) control
  • irriteerbare distress

Het worden de little six vanaf 2,5 jaar

  • emotionaliteit
  • activiteit (energie) en sociabiliteit ( mate van je kwantiteit van persoonlijke relaties)
  • sensitiviteit
  • zelfcontrole
  • onwelwillendheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe stabiel is je temperament?

A

Het is relatief stabiel, na de 30 verandert het niet meer echt, misschien nog een beetje. Er zit een verschil in bij meisjes en jongens wel na puberteit.

  • Emotionaliteit: Jongens minder emotioneel dan meisjes = Depression gap; meisjes worden gevoel om depressie te gaan ontwikkelen, meer dan jongens
  • Onwelwillendheid blijft stabiel tussen jongens en meisjes.
  • Activiteit gaat naar beneden bij beide
  • Sociabiliteit gaat bij beide omhoog
  • Consciëntieusheid gaat naar beden op groepsniveau over de tijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waarom is temperament belangrijk voor orthopedagogen?

A

Omdat wij moeten categoriaal denken en leren kijken naar de verschillen. Door te kijken naar temperament zien we het als een transdiagnostische risicofactor.

22
Q

Hoe bekijk je Oppostional Defiant Disorder vanuit temperament?

A

ODD is een stoornis waarbij je negatief, opstandig en ongehoorzaam gedrag vertoont gedurende langere tijd. het houdt een boze en prikkelbare stemming, dwars en uitdagend gedrag en wraakzuchtig gedrag, agressief gedrag in. De eerste twee kunnen bekeken worden op vlak van emotionaliteit en onwelwillendheid.

Kinderen leren omgaan met boosheid en prikkelbaarheid. Dwars en uitdagend is een normaal temperament en daar kan je hoger of lager op scoren.

Bij ODD gaat het meer over temperament dan bij Conduct Disorder.

23
Q

Waarom is er veel kritiek op labels vanuit temperament?

A

Omdat het niet flexibel genoeg rekening houdt met de omgeving en het kind en dat is een belangrijke wetmatigheid. Ze problematiseren leeftijdstyperend gedrag en zien gedrag soms niet meer als een fit met omgeving.

24
Q

Waarom zijn mensen voorstanders van labels?

A

Omdat het vaak een voorloper is van andere problemen zoals bij ODD, het is een zachte optie om gezinnen te alarmeren om stappen naar de hulpverlening te zetten.

25
Q

Op wat slaat conduct disorder?

A

Dit slaat op onwelwillendheid door de agressie die gericht is op mensen en dieren. Het slaat ook op de emotionaliteit omdat er een tekort is aan schuldgevoel en spijt, ongevoeligheid en een tekort aan empathie..

26
Q

Wat zijn callous-unemotional trits die voorkomen bij conduct disorder?

A

Dit zijn risicofactors voor ongunstigere ontwikkeling (samen met lager IQ, ADHD):

  • meer roekeloos
  • lager angstniveau
  • ernstige, stabiele en agressieve gedragspatronen
  • meer proactieve agressie, meer wreedheid
  • minder effect van strafgericht behandelingsbenaderingen (time out), mogelijk omdat ze minder overstuur zijn van het effect van hun gedrag op anderen
27
Q

Wat zijn de types conduct disorder volgens Moffit

A

Child onset

  • ernstig, aanhoud, indringend
  • gelinkt met ernstigere familiale situatie: ouders met antisociaal gedrag, grotere genetische belasting, neurocognitieve beperkingen
  • meer kans op geweldpleging, veroordeling middelenmisbruik…

Adolescent limited

  • normaal aftasten van grenzen in adolescentie (diefstal, alcohol, drugs..)
  • weinig voorspellende factoren in genetische/ ouderlijke omgevingsfactoren
  • motief ligt eerder in zoeken van sociale status
  • slechtere prognose indien druggebruik en plegen van onopgemerkte misdaden

1 van de criteria begint vooraleer ze tien jaar zijn telkens.

28
Q

Wat zijn de drie grote ontwikkelingspaden in agressie volgens Loeber?

A

Openlijk (ouvert) probleemgedrag: lichte agressie, vechten, geweld

Heimelijk (couvert) probleemgedrag: licht, schade, ernstig wordend, maar meest stabiel

Autoriteitsconflicten voor leeftijd van 12 jaar: halsstarrig, ernstig ongehoorzaam, vermijden van autoriteit, overgaan naar overte of coverte paden

  • Hoe jonger ze zijn, hoe groter de kans dat het doorloopt tot het einde.
  • Hardnekkige gedragsproblemen zie je eerst thuis, dan op school en dan in de buurt
  • Schade is dan ook eerst bij vrienden en familie en later pas bij vreemden
  • Aanvang 7j, 9,5j of 12j (licht naar ernstig) = vroegtijdige interventie is mogelijk binnen de vijf jaar
29
Q

Wat is de meerwaarde van werken met temperament in orthopedagogiek?

