Taak 8 Hechting Flashcards

1
Q

Emotionele hechting

A

de sterke affectieve banden die we voelen met de
speciale mensen in ons leven.
- wederzijdse relaties(reciprociteit) = baby’s hechten aan ouders en ouders aan baby’s
- gesynchroniseerde routines = over het algemeen harmonieuze interacties tussen twee personen waarbij deelnemers hun gedrag aanpassen als reactie op de gevoelens en gedragingen van de partner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke factoren beïnvloeden hechting?

A
  • kwaliteit van zorg
  • karakter of het emotionele klimaat
  • eigen gezondheid en temperament
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke fasen van hechting zijn er?

A

-Asociale fase (van hechting) (eerste 6w) (= waarin baby’s op dezelfde manier reageren op interessante sociale en niet-sociale stimuli)
- Fase van willekeurige hechting (6w en 6-7m) (= waarin
baby’s de voorkeur geven aan sociale stimuli en niet aan niet-sociale stimuli en waarschijnlijk zullen protesteren wanneer een volwassene ze neerlegt of met rust laat)
- Fase van specifieke hechting (7-9m) (= wanneer baby’s
gehecht zijn aan een naaste persoon (meestal de moeder)
o Veilige basis (secure base) (= het gebruik van een verzorger als basis om de omgeving te verkennen en naar terug te keren voor emotionele ondersteuning)
- Fase van meerdere hechtingen (9-18m) (= waarin baby’s hechting met andere personen vormen dan hun primaire hechtingsobject)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Caregiving hypothese

A

moeders met veilig gehechte kinderen zijn sensitief en responsief.
verder ook: positieve houding, synchronisatie, wederkerigheid, ondersteuning, stimulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke karaktereigenschappen van hechtingspersonen leiden tot veilige hechting?

A

sensitief, positieve houding, synchronie, mutualiteit, support, stimulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke soorten onveilige hechting zijn er? Welke karaktereigenschap van het hechtingspersoon kan leiden tot deze onveilige hechting?

A
  • angstige/afwerende (niet consequent in de zorg, enthousiaste of onverschillige reactie, of niet reageren)
  • vermijdende (ongeduldig, reageren niet op signalen, uiten negatieve gevoelen en halen geen plezier uit contact, of overijverige ouders die teveel stimuli geven)
  • gedesorganiseerde en gedesoriënteerde (mishandeling, verwaarlozing)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Temperament hypothese

A

Kegan.
Houdt in dat zuigelingen (en niet verzorgers) primaire ‘architecten’ van hechting zijn en dat de manier van hechting het temperament van het kind reflecteert.
Kagan argumenteert dat de strange situation de individuele verschillen in temperament meet in plaats van de kwaliteiten van hechting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Integrative theory of infant-caregiver attachment (Kochanska)

A

theorie te testen die aangeeft dat;
 Kwaliteit van caregiving het belangrijkst is om te bepalen of de hechting van een baby veilig of onveilig is;
 Temperament is de betere voorspeller voor het type onveiligheid.
o Behaviorally inhibited – angstige kinderen zijn vatbaar voor sterke nood in nieuwe en onzekere situaties;
o Behaviorally uninhibited – niet-angstige kinderen zijn grotendeels onverstoorbaar door vreemde instellingen, mensen of scheidingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Attachment theory (hechtingstheorie) (Bowlby)

A

Bowlby beweert dat veilige hechtingen (secure attachment) gradueel ontwikkeld terwijl ouders vaardiger worden in het lezen en passend reageren op signalen van de baby (=sensitiviteit) en de baby leert hoe ouders zijn en hoe hij hun gedrag kan reguleren (=responsiviteit). Wanneer dit proces fout gaat, kan dit resulteren in
onveilige hechting; zoals een kind dat uiteindelijk stopt met huilen omdat zijn depressieve moeder niet meer reageert op zijn signalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Interne werkmodel van gehechtheid

A

Door gehecht te raken vormt een kind een mentaal beeld van mensen in het algemeen; hierin liggen verwachtingen over anderen en over het kind zelf opgeslagen. Het is een veranderbaar model. Onveilig werkmodel kan door positieve ervaringen veranderen in een veilig werkmodel
Cognitieve representaties van zichzelf en andere mensen, die worden gebruikt om gebeurtenissen te interpreteren en verwachtingen te vormen over het karakter van menselijke relaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

drie basale voorwaarden voor het ontstaan van veilige hechting

A
  • sensitief en voorspelbaar reageren
  • continuïteit in aanwezigheid
  • Mentaliseren - Zien en herkennen van gevoelens en gedachten van de baby en rekening daarmee houden in het vertonen van gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn hechtings-gerelateerde angsten in de kindertijd?

