Taak 9 depressie Flashcards
Depressie
Combinatie van symptomen. Naast een depressieve stemming vertoont het kind een aanmerkelijk verlies van interesse of plezier in activiteiten, in combinatie met verschillende cognitieve, motiverende, somatische en psychomotorische symptomen
Major depressive disorder (MDD)
Deze duurt minimaal 2 weken en wordt geassocieerd met een depressieve of geïrriteerde stemming, verlies van interesse en/of plezier, andere symptomen (zoals slaapproblemen, waardeloos gevoel), significant lijden of beperkingen in dagelijks functioneren.
komt vaker voor, vaker korte episoden
Persistent depressive disorder (P-DD)
Ook wel dysthymie genoemd. Deze stoornis wordt in verband gebracht met een depressieve of prikkelbare stemming, over het algemeen minder vaak, minder ernstig, maar wel langer aanhoudende symptomen (een jaar of langer bij kinderen) dan MDD, en een significante verslechtering van het functioneren.
Dysforie en anhedonie
Kinderen met een ernstige depressie lijden aan dysforie, een toestand van langdurige periodes van verdriet. Ze voelen weinig vreugde in alles wat ze doen en verliezen hun interesse in bijna alle activiteiten, een staat die bekendstaat als anhedonie.
Disruptive mood dysregulation disorder (DMDD)
Deze recent geïntroduceerde stoornis wordt gekenmerkt door;
1) Frequente en hevige woede-uitbarstingen die extreem overdreven reacties zijn op de situatie of provocatie;
2) Chronische, aanhoudende prikkelbare of boze stemming die aanwezig is tussen de hevige woede-uitbarstingen.
3-4x per jaar(jaar of langer aanhoudend)
Overeenkomsten en verschillen van depressieve stoornissen
Het gemeenschappelijke kenmerk van alle depressieve stoornissen is de aanwezigheid van een droeve, lege of prikkelbare stemming (depressieve stemming), samen met somatische en cognitieve symptomen die het functioneren van het individu verstoren. De verschillen tussen de stoornissen zijn gerelateerd aan hun duur, timing, bijbehorende kenmerken of vermoedelijke oorzaken.
Masked depression
kinderen hebben uiten depressie op een andere manier dan volwassenen, dit is namelijk vaker indirect en verstopt. Bijv. baby met depressie hebben slaapstoornissen.
90% van de jeugd met depressie laten een significante beperking in hun dagelijkse functioneren zien.
Symptomen depressieve stoornis
- problemen in stemming: somberheid, neerslachtigheid;
- cognitieve problemen: verminderd zelfrespect, overdreven schuldgevoelens;
- gedragsproblemen: gebrek aan initiatief en vermindering van het activiteitenniveau;
- motivationele problemen: niets meer willen, het leven beu zijn;
- lichamelijke problemen: gewichtsverlies, doodmoe zijn.
Symptomen bij kinderen
- baby: slaapstoornis, passief, niet responsief
- kleuter: teruggetrokken en inhibited(geremd) of juist vastklampen en huilen(verlatingsangst)
- schoolgaande kinderen: argumentief, strijdlustig of klagen over ziek voelen
- tiener: uiten van schuld, hopeloosheid, mokken, niet begrepen voelen, haten alles
sommige studies tonen aan dat vaststellen al kan bij 3-5 jaar, onder 7 jaar diagnosticeren is wel lastig.
Prevalentie
MDD: 2-8% 4-18 jaar
Kleuter/basisschool(zeldzaam): 1-3%)
adolescentie: stijgt met 2/3
PDD: 1% kind en 5% adolescentie
Jongere die ooit depressief zijn geweest 10%-20%
Groei depressie op jonge leeftijd: Niet biologisch, maar groeiend zelfbewustzijn en cognitieve vaardigheden, symptomen opmerken, prestatie- en sociale druk
Vrouwen vs mannen 2:1
Na pubertijd: 3:1
verschillen in geslacht komt past rond de pubertijd 13-15 jaar
verloop
MDD duurt opgeveer 8 maanden
beloop is heel variabel
chronische depressie –> grotere kan op onderliggende stoornis zoals persoonlijkheidstroonis, angst of verslaving
Bij 25% start het herstel binnen 3 maanden
Hoe langer in remissie hoe kleiner de kans op een terugval
MDD komt bij 70% binnen 5 jaar terug en 25% binnen het eerste jaar
Voor 15 jaar met terugkerende episoden tot 20 jaar –> ernstig, chronisch, suïcidaal, met grotere kans op angst en slecht sociaal func.
Stress sensitization
Eerste episode gelinkt aan stressor(luxerende factor). Wanneer je een episode hebt gehad, ben je meer vatbaar voor stress –> dus meer kans op een nieuwe episode.
Verandering biologische processen, vatbaarder voor stress.
Verband PDD en MDD
PDD ontwikkeld zich ongeveer 3 jaar eerder dan MDD, kan gezien worden als voorloper.
