Taak 7 ADHD Flashcards
Wat is ADHD?
Aandachtstekortstoornis.
Attention-Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD) beschrijft kinderen die aanhoudende leeftijdsongeschikte symptomen vertonen van onoplettendheid, hyperactiviteit, en impulsiviteit die voldoende zijn om een beperking te veroorzaken in belangrijke levensactiviteiten.
- Opgenomen in de DSM-V als een neurologische aandoening
o Het heeft een vroeg begin en aanhoudend verloop
o Het wordt geassocieerd met blijvende veranderingen in de neurale ontwikkeling
o Het gaat gepaard met subtiele vertragingen en problemen in taal, motor en sociale ontwikkeling die overlappen met andere neurologische aandoeningen (bijvoorbeeld autisme en specifieke leerstoornis)
Inattention (onoplettendheid)
verwijst naar een onvermogen om aandacht vast te houden, vast te houden aan taken of activiteiten, om instructies of regels te onthouden en op te volgen, en om verleidingen te weerstaan. Ook brengt het moeilijkheden met zich mee bij de planning en organisatie en het brengt problemen met zich mee in alert blijven.
Attentional capacity (aandacht capaciteit) is de hoeveelheid informatie die we kunnen onthouden en bijwonen voor een korte tijd. Kinderen met ADHD kunnen evenveel informatie onthouden in een korte tijd als kinderen zonder ADHD.
Selective attention (selectieve aandacht) is het vermogen om zich te concentreren op relevante stimuli en taak irrelevante stimuli in de omgeving te negeren.
Distractibility (afleidbaarheid) is een term die vaak gebruikt wordt om een tekort in selectieve aandacht aan te geven reageren op opvallende en aantrekkelijke stimuli.
Sustained attention / vigilance (volhouden aandacht) is het vermogen om de focus te houden door de tijd heen op niet uitdagende en oninteressante taken of activiteiten. Tekorten in aanhoudende aandacht is een van de belangrijkste kenmerken van ADHD en kan spelen vanaf het begin van een taak, dus niet alleen afnemen tijdens een taak.
Alerting refereert naar de eerste reactie op een stimulus; het bevat het vermogen om je klaar te maken voor wat er kan gebeuren. Een kind met een tekort aan alertheid kan te snel reageren in situaties die en zorgvuldige aanpak vereisen.
Hyperactiviteit - impulsiviteit
omvat het gebrek aan controle houden van motorisch gedrag, het lastig vinden om de remming van gedrag vol te houden, het onvermogen om een reactie te laten en bevrediging uit te stellen en het onvermogen om dominante reacties te remmen in bepaalde situaties. Het verband tussen hyperactiviteit en impulsiviteit is het tekort aan regulerend gedrag.
Kinderen die impulsief zijn lijken niet in staat om hun onmiddellijke reacties in toom te houden of te denken voordat ze handelen.
Er zijn verschillende vormen waar te nemen:
- Cognitieve impulsiviteit –> ongeorganiseerdheid; gehaast denken en supervisie nodig hebben;
- Gedragsimpulsiviteit –> Impulsief iets doen zonder na te denken over de consequenties. Moeite met aanpassingsvermogen in situaties.
- Emotionele impulsiviteit –> ongeduldigheid, lage frustratietolerantie, een hoog temperament, en snel boos en geïrriteerd zijn.
Diagnostische criteria ADHD
Een aanhoudend patroon van onoplettendheid en/of hyperactiviteit-impulsiviteit die het functioneren of de ontwikkeling verstoort, zoals gekenmerkt door onoplettendheid of hyperactiviteit-impulsiviteit
- Onoplettendheid(min 6 symptomen, min 6 maanden, v.a. 17 jaar minstens 5 symptomen)
- hyperactiviteit en impulsiviteit (min 6 symptomen, min 6 maanden, v.a. 17 jaar min 5 symptomen)
- zijn begonnen voor 12 jarige leeftijd.
