Psychofysiek werken Flashcards

1
Q

Hoe is de blik op het lichamelijke geëvolueerd?

A

Het begon bij Plato en Aristoteles, Plato zei dat het stoffelijke en het onstoffelijke, dat onze geest het enige is dat echt is, vooral de abstractie van een idee kan zich in de geest afspelen. Wat we zien, alles in tijd en ruimte met zintuigen waar te nemen is een afkooksel van de echte realiteit. De geest is dus superieur, het is met dat dat we de wereld kunnen kennen zoals het is. = bias naar het geestelijke die meer aandacht krijgt

Socrates sprak ook over ideeën als het enige overgankelijke en Aristoteles benadrukt ook vooral de geest als het belangrijkste. We zitten in de grot, kijken naar buiten, maar wat we zien is niet echt = grot van Plato. Er was wel aandacht voor het lichamelijke zoals het adonische, de olympische spelen, maar op dat moment was het lichaam vooral als iets deugdzaam, een deel van mens zijn, het cultiveren van het mens zijn. Dat had niet zoveel te maken met gezondheid.

Ook bij Grieken zagen we mensen met psychische stoornissen, die moesten bidden of ze werden een voorgeschreven beweging aangepraat zoals sport. Maar als het zo niet lukte, dan werd je wel verdreven of gebruikt als zoenoffer voor de goden. Dus het lichaam was zo belangrijk nog niet.

Juvenalis: romeinse dichter die zei dat een gezond geest in een gezond lichaam zit, maar de spreuk wordt misbruikt. Hij bedoelde daarmee niets over sporten, het was geen relatie tussen lichaam en geest vroeger.

Descartes: ik denk dus ik ben; het lichaam en de geest dat moeten we kunnen verenigen. Er is iets in de hersenen, de pijnappelklier die het verbindt. Hij zegt dus wel dat er een discrepantie is tussen geest en lichaam. = substantiedualisme, het zijn twee aparte substanties lichaam en geest = dualisme (ratio) lichaam-geest

Christendom: de geest wordt gezien als superieur, het was je ziel, het probleem van het lichamelijke was wel dat het lichaam meer zondig is. Het is daarmee dat we overeten, dat we overspel plegen… het zorgt voor zondes.

Sociale en economische condities: tot voor IR, was het lichaam een instrument voor de kost te verdienen, voor arbeid, het was om te overleven. Na IR door meer machines werd het denken buiten spel gezet en was men minder fysiek bezig. Door IR is het denken meer op de voorgrond komen te staan omdat we het lichamelijke konden uitschakelen.

Dus de geest is altijd wat superieur geweest, in de 20e eeuw komen reacties uit filosofische stromingen:

John Dewey: experience and education = pionier over onderwijs als ervaringsleren; denken en leren is niet enkel via geest maar moet ook beleefd worden

Gilbert Ryle: schreef boek over the ghost in the machine, alsof onze geest de machine van het lichaam aanstuurt, maar het denken is verkeerdelijk een persoonlijke conversatie met jezelf die dan via de tong en mond naar buiten komen

Merleau ponty: gezondheidsfilosofie over de fenomenologie waarbij boosheid een uiting is, maar is het een uiting van het lichaam? Hij kwam tot het besluit dat denken en voelen in en via het lichaam gebeuren, het beïnvloedt elkaar. Je hebt een lichaam maar je bent ook je lichaam. = belichaamde gevoelens en ervaringen

Het lichaam = subject (je ziet het gebeuren) en object (je voelt het met jou gebeuren) van ervaring = embodied experience

Jaren ‘30: opkomst psycho-somatische geneeskunde: lichamelijke klachten hebben een psychisch aspect

Jaren ’70: kijken naar concepten ‘gezondheid’ en ‘ziekte’
-> antipsychiatrie beweging (we gaan alles met de geest oplossen en dat is ook niet goed) + technologische doorbraken zoals neurologie zorgt ervoor dat geneeskunde terug lichamelijk werd door de tools om te onderzoeken (‘somatic medicine’)

Jaren ’80:

  • ontkoppelen gezondheid
  • biologische conditie
  • Svenaeus 2013: gezondheid kan ook betekenen dat je gelukkig bent ook al heb je een ziekte)
  • Engel (1977): psychiater die zei dat er nood is aan ‘bio-psycho-sociaal’ model

In de jaren 80 staat lichaam en geest meer samen door holistische theorieën, dit is dan de ontvoogding van de lichamelijkheid. Het is iets Oosters zoals mindfulness is een mind-body theorie. Dus er komt meer aandacht aan het lichamelijke.