Bijna alle kinderen die last hebben van de persisterende vorm herstellen, maar ze hebben wel een enorm hoge kans om andere ziektes te ontwikkelen (vooral MDD, angststoornissen en CD). Vanwege de vroege ontwikkeling en de lange duur is de persisterende depressieve stoornis een serieus probleem.
Er zijn theorieën gevormd om depressie te proberen te verklaren, maar geen 1 theorie kan iedere vorm van depressie, de verschillende symptomen en de ernst verklaren.
- Psychodynamische theorie → Depressie wordt veroorzaakt door de conversie van agressieve instincten in depressief affect. Echt of symbolisch verlies van bijvoorbeeld een caregiver zorgt ervoor dat het superego zich excessief vormt, wat ook verlies van eigenwaarde meebrengt.
- Hechtingstheorie → onveilige vroege hechting, separatie van hechtingspersonen of verstoorde interne werkmodellen veroorzaken depressie.
- Gedragstheorie→gebrek aan reinforcement of gebrek aan het vermogen om reinforcement aan te nemen/te accepteren veroorzaakt depressie. Gebrek aan dit vermogen komt voor uit lang gebrek aan reinforcement. Er is dus een gebrek aan vaardigheden die nodig zijn om bekrachtiging te krijgen. Een depressie is gerangschikt aan een gebrek aan responsieve-contingente positieve bekrachtiging. → Dat gedrag en bekrachtiging van gedrag dicht op elkaar in tijd moet liggen (geen waardering, beloning of complimenten). Dus de bekrachtiging van ouders op de kinderen, moet nauw aansluiten op het gedrag van de kinderen, dus snel adequaat reageren. → Een gebrek hieraan is een risicofactor voor depressie.
- Cognitieve theorie→Verkeerde of verkeerd aangepaste cognitieve structuren, processen en producten leiden tot een negatief beeld van zichzelf, de wereld en de toekomst (negative cognitive triad: negatief beeld van zichzelf, de wereld en de toekomst); en tot beperkte vaardigheden om problemen op te lossen die tot depressie leiden. Cognitieve negatieve bias: alles negatief opvatten (hopeloosheid).
- Depressogenic cognitions: negatieve perceptuele en attributieve stijlen en overtuigingen die geassocieerd zijn met depressieve symptomen.
- Hopelessness theory: een depressief individu is geneigd om oorzaken voor de negatieve gebeurtenissen intern te zoeken. Depressieve personen vertonen cognitieve problemen op 3 gebieden: vertekening van de informatieverwerking, negatieve automatische gedachten en bekijken negatieve informatie selectief. Tot slot kennen depressieve jongeren negative cognitive schemata, die de gevoeligheid voor een depressie kunnen verhogen, vooral wanneer deze geactiveerd worden door stress.
Intern: Betrekken alle negatieve dingen op zichzelf
Stabiel: Onveranderlijk, blijft altijd hetzelfde bij iemand die depressief is
Globaal: Tegenover specifiek, dus het gebeurt altijd - Zelfcontrole theorie→Problemen in het organiseren van gedrag voor lange termijn doelen, beperkingen in zelfmonitoring, zelfevaluatie en zelfbeloning kunnen tot depressie leiden.
- Interpersoonlijke theorie→Beperkt interpersoonlijk functioneren door rouw of verlies, rolconflicten, verandering van de rol, interpersoonlijke deficiënties, sociale terugtrekking en interactie tussen stemming en interpersoonlijke gebeurtenissen kunnen tot depressie leiden.
- Socioculturele theorie→Stressvolle levensomstandigheden en dagelijkse problemen kunnen tot klachten van depressie leiden. Goede sociale support, coping en waardering zijn beschermende factoren. Een stressvol evenement kan direct leiden tot een depressie (verlies van ouder), maar ook bijdragen via individuele risicofactoren (genetisch). Dit wordt het diathesis-stressmodel van depressie genoemd omdat het optreden van een depressie afhangt van de interactie tussen de persoonlijke kwetsbaarheid en de levensstress. Ten derde kunnen negatieve gebeurtenissen worden geïnternaliseerd als negatieve cognitieve stijlen die vatbaarheid voor depressie verhogen.
- Neurobiologische theorie→ Neurochemische, neurofysiologische, neuro-endocrine abnormaliteiten, genetische varianten, abnormaliteiten in hersenfunctie- en structuur leiden mogelijk tot een depressie. Vroege ervaringen hebben effect op de breinontwikkeling. In de hersenen is een genetische kwetsbaarheid of genetische veranderingen waardoor je kwetsbaar bent voor depressie
Oorzaken neurobiologie
- Neurobiologisch:
- Abnormale neurale systemen
- Deze abnormaliteiten bevinden zich vooral in de prefrontale cortex en het limbisch systeem (de amygdala, hippocampus en thalamus –> kleiner)
- Herhaaldelijke neuro-endocrine activatie gerelateerd aan stress zou de vatbaarheid voor chronische depressieve symptomen verhogen
- hersendelen emoties actiever, gevoelig stress
- Hersendelen voor aandacht, EF, sensorisch minder actief