- moeten meer dan 6 maanden aanwezig zijn
- vaker en ernstiger voorkomen dan bij andere kinderen van dezelfde leeftijd en geslacht
- voorkomen in twee of meer soortsituaties zoals thuis, school, sportvereniging
- de kwaliteit van het sociaal, academisch of beroepsmatig functioneren in de weg staan of verminderen
- niet beter kunnen worden verklaard door een andere psychische stoornis
Specificatie van ADHD DSM-V
- Gecombineerde presentatie: als zowel aan onoplettendheid als aan hyperactiviteit-impulsiviteit is voldaan gedurende de afgelopen 6 maanden
- Voornamelijk onoplettende presentatie: als aan onoplettendheid is voldaan, maar aan hyperactiviteit-impulsiviteit de afgelopen 6 maanden niet is voldaan
- Voornamelijk hyperactieve-impulsieve presentatie: als aan hyperactiviteit-impulsiviteit is voldaan, maar aan onoplettendheid de afgelopen 6 maanden niet is voldaan
Bij gedeeltelijke remissie: wanneer eerder aan de volledige criteria werd voldaan, wanneer de afgelopen 6 maanden aan minder dan de volledige criteria is voldaan en de symptomen
nog steeds leiden tot een beperking in het sociaal, academisch of beroepsmatig functioneren
ernst: mild, matig, ernstig
Beperkingen DSM-V:
- Developmental insensitivity– het aantal symptomen dat nodig is om een diagnose te stellen wordt niet toegepast op de leeftijd en het niveau van volwassenheid. Dit terwijl symptomen achteruitgang vertonen met de leeftijd (met name hyperactivity). Dezelfde symptomen zijn van toepassing op alle leeftijden, ook al zijn sommige symptomen vooral van toepassing op jonge kinderen (denk aan hyperactiviteit).
- Categorical view of ADHD – het is eerder een dimensionale dan een categorische aandoening; kinderen ondergaan veranderingen in hun gedrag. Kinderen met ADHD zijn extreem actief, maar ten opzichte van andere kinderen met een hoog energielevel bereiken ze niet veel.
De DSM specificeert 3 presentatietypen van ADHD
Overwegend onoplettende presentatie (ADHD-PI / ADD): beschrijft kinderen die voldoen aan de symptoomcriteria voor onoplettendheid, maar geen hyperactiviteit -impulsiviteit.
o Onoplettend voor details;
o Snel afgeleid;
o Slecht luisteren;
o Geen focus;
o Vergeetachtig;
o Geen moeite doen;
Overwegend hyperactief-impulsieve presentatie (ADHD-HI): beschrijft kinderen die voldoen aan de criteria voor hyperactiviteit-impulsiviteit, maar niet onoplettendheid.
Gecombineerde presentatie (ADHD-C): beschrijft kinderen die voldoen aan beide de symptoomcriteria voor onoplettendheid en hyperactiviteitimpulsiviteit. Mild: weinig symptomen; symptomen minimale last in dagelijks leven; Moderate: Severe: ernstige symptomen, veel last in dagelijks leven.
Prevalentie ADHD
-De prevalentie is de afgelopen tijd erg gestegen, dit komt waarschijnlijk door de toenemende kennis over ADHD, druk van ouders om een behandeling te vinden en ouders die hun eigen ADHD herkennen. Wereldwijd is de prevalentie ongeveer 5%.
Gender: ADHD komt vaker voor bij jongens(6-9%) dat bij meisjes(2-4%), (bij kinderen tussen de 6-12 jaar). ADHD komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen, verhouding bij kinderen 2:1 en bij volwassenen 1,6:1. Onderzoek vooral bij jongens uitgevoerd dus sluit mogelijk niet goed aan bij meisjes. - Wanneer meisjes met ADHD agressie vertonen, worden zij eerder doorwezen dan jongens. Meisjes hebben daarnaast een grotere kans om onoplettende symptomen te vertonen die kenmerkend zijn voor een traag cognitief tempo. De DSM is vooral gebaseerd op criteria die op jongens getest zijn.
- kleiner meerderheid lage SES
- Onoplettendheid komt vaker voor dat hyperactiviteit. Het gecombineerde type wordt het vaakst doorverwezen voor behandeling.
- 44% van de kinderen met ADHD heeft minstens één andere stoornis
- Als je ADHD en ODD hebt heb je meer kans op het ontwikkelen van CD
Behandeling ADHD
primaire behandelingen:
- stimulerende medicatie; beheren van symptomen
- ouder management training; @thuis. disruptief gedrag beheersen, conflicten minderen, pro-sociale en zelfregulatie bevorderen
- educatieve interventie- @school. zelfde + educatieve prestaties verbeteren
intensieve behandeling
-zomer behandelprogramma’s; verbeteren van de reeds gedane aanpassingingen: primaire en aanvullende intensieve behandeling
extra behandelingen
- familiebegeleiding; omgang individuele en familie stress
- steungroepen; lotgenotencontact voor ouders
- individuele begeleiding; steunende relatie om zorgen/gevoelens te bespreken
Medicatie
stimulerende middelen bij de behandeling zijn dextroamphetamine (Dexedrine of Dexrostat), amfetamine-dextroamfetamine (Adderall) en methylfenidaat (Ritalin). Deze medicijnen veranderen de activiteit in het frontostriatale gebied van de hersenen door neurotransmitters (dopamine), die belangrijk zijn voor deze regio, te beïnvloeden.