In de jaren 90 is er dan weer een tegenreactie gekomen door de Dutroux kwestie, nl. een maatschappelijke preutsheid, een angst aan het lichamelijke omgaan en te veel blootstellen van het lichaam.

Nu is er meer een heropleving van de mind-body in de 21e eeuw, toen was het meer uit een etherische sfeer, new age, maar we zien nu meer pandemie en social distancing, dat we bang moeten zijn van lichamelijkheid. Weer een tegenreactie eigenlijk ook al is er een heropleving van mind-body. We zien pandemie, me too… Het lichamelijke is gemakkelijk wetenschappelijk te onderzoeken, maar de relatie object-subject van het lichaam niet. We moeten hier gaan naar een combinatie van kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Cijfers linken aan interviews bijvoorbeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de relatie tussen het lichamelijk en de zorg?

A

Het lichamelijke in de zorg: dingen moeten bewezen zijn, dat eisen ze omdat het een fragile terrein is.

Daarom is er een focus op het ontwikkelingspsychologische omdat het de functionaliteit van het lichaam in kaart brengt.

Baby: hechting, ‘huidhonger = nood aan zuiver fysiek contact’, lichaam is basis voor goede hechting

Kind: ontdekken, iets pakken, lichaam gebruiken om wereld verkennen = motorische functionaliteit, emotioneel ook bv. vallen

Puberteit: geslachtsrijpheid, lichaam wordt lastig door schaamte, nieuwe verhoudingen tot lichaam, wordt ervaren als obstakel

Adolescent: identiteit vestigen, niet fysiek bezig zijn maar hoe zie ik eruit en hoor ik erbij

Volwassene: geïntegreerd lichaam waarbij je alle fases van het motorische, spirituele…
Individuele beleving => het ‘sociale’ lichaam, je staat in de wereld op een bewuste manier

Op vlak van hulpverlening zien we een problematische relatie tussen het lichaam en de klinische zorg. Het is soms problematisch omdat zorg vaak gebaseerd is op protocollen en klinisch onderzoek. Je moet kijken of wat je doet met het lichaam wel klopt en bewezen is.

Aanraking: helend of dubieus? Graag knuffelen of niet, er wordt weinig over gezegd. Vanaf je met iemand in een ruimte bent is er een lichamelijke relatie met de ander. In de zorg is dat ook belangrijk. Het is dubieus want je moet er bij stilstaan, je mag niet doen alsof het er niet is.

Beweging/lichaam:
Begin 20ste eeuw: geestelijke gezondheid => arbeid als therapie, werken op het land is therapeutisch

’40: bewegingstherapie, het is herstelgericht werken niet meer gewoon zorg: opvoeden door bewegen

’60: relatie cliënt-omgeving => individu wordt opengetrokken naar hulpverlener en omgeving = ervaringsgerichte benadering bijv. ‘Experiential psychotherapy’ en ‘felt sense’ (Gendlin);
ervaringsleren….

’80: economische crisis zorgt ervoor dat het sneller moet en beter, dus zo kwamen de protocollen en het formaliseren van behandelingen = effectiviteit (evidence)

Begin 21ste eeuw:
nadruk op taal, cognitieve blijft
wetenschappelijk fundament ? Het blijft een strijd voor zij die meer het lichamelijke willen linken aan zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn lichaamsgericht methodieken?

A

Praktijken die vertrekken vanuit het lichaam en lichamelijke gewaarwordingen.
Daaraan wordt reflectie over deze lichamelijke gewaarwordingen gekoppeld,
waardoor er inzicht in en bewustwording over de eigen gedachten, gevoelens en (re)acties groeit.

Het sluit gemakkelijk aan op de leefwereld en interesses van de jongeren. Sport, beweging, spel is plezant, hoe ongedwongener hoe beter.

  • Verrijkt met sociaal-pedagogische componenten
  • ook: “lichaamsgericht”

Het bevindt zich in een therapeutische, curatieve en preventieve setting voor een brede doelgroep.