A
  • strager anxiety (Baby’s reageren positief op vreemden
    tot ze hun eerste hechtingsband vormen, kort hierna worden ze angstig. Deze angstige piek ligt rond de 8 tot 10 maanden en neemt af in het 2e levensjaar.)
  • seperation anxiety (Scheidingsangst verschijnt rond de leeftijd van 6-8 maanden en piekt op 14-18 maanden. Deze angst neemt af in de kindertijd en voorschoolse periode)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verklaring voor separatie angst en angst voor vreemden vanuit: Ethologisch viewpoint en Cognitieve-ontwikkeling viewpoint

A

Ethologisch: (beiden kunnen worden gezien als signaal voor gevaar, zorgen over het onbekende, het is biologisch geprogrammeerd)
Het kind is aan het einde van het 3e levensjaar in staat om korte separaties te doorstaan(objectpermanentie)
Cognitieve ontwikkeling: Scheiding en vreemden horen bij de cognitieve ontwikkeling, verstoring van schema’s: 6-10 maanden schama’s voor gezichten van bekenden en weten dat bekenden terugkeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voorwaarden voor veilige hechting (Bowlby)

A
  • caregiver moet sensitief en voorspelbaar reageren
  • Continuïteit in de aanwezigheid van caregiver
  • Mentaliseren door de caregiver; hij/zij ziet en herkent de gevoelens en gedachten van de baby en houdt daar in zijn gedrag rekening mee.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Koppel de zes kwesties aan de hechtingstheorie van Bowlby

A
  1. nature als nurture is belangrijk
  2. sociaal-culturele context: interacteren
  3. Actieve rol kind: ja
  4. Hechting is een geleidelijk/continue proces
  5. Kritieke fasen zijn de eerste 3 jaren van het leven van een kind, dit is een erg sensitieve periode en dus cruciaal voor hechting
  6. Er is interactie tussen domeinen, cognitieve en fysieke ontwikkeling draagt ook bij aan de emotionele ontwikkeling van het kind.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Goodness-of-fit-model

A

veilige gehechtheden evolueren van relaties waarin een ‘goede-fit’ is tussen de zorg die een baby krijgt en zijn of haar
eigen temperament, terwijl onveilige hechtingen zich zullen ontwikkelen wanneer (sterk gestreste) caregivers niet in staat zijn aan te passen aan de temperamentvolle eigenschappen van hun kind.

17
Q

Wanneer ontstaat hechting?

A

Hecht ontstaat bij het baren wanneer het hechtingshormoon oxytocine vrijkomt. Kind wordt hulpeloos geboren. Hechting is van belang voor het ontwikkelen van persoonlijkheid en sociale ontwikkeling. Basis leggen voor aangaan van hechtingsrelaties.

18
Q

Strange Situation

A

een serie van acht separatie- en reünie-afleveringen waaraan
baby’s worden blootgesteld om de kwaliteit van hun hechting te bepalen (test is voor kinderen tot 2 jaar)

19
Q

Vormen van hechting, prevalentie en kenmerken

A
  • veilige hechting (60-70%) - het contact met een naaste persoon verwelkomt en deze persoon gebruikt als een veilige basis om de omgeving te verkennen
  • vermijdende hechting(20%) - weinig separatieprotest en de neiging van het kind om de verzorger te vermijden of te negeren
  • angstige-ambivalente hechting(10-15%) - sterk separatieprotest en de neiging van het kind om dichtbij te blijven maar contact te weerstaan dat door de verzorger is geïnitieerd, vooral nadat separatie heeft plaatsgevonden
  • gedesoriënteerde en gedesorganiseerde hechting (5-10%) - versuft verschijnen van de baby bij reünie of de neiging om eerst de verzorger te zoeken en dan abrupt te vermijden
20
Q

lange termijn gevolgen hechting

A
  • veilig: probleemoplossend vermogen, gunstige ontwikkeling, beter in symbolisch spel, meer positieve emoties, minder negatieve, aantrekkelijker maatje voor kinderen.
  • Ongeorganiseerde/gedesoriënteerde: risico op agressieviteit, afwijzing leeftijdsgenoten

–> hechting is stabiel en blijft in de adolescentie en volwassenheid dezelfde als in de kinderjaren

21
Q

reactie kind op separatie met hechtingsfiguur

A
  • protest
  • wanhoop
  • onthechting (beschermende houding)

te vaak: dan stopt het ontwikkelen van hechting

22
Q

Interne werkmodellen (internal working models)

