Taak 12 Morele ontwikkeling Flashcards

1
Q

6 stadia van morele ontwikkeling Kohlberg

A

Beslissingen zijn gebaseerd op:

Level 1: Preconventional morality (preconventionele moraliteit); regels zijn extern en staan buiten het kind i.p.v. geïnternaliseerd. Straffen en belonen.
1. straf en gehoorzaamheid
–> hoe kan ik straf voorkomen?
2. Self interest (Naïef hedonisme)
–> Wat levert het mij op?
Level 2: Conventional morality (conventionele moraliteit); iemand wil zich nu aan de regels en sociale normen houden om iemands goedkeuring te winnen of een sociale status te behouden.
3. Goede jongen/meisje
–> Wat denken anderen van mij?
4. Moraliteit die de sociale orde handhaaft
–> hoe kan ik de wetten en orde handhaven?
Level 3: Postconventional (or principled) morality (postconventionele (of principiële) moraliteit); iemand in het hoogste niveau van morele redenering ziet goed en fout in termen van brede principes of rechtvaardigheid die kunnen storen met geschreven wetten of met wat autoriteitsfiguren zien.
5. De sociale contractuele oriëntatie
–> geld een regel voor alle mensen van de samenleving?
6. Moraliteit van individuele gewetensprincipes
–> goed en slecht worden gezien als basis van zelfgekozen ethische principes. Geen concrete regels. Rechtvaardigheid staat boven de wet die in tegenstelling kan zijn met de situatie.
- Fase 6 slaat op ideale morele redenering, echter functioneert niemand op dit level

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Moraliteit

A
  • principes/idealen die iemand helpen om goed en kwaad te onderscheiden
  • ernaar te handelen
  • trots te zijn op deugdzaam gedraag en schuld bij gedrag dat in strijd is met iemands normen.
  • Internalisering van normen en waarden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

6 aspecten van morele ontwikkeling

A

I. Principieel-idealistisch – heeft duidelijke waarden; bezorgd over het goede doen; ethisch; zeer ontwikkeld geweten; gezagsgetrouw;
II. Betrouwbaar-loyaal – verantwoordelijk; loyaal; betrouwbaar; trouw aan echtgenoot; eervol;
III. Heeft integriteit – consistent; gewetensvol; rationeel; hardwerkend;
IV. Zorgzaam-betrouwbaar – eerlijk; betrouwbaar; oprecht; vriendelijk; attent;
V. Redelijk – deugdzaam; eerlijk;
VI. Zelfverzekerd – sterk; zelfverzekerd;

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

internalisatie en de 3 morele componenten

A

de verschuiving van extern gestuurde acties naar gedrag dat door interne standaarden en principes wordt gestuurd –> het proces van het overnemen van de attributen of normen van andere mensen, door deze normen als de eigen te nemen. Internalisatie wordt gezien als meer cruciale stap naar volwassenheid.

  • Een affectieve / emotionele component (moral affect) –> die bestaat uit de gevoelens die juiste of verkeerde acties omgeven en die morele gedachten en acties motiveren (zoals schuld, bezorgdheid om de gevoelens van anderen, etc.);
  • Een cognitieve component (moral reasoning) –> die zich concentreert op de manier waarop we goed en fout conceptualiseren en beslissingen nemen overhoe te handelen;
  • Een gedragscomponent (moral behaviour) –> die weerspiegelt hoe we ons werkelijk gedragen wanneer we de verleiding ervaren om te liegen, bedriegen, of andere morele regels te schenden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

6 aspecten van morele ontwikkeling:

A

I. Principieel-idealistisch – heeft duidelijke waarden; bezorgd over het goede doen; ethisch; zeer ontwikkeld geweten; gezagsgetrouw;
II. Betrouwbaar-loyaal – verantwoordelijk; loyaal; betrouwbaar; trouw aan echtgenoot; eervol;
III. Heeft integriteit – consistent; gewetensvol; rationeel; hardwerkend;
IV. Zorgzaam-betrouwbaar – eerlijk; betrouwbaar; oprecht; vriendelijk; attent;
V. Redelijk – deugdzaam; eerlijk;
VI. VI. Zelfverzekerd – sterk; zelfverzekerd;

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Achtergrond info theorie van kohlberg

A

Kohlberg was een bewonderaar van Piaget. Hij baseerde zijn stadiamodel van morele ontwikkeling op het cognitieve stadiamodel van Piaget.

