tekst 1b Flashcards
1
Q
ex
A
(vz+abl.): uit
2
Q
domus
A
domus (f): huis
3
Q
mundus
A
munda, mundum: schoon, rein, zuiver
4
Q
electus
A
electa, electum: uitverkoren, uitgekozen
5
Q
actio
A
actionis (f): handeling, daad
6
Q
simul
A
tegelijk(ertijd) (bijwoord)
7
Q
et
A
en (voegwoord)
8
Q
conscienta
A
conscientae: geweten, bewustzijn
9
Q
ab
A
(vz+ abl.): van, vanaf
10
Q
omnis
A
omnis, omne: elke, ieder, geheel
11
Q
naevus
A
naevi : vlek, smet
12
Q
corruptio
A
corruptionis: corruptie, bederf, verdorvenheid
13
Q
castigare
A
castigo, castigavi, castigatum: straffen, tuchtigen, reinigen
14
Q
designare
A
designo, designavi, designatum: aanduiden, afbeelden, tonen, bepalen
15
Q
qualis
A
qualis, quale: van die soort, zoals, hoedanig