Het gaat ook over een verscheidenheid aan praktijken

  • vage terminologie
  • vaag (praktijk)veld
  • effectenstudies vs psychofysiek leerproces
  • weinige onderzoek = veelbelovend (vnl. kwetsbare doelgroepen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef een aantal voorbeelden van lichaamsgerichte methodieken

A

Rots en Water; mindfulness; yoga; educatieve sportprojecten (bijv. boks, Chinese en Japanse gevechtssport,…); cirkus/Sherborne; relaxatie- technieken; outdoor activities (experiential learning); emotioneel lichaamswerk, energetisch lichaamswerk; eutonie, massage …
dans- en creatieve therapie; psychomotorische therapie (PMT); fasciatherapie; Alexandertherapie; Feldenkrais;…

Voorwaarde: een alternatieve, laagdrempelige setting
Doel: gezondheidsopvoeding
=> populair bij iedereen maar onbekend in de zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom is psychofysiek werken goed?

A

“Psychofysiek dekt gewoon de lading. En ik denk dat het daarom is dat het werkt. Want anders zit je weer te babbelen… We zien dat al tijdens de kennismakingsgesprekken. Die gasten zitten daar te geeuwen en te geeuwen. Die kunnen dat eigenlijk gewoon niet aan, al dat babbelen, een half uur babbelen.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de randvoorwaarden voor psychofysiek werken?

A
  1. Relatie met het lichaam: Het moet min of meer oke zijn. Bij mensen met afkeer, trauma, ziekte …. Wordt het moeilijk. Je zit op het terrein van aanraken, relationeel bewegen… => creativiteit / voelsprieten trainer: je kan beginnen met neutrale dingen zoals bad nemen om het lichaam af te toetsen
  2. Reflectiepotentieel: Nodig voor inzicht, transfer => bewustwording! Het inzicht voor het transfer naar het leven buiten de methodiek wordt anders moeilijk.
  3. Vrijwillige deelname (bevorderende factor) intrinsieke motivatie, openheid
    - uitval beperken, dus minder kans op stopzetting
    - actieve deelname bevorderen
    - anders begin je met wantrouwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de werkbare elementen?

A

LICHAAM
lichamelijke actie-component:
fysieke gewaarwordingen

1.“Embodied learning”:
beweging, lichamelijke gewaarwording
+ sport en spel

Lichaamsbewustzijn moet groeien en van daaruit een zelfbewustzijn, dat wil ook zeggen dat je zelfkennis (sterktes, zwaktes, grenzen…) begint te komen, van daaruit komt er ook een bewustzijn van anderen

GROEP / TRAINER / PEERS
relationele, emotionele, interactieve component

Interactie jongere-trainer/groep in veilige leeromgeving = experimenteren met ‘relationeel bewegen’: reacties op buitenwereld (peers!)

  • baas over gedrag en emoties !
  • sociale vaardigheden

Door samen doen leer je gedrag te kennen. Jongeren krijgen de verantwoordelijkheid om grip te krijgen op eigen emoties, gedachten, keuze, emancipatie.

Ook door herkenning of spiegelen van peers, dat brengt iets te weeg. het zorgt voor een verbondenheid, solidariteit met elkaar, trainer, omgeving = het werkt versterkend

REFLECTIE
cognitieve component:
verbale/ non-verbale ‘taal’ om emoties, gedrag te benoemen

Het is ook belangrijk om na te denken hoe je gaat reflecteren. Je gaat eerst feiten benoemen, dan pas ga je praten over de ervaring, reflectie en dan op basis van de reflectie een actieplan opstellen. = Active reviewing

Zo komen we tot belichaamd weten, via ervaring komen we iets te weten. Via transfer komen we meer te weten.

Er zijn ook niet verbale manieren om te reflecteren, maar het is vooral via taal.

Je moet zorgen dat reflecteren in groep ook een ervaring op zich is en zo hoort het bij het lichamelijke. Via de taal moet het vlot, laagdrempelig zijn en herkenbaar. Je mag via beeldspraak, metaforen, verhalen maar het kan ook via tekenen, kleur, post-its…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de kenmerken van een goede trainer?

A

Een begeleider is super belangrijk

Technische bagage (sterk in je schoenen staan om op een flexibele manier om te gaan met wat je wil aangeven in een sessie)

Begeleidershouding:
vrij van oordeel, respect, vertrouwen, open en ongedwongen, humor, starten vanuit sterktes, geen druk, veel ruimte, ritme van de groep/individuen (jongeren), enthousiasme en begeesterend, voorbeeldfunctie, authenticiteit!

Affiniteit voor hun leefwereld is fijn, maar je moet wel jezelf blijven.

Kwaliteiten:
observeren en luisteren  creativiteit
flexibiliteit
zelfreflectie en – observatie …
=> groeiproces voor de trainer zelf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly