Temperament en emotieregulatie bij kinderen, jongeren en gezinnen Flashcards
Waarom zijn temperament en emotieregulatie verbonden aan elkaar?
Omdat je temperament bepaalt op welke manier je je emoties reguleert in bepaalde situaties.
Wat is temperament?
Het is de genetische ofwel biologische en instinctieve component van je persoonlijkheid. Sterker nog, het is het gedeelte van onze persoonlijkheid dat zich als eerste zal ontwikkelen en tot uiting zal komen.
Je kunt zelfs de verschillende vormen die een temperament kan aannemen bij baby’s zien. Sommige baby’s zullen bijvoorbeeld sneller positieve emoties voelen en uiten, andere baby’s juist eerder negatieve emoties. Sommigen zullen vaker in een goede bui verkeren of juist in een slechte. In gedragstermen noemen we dezen vaak ‘makkelijke baby’s’ of ‘moeilijke baby’s’.
Omdat het genetisch is en deel uitmaakt van je overgeërfde kenmerken, is temperament moeilijk om aan te passen, te manipuleren of te veranderen. Op de een of andere manier zal temperament er altijd zijn. Dat betekent echter niet dat je niet de moeite kunt doen om je bijvoorbeeld af te zetten tegen bepaalde (nadelige) neigingen.
Als je een ijsberg was, zou je temperament het deel zijn dat onder water blijft. Dat betekent dat je het tot zekere mate wel kunt beheersen, met name door het deel van de ijsberg dat boven water uitsteekt te manipuleren.
Hoe stimuleren we de goodness of fit?
Goodness of fit wil zeggen dat men gaat kijken hoe goed een bepaald model past bij een reeks observaties.
We gaan het kind aanpassen aan zijn of haar omgeving via emotieregulatie en tekortschietende vaardigheden.
We gaan ook de omgeving aanpassen aan het kind via sensitieve communicatie, de nieuwe autoriteit en ouderlijke emotieregulatie en hechting.
- (H)Erken emotiedysregulatie
- (H)Erken tekortschietende vaardigheden
Temperamentfactoren zijn krachtige prediceren van
- geestelijke gezondheid
- socio-economisch succes
- schools functioneren
- lichamelijk functioneren, gezondheid, mortaliteit
- sociale inclusie
- quality of life
Wat zijn de dunedin studies van Moffitt en Caspi?
Dit is een longitudinale studie over gezondheid, ontwikkeling en algemeen welzijn in Nieuw-Zeeland. Het heeft een persoonsgerichte kijk op temperament.
Uit de studies is gebleken dat er vijf persoonlijkheidstypes zijn die doorgaan van kindertijd naar volwassenheid
Aangepast of well adjusted 40%:
georganiseerd, actief, sociaal, goed aangepast, zelfzeker en leider maar andere keren ook een luisteraar, past zich aan aan de situatie, flexibel 40% van de samenleving
Gereserveerd of reserved 15%:
timide, stil, rustig, kijken naar mensen, niet praten, geen conversatie maken (introvert)
Geïnhibeerd of inhibited 7%:
ze sluiten zichzelf op voor jaren aan een stuk in een kamer 7% van de samenleving = hun persoonlijkheid is een obstakel, ze zijn angstig, neurotisch, gesloten voor ervaringen, sterke aanleg voor depressie
Ongecontroleerd of undercontrolled 10%:
gebrek aan controle, veel gevechten, in de gevangenis terecht komen 10%, lage frustratietolerantie, weinig sociale activiteiten, moeite met aanpassen aan overgaan van school naar werk
Zelfzeker of confident 28%:
Wat zijn de consequenties bij ondercontrollers?
- irriteerbaarheid en zelfcontroleproblemen
- meer gezondheidsproblemen, SOA’s
- meer middelenmisbruik, criminaliteit op latere leeftijd
Wat zijn de consequenties bij inhibitie?
- teruggetrokken
- verlegen
- hoog zelfbewustzijn dat leidt tot terugtrekken
- Hikkikomori
Hikikomori, wat is dat?
Dat is bewust kiezen voor sociale isolatie, kluizenaars, risico op angst en depressie.
Wat is er eigen aan temperament?
Er is een sterke genetische component uit voortgekomen uit:
- gedragsgenetica (tweelingstudies en adolptiestudies)
- erfelijkheidsestimates liggen tussen 20-50%
- moleculaire genetica
- longitudinale studies
Is temperament nature of nurture?
Beide, het start bij nature vanuit de genen die aanswitchen en een ontwikkelingspad gaan creëren, maar het is nurture die beslist vanuit de ervaringen op welke manier het tot uiting komt en er sprake is van emotieregulatie. Hierbij moet je rekening houden met de invloeden op nurture, namelijk micro, macro, Meso, exo niveau.