A

Beter begrip van functioneren kind in zijn of haar omgeving (diagnostiek en behandeling afstemmen op kind door bv. meer in te spelen op bepaalde dimensies; emotionaliteit: individueel ipv groep)

Signaalfunctie van temperament
- Red Flags zijn hints om verdere diagnostiek naar bijkomende problemen te maken.
- Risicofactoren: hoe kunnen we ontwikkeling van verdere gedrags- en emotionele problemen voorkomen
- Change from the usual state: veranderingen ten aanzien van baseline trekken kunnen wijzen op ontstaan van psychische problemen
= opletten voor gevaar van stigmatiseren en stereotyperen

De waarde van het dimensionale perspectief
Erken: veel types psychopathologie hebben een dimensioneer karakter. Hij of zij heeft meer of minder van deze trekken versus heeft een stoornis. Elke trek heeft positieve en negatieve kanten, diversiteit mag er zijn. Er zijn veel labels maar er is maar 1 brein.

Sterke en zwakke punten, wellness en illness:
- Er is een brede waaier aan individuele verschillen. Het past in het sterktegericht perspectief van trekken en gedrag. Er is aandacht voor diversiteit, sterktes en kwetsbaarheden van elk individu. We moeten oppassen voor stereotyperen en stigmatiseren en aandacht voor bronnen van veerkracht.

Aandacht voor het gezin: help het gezin hun kind begrijpen:

  • Herkennen en erkennen van trekken het gezin (goodness of fit = negatieve kanten hanteren en positieve versterken): praten over angsten en escalerende conflicten, breder lexicon dan stout of lastig, ouderlijke emotieregulatie
  • sommige kinderen hebben meer nodig dan een gewone opvoeding, we moeten waakzaam zijn voor de reacties die het kind bij ons uitlokt
30
Q

Wat wil Goodness of fit zeggen?

A

Dit is een optimistische visie waarbij er met de juist afgestemde aanpak door omgeving een kind kan bloeien. Interactie tussen temperament en omgeving is belangrijk. De Goodness of fit zorgt voor minder problemen en een betere ontwikkeling. Vb. heel actief kind, extravert, sociaal, moeite met beheersing impulsen in een gezin met introverte mensen kan dat meer problemen geven als er geen adequate afstemming is

31
Q

Wat is differentiële susceptibiliteit voor omgevingsinvloeden?

A

Kinderen verschillen in gevoeligheid voor opvoeding. Als ze een minder extreem temperament hebben, dan voorspelt de omgeving slechts in beperkte mate de ontwikkelingsuitkomsten. Maar als ze een extreem temperament hebben dan zijn ze vatbaar voor negatieve maar ook positieve ontwikkelingsinvloeden.

Je kan laag, medium of hoog susceptibel zijn. Op basis van genetisch make up zijn deze kinderen ongevoelig voor een negatieve of een positieve omgeving. Ze zijn veerkrachtig, ook in armoede of extreme omstandigheden gaan ze als een paardenbloem overal groeien.

Kinderen met een kwetsbaar temperament zijn veel kwetsbaarder voor negatieve invloeden van de omgeving. Ze zijn als orchideeën, als je ze niet verzorgd gaan ze verwelken. De provocatieve stellingen zeggen dat die kinderen die gevoelig zijn, dat ze in een positieve omgeving een betere ontwikkeling gaan hebben dan de paardenbloem kinderen.

Ze zaten in een negatieve context, gaan een positieve omgeving zoeken en krijgen daardoor meer bloei dan mensen die een meer gematigd temperament hebben. Dit gaat over gevoeligheid van parenting. Sommige kinderen doen het goed op basis van hun temperament zonder af te hangen van de omgeving. Maar andere zijn gevoelig aan omgeving, slechter in slechte omgeving maar ook veel beter in een goeie omgeving.

32
Q

Hoe gaan we goodness of fit stimuleren?

A

Door het kind aan te passen aan de omgeving via:

  • onwelwillendheid om belevenissen te interpreteren, emotieregulatiestrategieën…
  • verlegenheid: kansen scheppen om te overwinnen, nieuwe dingen proberen
  • zelfcontrole: betrouwbare structuren en grenzen bieden, emotieregulatie voor weerbaarheid

Door de omgeving aan te passen aan het kind

  • onwelwillendheid: warme opvoeding, eigen emoties onder controle
  • verlegenheid: grenzen stellen op terugtrekgedrag, geduld..
  • zelfcontrole: structuur, regeles, routine en betrokkenheid
33
Q

Wat is zelfregulatie?