Kohlberg ontwikkelde zijn theorie door aan 10, 13 en 16-jarigen te vragen naar een serie van morele dilemma’s. Hierbij moesten ze kiezen tussen: (1) de regels volgen, en (2) actie ondernemen die tegen deze regels ingaan, maar voor menselijke behoefte is. Kohlberg was niet zo geïnteresseerd in de keuze zelf, maar meer in de onderliggende rationaliteit, oftewel de structuur van moral reasoning. Aan de hand van veel vragen ontdekte hij dat de morele ontwikkeling steeds complexer wordt met de leeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Heinz dillema

A

Dilemma dat werd voorgelegd aan studenten. Zieke vrouw helpen vs stelen apotheek
Kohlberg gelooft dat zowel cognitieve ontwikkeling en relevante sociale ervaring de groei van moreel redeneren bepalen. Kinderen moeten blootgesteld worden aan personen of situaties die onevenwichtigheden veroorzaken → conflicten tussen bestaande morele concepten en nieuwe ideeën die hen dwingen om hun kijk te herevalueren. Onderzoek laat zien dat iedereen de bovenstaande fasen in dezelfde volgorde doorloopt. Stadia 3 of 4 is het hoogste stadium dat de meeste individuelen halen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Role-taking skills

A

zijn noodzakelijk, maar niet voldoende voor de ontwikkeling van conventionele moraliteit, en formele operaties zijn noodzakelijk maar niet voldoende voor het ontstaan van post-conventionele moraliteit. Dit patroon ondersteunt de Kohlberg-hypothese dat cognitieve ontwikkeling een voorwaarde is voor morele ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

transactieve interacties

A

Morele groei wordt bereikt wanneer groepsdiscussies worden gekenmerkt door expliciete maar niet-vijandige transactieve interacties –> uitwisselingen waarin mensen die discussiëren elkaar uitdagen en hun verschillen oplossen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zegt Konchanska over de relatie tussen morele ontwikkeling en hechting?

A

Konchanska stelt dat het erop lijkt dat kinderen als peuters een geweten beginnen te vormen als ze veilig gehecht zijn aan warme en ontvankelijke ouders(positieve affectiviteit, positieve emotionele ervaringen).
- Mutually responsive relationship(ouder-kind relatie met wederzijds respect voor behoeften/doelen)–> dan vertonen kinderen vaak comitted compliance(naleving op basis van behoefte om samen te werken met responsieve ouder die er hetzelfde in staat).
- Situational compliance= naleving voornamelijk gebaseerd op macht van een ouder om het gedrag van kind te sturen. –> bij afstandelijk/ongevoelige ouders, weinig plezierige affectiviteit
 Minder goede hechting –> regels niet nastreven wanneer ouder weg is
 Goede hechting –> wel regels nastreven als ouder weg is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Piagets 3 stadia van morele ontwikkeling

A

Piaget zijn theorie:
- Focus op twee aspecten van moreel redeneren:
1. Respect voor regels en normen
2. Opvattingen over rechtvaardigheid

Drie stadia van morele ontwikkeling, loopt gelijk aan de pre-operationele, contreet-operationele en formeel operationele stadium van cognitieve ontwikkeling.
- Pre-moreel(0-5 jaar); kinderen tonen weinig interesse in regels, weinig bewustzijn.
- Heteronome moraliteit(5-10 jaar); respect voor regels afkomstig van autoriteitsfiguren.
o Heteronoom= onder heerschappij van een ander.
o Moral absolutes: goed= regel volgen, slecht= regel niet volgen
o Expiatory punishment = straffen voor het straffen, zonder relatie daad
o Immanent justice = regel breken –> straf (vanzelfsprekend zien)
- Autonome moraliteit(10-11 jaar); regels zijn arbitrair, bij meerderheid vastgelegd (democratisch beginsel). Je mag regels breken in dienst van menselijke behoefte.
o Goed/fout is afhankelijk van intenties
o Staf, voorkeur: reciprocal punischment: bestraffende gevolgen na een misdaad waarbij de overstreder zo gestraft wordt dat deze de implicatie van een overtreding begrijpt en het minder zal herhalen.
o Leren dat overtredingen vaak ongestraft en onopgemerkt blijven –> geen immanent justice

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Overeenkomsten en verschillen tussen de theorie van kohlberg en piaget

A

Overeenkomsten:
- Intrinsieke motivatie motor van ontwikkeling (aangeboren geneigdheid om zich te verdiepen in dingen);
- Actief mensbeeld (holistisch-organismisch mensbeeld, sterke nadruk op rijpingsprocessen, actieve rol, interactie tussen zelfregulerende mechanismen en sociale ervaring);
- Stadiamodel van ontwikkeling.