Daarnaast kan er ook sprake zijn van accumulatie van problemen:
- taalachterstand naar leesproblemen naar schoolachterstand naar spijbelen naar falen naar agressie naar drugs naar delinquentie
Natur en nurture beïnvloeden elkaar op complexe, transactionele wijze.
Wat is het epigenetische landschap van Hankin?
De genen bepalen het landschap, het is nature en door bepaalde invloed gaat het ontwikkelen, maar d omgeving kan voor een bepaalde dumpt zorgen in het landschap = kinderen in een adaptieve manier sturen is hierbij belangrijk
Wat kan je zeggen over de primaire reactiepatronen?
Thomas en Chess hebben opmerkelijke verschillen in reactie- en gedragspatronen gezien.
- Je kon het zien heel vroeg in de ontwikkeling
- Bij broers en zussen zichtbaar
- Bij brave ouders, stoute kinderen
- Bij stoute ouders, brave kinderen
Het is niet te verklaren door behaviorisme of psychoanalyse en dat zorgde voor een paradigmashift.
Wat zijn de 9 dimensies volgens Thomas en Chess?
- activiteitsniveau
- regelmatigheid
- aanpassingsvermogen
- toenadering-terugtrekking
- responsdrempel
- stemmingskwaliteit
- intensiteit van reactie
- afleidbaarheid
- taakvolharding
Er zijn verschillende benaderingen over temperament, wat hebben ze gemeen?
- aanwezig vanaf de eerste levensmaanden
- sterke neurobiologische en genetische basis
- per definitie matig consistent over situaties en tijd heen
- multidimensionale aard (voorkeur voor variabel- centered benadering)
- biologisch gebaseerde kern voor de later ontwikkelende persoonlijkheid
- temperament in interactie met omgeving vormt de persoonlijkheid
- er zijn individuele verschillen op vlak van affect, aandacht, activerende en aandachtige kernen van persoonlijkheid
Wat is het psychobiologisch model van Rothbart en Goldsmith?
Door aanleg zijn er bepaalde verschillen in reactiviteit en zelf-regulatie. Hoe snel worden we kwaad, gaan we reageren, hebben we een positief humeur, verdriet of angst..
Reactiviteit in affect en activiteit: het wordt bepaald door de responsiviteit van onderliggende psychobiologische processen.
Zelfregulatie: processen zijn gericht op het controleren en moduleren van de automatische reactiviteit
Wat is het probleem rond onderzoek over temperament?
Er is nog steeds geen consensus over de aard en het aantal temperament dimensies.
- Zo ontstaat er een wildgroei van temperamentsconstructen, instrumenten en methoden.
- Het is weinig empirisch onderzocht.
- Het hindert de systematische integratie van onderzoeksbevindingen maar ook de toepassing in de klinische en orthopedagogische praktijk.
Wat zijn de vijf dimensies om mensen te bespreken?
- Openheid voor ervaringen: kunst en ideeën
- Conscientieusheid
- Extraversen
- Agreeableness: altruïsme, aangenaamheid, liefde, vriendelijkheid
- Neuroticisme
Wat zijn de verschillende niveaus in persoonlijkheidsonderzoek volgens McAdams en Pals?
- Een onderste basis van basistrekken (gedrag, cognities en emoties) die relatief consistent zijn doorheen tijd, contexten
- Karakteristieke adaptaties die doelen, waarden, motivaties zijn voor een bepaalde rol of tijd of plaats
- persoonlijke narratieve: wat vertelt iemand over zichzelf
= Temperament en persoonlijkheid zijn twee complementaire talen
Beschrijf de trekstructuur op basis van de big Five
De big five:
- neuroticisme
- extraversie
- openheid voor ervaringen
- consciëntieusheid
- onaangenaamheid
Deze worden bij kinderen en peuters
- angstige distress
- activiteit en positief affect
- oriënterende sensitiviteit (vanaf bepaalde leeftijd gevoeliger voor externe zaken)
- aandachtsspanne (effortful) control
- irriteerbare distress
Het worden de little six vanaf 2,5 jaar
- emotionaliteit
- activiteit (energie) en sociabiliteit ( mate van je kwantiteit van persoonlijke relaties)
- sensitiviteit
- zelfcontrole
- onwelwillendheid
Hoe stabiel is je temperament?
Het is relatief stabiel, na de 30 verandert het niet meer echt, misschien nog een beetje. Er zit een verschil in bij meisjes en jongens wel na puberteit.
- Emotionaliteit: Jongens minder emotioneel dan meisjes = Depression gap; meisjes worden gevoel om depressie te gaan ontwikkelen, meer dan jongens
- Onwelwillendheid blijft stabiel tussen jongens en meisjes.
- Activiteit gaat naar beneden bij beide
- Sociabiliteit gaat bij beide omhoog
- Consciëntieusheid gaat naar beden op groepsniveau over de tijd