A

Processen gericht op het controleren en moduleren van de automatische emotionele activiteit.

34
Q

Wat bedoelt men met emotieregulatie als transdiagnostisch model?

A

Een transdiagnostisch perspectief is een visie op psychopathologie waarbij ervan wordt uitgegaan dat dezelfde onderliggende mechanismen, in dit geval het ervaren van negatieve emoties, kunnen leiden tot verschillende stoornissen of deze stoornissen in stand houden zoals depressie, woedebuien, middelenmisbruik.

Via emotieregulatie gaan we dus zoeken naar manieren om deze emoties te onderdrukken, niet te moeten voelen, kwijt te raken. Je kan hierbij vastlopen in een disfunctionele emotieregulatie die op korte termijn wel helpt maar niet op lange termijn. = maladaptieve emotieregulatie is dan ook bij 75% van de personen met psychische problemen een relevant iets.

Er bestaat een hoge comorbiditeit tussen psychichase problemen. ER bestaan veel behandelings- en preventie-protocollen, maar voornamelijk probleemspecifibek (wel vaak = elementen)

Er is steeds meer interesse voor een transdiagnostisch model dat een verklaring biedt voor het ontstaan en blijven bestaan van verschillende stoornissen vanuit onderliggende gemeenschappelijke mechanismen.

35
Q

Hoe gaan we emoties definiëren?

A

Emoties zijn er in heel verschillende vormen, intensiteit, positief of negatief, publiek of privé, kort of lang, primair of secundair..

We moeten stilstaan bij die gelaagdheid.
Privé: schaamte, schuld, verdriet, eenzaamheid

36
Q

Wat zijn de 5 basiskenmerken van emoties? (Modal model van Gross)

A
  • emoties hebben een trigger of situationele antecedenten die extern en/ intern kan zijn
  • emoties kunnen niet ontstaan zonder aandacht voor de situatie waarin de emotie optreedt
  • emoties zijn onlosmakelijk verbonden met een appraisal (beoordeling) van de situatie in verhouding tot zijn/ haar eigen doelstellingen in het leven
  • emoties bestaan uit (gecoördineerd) geheel van losse respondentendensen, zowel experiëntieel (voelen), gedragsmatig als fysiologisch
  • emoties zijn kneedbaar, eens ze ontstaan zijn, volgen ze niet steeds hetzelfde verloop -> emotieregulatie is dus ook mogelijk
37
Q

Welke emotieregulatiestrategieën zijn er?

A
  • onderdrukken
  • relativeren
  • afzonderen
  • verdringen
  • mediteren
  • aanvaarding of vermijding
  • herinterpretatie of herevaluatie van gebeurtenis
  • ruminatie
  • suppressie
  • focus op positive zaken
  • catastroferen

Afhankelijk van het temperament van persoon, individuele verschillen bepalen bij wie wat werkt. Het heeft ook te maken met de aandacht er naar richten of net niet bv. door alcohol

38
Q

Wat is het verschil tussen affect, emotie en gevoel?

A
Affect = meer momentaan 
Emotie = meer aspecten 
Gevoel = wordt niet gebruikt in wetenschappelijke omschrijvingen
39
Q

Wat is emotieregulatie?

A

Het zijn de processen die als functie hebben het doen afnemen, behouden of doen toenemen van een of meerdere aspecten van emoties.

40
Q

Wat zijn de kenmerken van emotieregulatie?

A
  • het is automatisch of bewust
  • het is intrinsiek (zelfregulatie) of extrinsiek (van buitenaf gereguleerd)
  • kan alle componenten van emotionele respons op een verschillende wijze beïnvloeden
  • treedt op in sociale contexten en worden in sterke mate beïnvloed door bredere maatschappelijk factoren
41
Q

Modal model van Gross: wat is het procesmodel van emotieregulatie?

A

Situation - attention- appraisal -response

  • situation selection
  • situatie modification
  • attentional deployment
  • cognitive change
  • response modulation
42
Q

Wat zijn de 5 categorieën van emotieregulatiestrategieën?

A
  • selectie van situatie: ervoor kiezen om wel of niet een emotie-opwekkende situatie te betreden (dus toenadering of vermijding)
  • verandering van situatie: de emotionele impact van de situatie wijzigen
  • aandacht richten: kiezen op welke aspecten van de situatie de aandacht gericht wordt
  • cognitieve verandering: de betekenis van de situatie veranderen
  • beïnvloeding van responstendensen: opgeroepen emotionele respons-tendensen (voelen, gedrag, fysiologie) veranderen
43
Q

Wanneer is emotieregulatie maladapaief?

A

Wanneer de emotionele respons niet op de gewenste wijze wordt veranderd (bijv. negatief gevoel verminderen) of wanneer de nadelen op lange termijn (bv. beperkt sociaal functioneren) groter zijn dan de voordelen op korte termijn (opluchting, minder angst).

44
Q

Wat is adaptieve emotieregulatie?

A

Het reguleren van emoties op een flexibele wijze, rekening houdend met de context en bedoeld om persoonlijke doelstellingen op lange termijn te kunnen bereiken.

45
Q

Geef voorbeelden van maladaptieve emotieregulatie

A
  • intense emoties
  • onvoldoende ER strategieën geleerd
  • als de strategie op een onhandige of rigide wijze wordt uitgevoerd zonder rekening te houden met de context
  • als volwassenen het toepassen in hun kindertijd en het toen goed ging maar nu niet meer
  • wanneer mensen hun primaire emotionele respons onderdrukken en vervangen door maladaptieve secundaire emotionele respons
46
Q

Wat is het unified protocol: transdiagnostisch behandelmodel?

A

Maladaptieve emotieregulatie speelt bij psychische problemen een grote rol, deze strategieën komen voor bij verschillende stoornissen en kunnen daarom soms zinvoller zijn om te denken in termen van emotieregulatie dan in termen van stoornissen. het is belangrijk om na te gaan welke maladaptieve emotieregulatiestrategieën bij een bepaalde persoon bijdragen of bijgedragen hebben tot het ontwikkelen van zijn of haar problemen en kijken hoe we de ondersteuning hierop kunnen richten.

Het protocol is een transdiagnostisch, emotiegerichte, cognitief- gedragstherapeutische behandeling bedoeld voor volwassenen met

  • angst en depressieve stemmingsstoornissen
  • andere stoornissen waarbij disregulatie van emoties een belangrijke rol speelt (bijv. somatisch-symptoom- en dissociatie stoornissen, verslaving-

In elk deel van het proces (selectie, verandering, aandacht, cognitie..) kan je ingrijpen:

  • aandacht: mediteren en mindfulness
  • cognitie: kloppen emoties en mindfulness
  • gedragspatronen: nieuwe ER strategie
47
Q

Wat is de emotieregulatietraining volgens Michael Southam- Gerow?

A

Dit is voor kinderen van 6-12 jaar en voor adolescenten die de aangeleerde vaardigheden kunnen gebruiken, los van een specifieke diagnose of problematiek.

8 modules:

  • emotie awareness skills
  • emotion understanding skills
  • empathy skill
  • emotion regulation skills ( preventie, mastery, expression, base cognitive, emotion-specific cognitive)
48
Q

Wat is de ERIC-methodiek?

A

Dit is voor de kwetsbare jeugd, het legt de nadruk op mindfullness (niet oordelen, leven in hier en nu). Kijken naar emotieregulatie en impulscontrole.

49
Q

Belangrijke elementen bij ondersteuning

A
  • rekening houden met kenmerken van jongere, omgeving, gebeurtenissen in het leven, emoties, cognities en gedrag
  • niet enkel kijken naar problemen maar ook positieve krachten van kinderen en jongeren en hun context
  • voorlopige samenhang maken = theorie maken
  • kijken naar adaptieve en maladaptieve emotieregulatiestrategies
  • vertaal in handelingsplanning: leren omgaan met emoties

conclusie:
- aanleren of versterken van adaptieve ER strat
- verminderen of stoppen van maladaptieve
- werken rond oorzakelijke en instandhoudende factoren

50
Q

Wat zijn de voordelen van een transdiagnostische aanpak?

A
  • je kan verschillende vormen van psychopathologie gebruiken binnen 1 gemeenschappelijk referentiekader
  • duidelijke communicatie naar cliënten en ouders
  • ingrijpen op veronderstelde onderliggende mechanismen
  • minder grote kans op terugval

MAAR

  • wetenschappelijke kennis over basismechanismen bij psychopathologie is beperkt
  • er is meer nood aan onderzoek naar de langdurige effecten van ER-trainingen
51
Q

Wat zijn tekortschietende vaardigheden?

A
  • Probleemoplossing
  • Frustratietolerantie
  • Flexibiliteit en aanpassingsvermogen