Verschillen:
- Kindertijd (Piaget) vs. adolescentie en volwassenheid (Kohlberg’s theorie meer uitgebreid, Kohlberg zegt dat ontwikkeling oneindig doorgaat);
- Piaget is heel individualistisch omdat hij zich niet zo zeer bezig houdt met de werking van sociale factoren, Kohlberg zegt juist dat de rol van de sociaal-culturele context heel groot is omdat je wordt beïnvloedt door opvoeding.
- Cognitief evenwicht - equilibrium (Piaget) vs. cognitief conflict - oplossen van cognitief conflict, blootstelling aan sociale situaties –> streven naar oplossen van dilemma’s(Kohlberg);
- Kohlberg dacht dat kinderen jonger dan 10 jaar verder gevorderd zijn in de morele ontwikkeling dan Piaget dacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Holistisch-organismisch

A

gaat uit van een actieve rijping, het is interactionistisch omdat het gaat om aangeboren intrinsieke motivatie en sociale ontwikkelingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

6 kwesties kohlberg

A
  1. Beide worden aangehaald: gedrag wordt aangeleerd door opvoeding, na een tijdje is dit zo normaal dat het als nature wordt gezien door het kind. De ontwikkeling van een kind verloopt via een cognitieve ontwikkeling die al hoort bij onze soort (hier heeft omgeving wel invloed op)
  2. Deze is belangrijk: een groot deel van gedrag wordt door opvoeding bepaald. Kinderen gaan gedragingen van ouders waarnemen en overnemen. Kinderen leven in een sociale context, gedrag dat ze om zich heen zien zullen ze overnemen of als normaal beschouwen.
  3. Actieve rol: eerst zal het gedragingen observeren en overnemen, daarna zal het vanuit deze gedragingen redeneren wat wel en niet gepast is (eigen oordeel)
  4. Discontinu: ontwikkeling verloopt via stadia en een kind kan niet tussen twee stadia in functioneren. Ieder stadium evolueert uit het vorige.
  5. geen kritieke perioden
  6. Interactie tussen de drie componenten: affectie, gedrag en cognitief. Om tot een goede ontwikkeling te komen moeten deze drie componenten in evenwicht zijn binnen het kind
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kritiek op kohlberg

A
  • De theorie is bevooroordeeld tegen bepaalde groepen mensen (niet-westerse samenlevingen en samenlevingen die ervoor kiezen om de nadruk te leggen op een moraliteit van zorg in plaats van een moraliteit van rechtvaardigheid)
    o Moraliteit van zorg (morality of care) (= Gilligan’s term voor wat zij veronderstelt de dominante morele oriëntatie van vrouwen te zijn; meer gericht op medelevende zorgen voor menselijk welzijn dan op sociaal gedefinieerde rechtvaardigheid zoals beheerd door de wet)
    o Moraliteit van rechtvaardigheid (morality of justice) (= Gilligan’s term voor wat zij veronderstelt de dominante morele oriëntatie van mannen te zijn; meer gericht op sociaal gedefinieerde rechtvaardigheid zoals beheerd door de wet dan op medelevende zorgen voor menselijk welzijn)
  • De morele redenering van jonge kinderen wordt onderschat (geldt ook voor piaget)
  • De theorie zegt weinig over moreel affect en moreel gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Artikel Cor lezen!

A
17
Q

wat zeggen andere theorieën over morele ontwikkeling?

A
  • Freud: Theorie van oedipale moraliteit (in fallische fase): kinderen internaliseren de morele standaarden van de ouder van hetzelfde geslacht (via identificatie) gedurende de fallische fase, wanneer zij hun Oedipus- of Elektra complex oplossen en op die manier het SUPEREGO (geweten) vormen
    Conclusie: moraliteit ontstaat door middel van het oplossen van het intrapsychische conflict in de fallische fase
  • Kochanska: moraliteit ontstaat door middel van een combinatie van kindkenmerken en opvoedstijl van ouders
  • Bandura - sociale leertheorie: moraliteit ontstaat door middel van de overname van normen en gedragingen van anderen
  • informatieverwerkingsbenadering:
    moraliteit ontstaat door middel van eerder gebruikte strategieën uit het langetermijngeheugen