Taak 8 Hechting Flashcards
Emotionele hechting
de sterke affectieve banden die we voelen met de
speciale mensen in ons leven.
- wederzijdse relaties(reciprociteit) = baby’s hechten aan ouders en ouders aan baby’s
- gesynchroniseerde routines = over het algemeen harmonieuze interacties tussen twee personen waarbij deelnemers hun gedrag aanpassen als reactie op de gevoelens en gedragingen van de partner
Welke factoren beïnvloeden hechting?
- kwaliteit van zorg
- karakter of het emotionele klimaat
- eigen gezondheid en temperament
Welke fasen van hechting zijn er?
-Asociale fase (van hechting) (eerste 6w) (= waarin baby’s op dezelfde manier reageren op interessante sociale en niet-sociale stimuli)
- Fase van willekeurige hechting (6w en 6-7m) (= waarin
baby’s de voorkeur geven aan sociale stimuli en niet aan niet-sociale stimuli en waarschijnlijk zullen protesteren wanneer een volwassene ze neerlegt of met rust laat)
- Fase van specifieke hechting (7-9m) (= wanneer baby’s
gehecht zijn aan een naaste persoon (meestal de moeder)
o Veilige basis (secure base) (= het gebruik van een verzorger als basis om de omgeving te verkennen en naar terug te keren voor emotionele ondersteuning)
- Fase van meerdere hechtingen (9-18m) (= waarin baby’s hechting met andere personen vormen dan hun primaire hechtingsobject)
Caregiving hypothese
moeders met veilig gehechte kinderen zijn sensitief en responsief.
verder ook: positieve houding, synchronisatie, wederkerigheid, ondersteuning, stimulatie
Welke karaktereigenschappen van hechtingspersonen leiden tot veilige hechting?
sensitief, positieve houding, synchronie, mutualiteit, support, stimulatie
welke soorten onveilige hechting zijn er? Welke karaktereigenschap van het hechtingspersoon kan leiden tot deze onveilige hechting?
- angstige/afwerende (niet consequent in de zorg, enthousiaste of onverschillige reactie, of niet reageren)
- vermijdende (ongeduldig, reageren niet op signalen, uiten negatieve gevoelen en halen geen plezier uit contact, of overijverige ouders die teveel stimuli geven)
- gedesorganiseerde en gedesoriënteerde (mishandeling, verwaarlozing)
Temperament hypothese
Kegan.
Houdt in dat zuigelingen (en niet verzorgers) primaire ‘architecten’ van hechting zijn en dat de manier van hechting het temperament van het kind reflecteert.
Kagan argumenteert dat de strange situation de individuele verschillen in temperament meet in plaats van de kwaliteiten van hechting
Integrative theory of infant-caregiver attachment (Kochanska)
theorie te testen die aangeeft dat;
Kwaliteit van caregiving het belangrijkst is om te bepalen of de hechting van een baby veilig of onveilig is;
Temperament is de betere voorspeller voor het type onveiligheid.
o Behaviorally inhibited – angstige kinderen zijn vatbaar voor sterke nood in nieuwe en onzekere situaties;
o Behaviorally uninhibited – niet-angstige kinderen zijn grotendeels onverstoorbaar door vreemde instellingen, mensen of scheidingen.
Attachment theory (hechtingstheorie) (Bowlby)
Bowlby beweert dat veilige hechtingen (secure attachment) gradueel ontwikkeld terwijl ouders vaardiger worden in het lezen en passend reageren op signalen van de baby (=sensitiviteit) en de baby leert hoe ouders zijn en hoe hij hun gedrag kan reguleren (=responsiviteit). Wanneer dit proces fout gaat, kan dit resulteren in
onveilige hechting; zoals een kind dat uiteindelijk stopt met huilen omdat zijn depressieve moeder niet meer reageert op zijn signalen.
Interne werkmodel van gehechtheid
Door gehecht te raken vormt een kind een mentaal beeld van mensen in het algemeen; hierin liggen verwachtingen over anderen en over het kind zelf opgeslagen. Het is een veranderbaar model. Onveilig werkmodel kan door positieve ervaringen veranderen in een veilig werkmodel
Cognitieve representaties van zichzelf en andere mensen, die worden gebruikt om gebeurtenissen te interpreteren en verwachtingen te vormen over het karakter van menselijke relaties.
drie basale voorwaarden voor het ontstaan van veilige hechting
- sensitief en voorspelbaar reageren
- continuïteit in aanwezigheid
- Mentaliseren - Zien en herkennen van gevoelens en gedachten van de baby en rekening daarmee houden in het vertonen van gedrag
Wat zijn hechtings-gerelateerde angsten in de kindertijd?
- strager anxiety (Baby’s reageren positief op vreemden
tot ze hun eerste hechtingsband vormen, kort hierna worden ze angstig. Deze angstige piek ligt rond de 8 tot 10 maanden en neemt af in het 2e levensjaar.) - seperation anxiety (Scheidingsangst verschijnt rond de leeftijd van 6-8 maanden en piekt op 14-18 maanden. Deze angst neemt af in de kindertijd en voorschoolse periode)
Verklaring voor separatie angst en angst voor vreemden vanuit: Ethologisch viewpoint en Cognitieve-ontwikkeling viewpoint
Ethologisch: (beiden kunnen worden gezien als signaal voor gevaar, zorgen over het onbekende, het is biologisch geprogrammeerd)
Het kind is aan het einde van het 3e levensjaar in staat om korte separaties te doorstaan(objectpermanentie)
Cognitieve ontwikkeling: Scheiding en vreemden horen bij de cognitieve ontwikkeling, verstoring van schema’s: 6-10 maanden schama’s voor gezichten van bekenden en weten dat bekenden terugkeren.
Voorwaarden voor veilige hechting (Bowlby)
- caregiver moet sensitief en voorspelbaar reageren
- Continuïteit in de aanwezigheid van caregiver
- Mentaliseren door de caregiver; hij/zij ziet en herkent de gevoelens en gedachten van de baby en houdt daar in zijn gedrag rekening mee.
Koppel de zes kwesties aan de hechtingstheorie van Bowlby
- nature als nurture is belangrijk
- sociaal-culturele context: interacteren
- Actieve rol kind: ja
- Hechting is een geleidelijk/continue proces
- Kritieke fasen zijn de eerste 3 jaren van het leven van een kind, dit is een erg sensitieve periode en dus cruciaal voor hechting
- Er is interactie tussen domeinen, cognitieve en fysieke ontwikkeling draagt ook bij aan de emotionele ontwikkeling van het kind.