Tekst 2a (sem 2)

Question 1

esse

Answer 1

sum, fui ,- zijn ; engels: essence

Question 2

in

Answer 2

(voorzetsel + ablatief/accusatie)in; op; naar

Question 3

quidam

Answer 3

quaedam, quoddam (voornaamwoord) - een zekere, bepaalde

Question 4

rex

Answer 4

regis (zelfstandig naamwoord, mannelijk) - Koning ; engels: regal

Question 5

regina

Answer 5

reginae (zelfstandig naamwoord, vr) koningin - engels: regina

Question 6

hic

Answer 6

haec, hoc ( voornaamwoord) - deze, dit

Question 7

tres

Answer 7

tria (hoofdtelwoord) - drie - Frans: trois

Question 8

numerus

Answer 8

numeri (zelfstandig naamwoord, m) - aantal

Question 9

filia

Answer 9

filiae (zelfstandig naamwoord, vr) - dochter - frans: fille

Question 10

forma

Answer 10

Formae (zelfstandig naamwoord, vrouwelijk) - vorm, schoonheid - Engels: form

Question 11

conspicuus

Answer 11

conspicua, conspicuum (bijvoeglijknaamwoord) : opvallend, zichtbaar- Engels: conspicuous

Question 12

habere

Answer 12

habeo, habui, habitum (ww) : hebben, houden - engels: habit

Question 13

magnus

Answer 13

magna, magnum (bijvoeglijk naamwoord) ; groot. Maior, maius = comp.

Question 14

quidem

Answer 14

(bijwoord) - inderdaad, zeker

Question 15

natus

Answer 15

natus (zelfstandig naamwoord, m) - geboorte, leeftijd - Engels: natal

Question 16

quamvis

Answer 16

(hier een bijwoord) - en toch

Question 17

gratus

Answer 17

grata, gratum (bijvoeglijk naamwoord) : mooi, aangenaam - Engels: grateful

Question 18

species

Answer 18

speciei (zelfstandig naamwoord, vr) - uiterlijk, schoonheid

Question 19

idonee

Answer 19

(bijwoord) - passend, geschikt

Question 20

Tamen

Answer 20

(partikel) - toch

Question 21

celebrare

Answer 21

o (werkwoord) - vieren - Engels: celebrate.

Question 22

posse

Answer 22

possum, potui (ww) - kunnen - Engels: possible

Question 23

laus

Answer 23

laudis (zelfstandig naamwoord, vr) - lof, roem - Engels: laudable

Question 24

humanus

Answer 24

humana, humanum (bijvoeglijk naamwoord) - menselijk - Engels: human

Question 25

credere

Answer 25

credo, credidi, creditum (ww) - geloven - engels: credible

Question 26

at

Answer 26

(Voegwoord) - maar

Question 27

vero

Answer 27

(bijwoord) - werkelijk, inderdaad - Frans: vrai.

Question 28

puella

Answer 28

puellae (zelfstandig naamwoord, vr) - meisje

Question 29

iuvenis

Answer 29

iuvenis (hier een adjectief) - jong, jeugdig –> iunior is hier comp. - Eng: junior

Question 30

Tam

Answer 30

(bijwoord) - zo, zozeer

Question 31

praecipuus

Answer 31

praecipua, praecipuum (bijvoeglijk naamwoord) - uitstekend

Question 32

praeclarus

Answer 32

praeclara, praeclarum (bijvoeglijk naamwoord) - schitterend, beroemd

Question 33

Pulchritudo

Answer 33

Pulchritudinis (zn, vr) - schoonheid

Question 34

Nec

Answer 34

(vgw) - noch, en niet - Frans: ni

Question 35

Exprimere

Answer 35

Exprimo, expressie, expressum (ww) - uitdrukken - Engels: express

Question 36

Exprimere

Answer 36

Exprimo, expressie, expressum (ww) - uitdrukken - Engels: express

Question 37

Ac

Answer 37

(vgw) - en

Question 38

Sufficiens

Answer 38

Sufficientis (bijvoeglijk naamwoord) - voldoende

Question 39

Ne … quidem

Answer 39

Zelfs niet, niet eens

Question 40

Laudare

Answer 40

Laudo (ww) - loven, prijzen

Question 41

Sermo

Answer 41

Sermonis (zn, m) - taal, gesprek - engels: sermon

Question 42

Humanus

Answer 42

Humana, humanum ( bijvoeglijk naamwoord) - menselijk

Question 43

Penuria

Answer 43

Penuriae (zn, vr) - gebrek ( aan + gen.)