Voor ongeveer 80% produceren stimulerende middelen een toename in aanhoudende aandacht, impulscontrole en persistentie van de werkspanning, verbeterde academische activiteiten, en een verbeterde samenwerking en sociale interactie. Daarnaast laten zij een afname zien van storend gedrag. Mogelijke bijwerkingen: verminderde eetlust, gewichtsverlies, vertragen van de verwachte toename in lengte en gewicht, toename van hartslag en bloeddruk en problemen met inslapen. Dit is te bestrijden door een aanpassing van de dosering.
Methylfenidaat (of pil van Novartis Ritalin) → voorkomt dat dopamine weer terug opgenomen kan worden → blokkeert reuptake door DAT transporter → als je dat blokkeert blijft er meer dopamine achter in de synapsspleet → hierdoor langer pleziervan dopamine → effect op mensen die overactief zijn: ze worden iets rustiger en kunnen zich beter focussen.
- Als je stopt met ritalin → rem is weg → receptoren zijn weer beschikbaar en dopamine wordt weer minder.
- medicijn kan verslavend zijn → cel merkt dat de balans veranderd is → gaat meer transporters maken → waardoor je steeds meer (ritalin) nodig hebt.
Ritalin werkt 2 tot 4u.
Hoe krijgen mensen met ADHD meer last van ADHD?
- minder DRD4-receptor (meer dopamine nodig om hetzelfde signaal uit te lokken);
- meer DAT1 transporters→ sneller in staat om dopamine weg te tanken uit de synapsspleet → minder lang genot van dopamine.
info behandeling kort
Er is geen genezing van ADHD mogelijk, maar veel behandelingen kunnen kinderen helpen om effectief met de symptomen en secundaire problemen om te gaan.
De primaire benadering van behandeling combineert stimulantia medicatie, training van de ouders en onderwijsinterventie.
Parent managementtraining (PMT) leert ouders een aantal vaardigheden aan om met oppositionele en opstandige gedrag van kinderen om te gaan.
Onderwijsinterventies focussen op het managen van onoplettend en hyperactief-impulsief gedrag die interfereren met leren.
Oorzaken ADHD
genetisch
- Opmerkelijk is dat het risico voor een kind bijna 60% is als een ouder ADHD heeft
- De percentages van ADHD zijn bijna drie keer hoger bij biologische ouders van kinderen met ADHD, vergeleken met adoptieouders van kinderen met ADHD
-Moleculaire genetische analyse suggereert dat specifieke genen kunnen bijdragen aan de expressie van ADHD. De focus heeft gelegen op de genen die betrokken zijn bij de dopamineregulatie
zwangerschap/geboorte; roken/alcohol/drugs, geboortecomplicaties, laag geboortegewicht, ondervoeding, trauma, ziekte
neurobiologisch
- hersenafwijkingen: afwijking en lage ontw. in frontostriatale circuits van de hersenen en de paden die dit gebied
verbinden met het limbisysteem, het cerebellum en de thalamus. EN. structureel verschil of minder activiteit is in bepaalde hersengebieden
- neurofysiologische en neurochemische bevindingen; selectief tekort in de beschikbaarheid van zowel
dopamine als noradrenaline
gezinsinvloeden; geen oorzaak, maar wel invloed op ernst van symptomen dmv behandeling/steun, conflicten gezin kunnen leiden tot ODD en CD.
Comorbiditeit
% van kinderen met ADHD hebben ook:
ODD (50%)
CD (30-50%)
Angststoornissen (25%)
Stemmingsstoornissen (20-30%)
Ontwikkelingscoördinatiestoornis(DCD) (50%)
TIC-stoornissen (20%)
Leerstoornissen
Middelengebruik
Prevalentie
- Prevalentie is laatste tijd erg gestegen
- Ongeveer 5-9% van alle kinderen en adolescenten van 4-17 jaar oud heeft ADHD (Noord-Amerika)
- Ongeveer 5% van alle kinderen en adolescenten van 4-17 jaar oud heeft ADHD (wereldwijd)
- 44% van de kinderen met ADHD heeft minstens één andere stoornis en 43% heeft minstens twee of meer andere stoornissen
- Geslacht: ADHD komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes, met schattingen die variëren van 2-4% bij meisjes en 6-9% bij jongens van 6 tot 12 jaar oud
- SES: ADHD treft kinderen uit alle sociale klassen, maar komt vaker voor in lagere SES-groepen
- Cultuur: ADHD is geïdentificeerd in elk land waar het is onderzocht. Schattingen variëren tussen landen en culturen, met de hoogste percentages in Zuid-Amerika en Afrika (8-12%) en de laagste percentages in Japan en China (2-5%)