A

cognitieve representaties van zichzelf, anderen en relaties die baby’s opbouwen uit hun interacties met verzorgers

 Positief werkmodel van anderen (= gevoelige, responsieve
verzorging kan ertoe leiden dat het kind concludeert dat mensen betrouwbaar zijn) - Bowlby & Bretherton
 Negatief werkmodel van anderen (= ongevoelige, verwaarloosde of misbruikende verzorging kan leiden tot onzekerheid en een gebrek aan vertrouwen) - Bowlby & Bretherton
 Positief werkmodel van zichzelf (= verzorgers reageren snel en adequaat op de baby zijn/haar signalen voor aandacht, waardoor de baby geneigd is te geloven: ‘ik ben lief’) – Erikson
 Negatief werkmodel van zichzelf (= verzorgers negeren of
interpreteren signalen voor aandacht verkeerd, waardoor de baby geneigd is te geloven: ‘ik ben onwaardig of walgelijk’) – Erikson

23
Q

Kritieke op hechtingstheorie

A
  • Meer overlap tussen de 4 verschillende soorten hechting
  • Veilige hechting bij een ouder en onveilig bij een andere ouder wordt niet toegelicht door bowlby.
  • De hechting die je ontwikkelt in je eerste 3 jaar zijn cruciaal, maar dat hoeft niet per se vast te staan de rest van je leven.
  • Interne werkmodel is dynamisch. Cognitieve representaties die het kind heeft over zichzelf, anderen of emotionele relaties kunnen veranderen naar aanleiding van ervaringen. Veilige hechting is dus geen garantie voor positieve uitkomsten in het verdere leven, onveilige hechting is geen garantie voor negatieve uitkomsten.
24
Q

6 dimensies (beschrijving van individuele verschillen in kinderlijk temperament):

A
  • Angstig leed: behoedzaamheid, angst en terugtrekking (in nieuwe situaties of als reactie op nieuwe stimuli);
  • Prikkelbare angst: onrust, huilen en leed tonen wanneer verlangens worden gefrustreerd (soms frustratie / woede genoemd);
  • Positief affect: frequentie van glimlachen, lachen, bereidheid om anderen te benaderen en met hen samen te werken (soms gezelligheid genoemd)
  • Activiteitsniveau: hoeveelheid grove motoriek (bv. schoppen, kruipen)
  • Aandachtspanne / persistentie: tijdsduur dat kind zich oriënteert en focust op objecten of gebeurtenissen van belang
  • Ritmiek: regelmaat / voorspelbaarheid van lichaamsfuncties (zoals eten, slapen of darmwerking).
25
Q

Strange situation test, voor- en nadelen

A

Pros:
* Betrouwbaar en valide procedure: “gouden standaard”
Contra:
* Zeer bewerkelijk en tijdrovend
* Lab. procedure: ecologische validiteit?
* Alleen bruikbaar bij kinderen < ± 1-2½ jaar
* Kostbaar: zeer uitgebreide intraining nodig

26
Q

Strange Situation test (waar wordt op gelet?)

A

Ontwikkeld door Ainsworth.
een serie van acht separatie- en reünie-afleveringen waaraan
baby’s worden blootgesteld om de kwaliteit van hun hechting te bepalen (test is voor kinderen tot 2 jaar)

o Exploratief gedrag
o Reacties op vreemden
o Reacties op separatie
o Gedrag kind bij hereniging

27
Q

Wat zijn andere hechtingstheorieën?

A
  • Psychoanalytische theorie- ik hou van je omdat je me voedt
  • leertheorie- beloning leidt tot liefde
  • Cognitieve ontwikkelingstheorie- om van je te kunnen houden moet ik je kennen
  • ethologische theorie: misschien werd ik geboren om lief te hebben
28
Q

verschil hechting kinderen en volwassenen

A
  • kind complementair aan volwassenen
  • volw: aan leeftijdsgenoten
  • volw: hechting domineert anderen gedragsdomeinen niet
  • volw: hechtingsgedragingen minder direct
  • volw: controle over aangaan van hechtingsrelatie
29
Q

imprinting (oorsprong ethologische theorie)

A

is een instinctieve manier van leren waarin jongen van bepaalde soorten bewegende objecten volgen en zich hieraan hechting. zoals kuikens.
alleen kort na geboorte, is onomkeerbaar, verloopt automatischd

30
Q

preadapted characteristic

A

jonge kinderen spelen een belangrijke rol in het overhalen van andere mensen om van hen te houden
- karakteristieken die schattig zijn
- interactie door positieve eigenschappen zoals grijpen, glilmlachen

kewpie doll