symptoomperceptie Flashcards

1
Q

interoceptie

A

lichamelijke sensatie en waarneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

symptoomperceptie

A

lichamelijke waarneming en klacht/symptoom
ervaren als last

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ziekterepresentatie

A

lichamelijke klacht/symptoom en ziektegedrag
bepalen gedrag van mens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ziektemodel

A

niet altijd 1-op-1 relatie
MUS/MOK of functionele klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

lumper view

A

geen duidelijk pathogeen mechanisme
verbetering met CBT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

MOK patiënten

A

piekeren over klachten, opzoeken, catastrofaal denken, …
neuroticisme
-> neutrale prikkels als bedreigend zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

generisch somatisatiemodel

A

stress
hyperventilatie -> respiratoire alkalose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

homeostatische emoties

A

inductie van negatieve emoties doet symptoomperceptie toenemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

interoceptieve accuraatheid

A

vooral mensen met hoge negatieve affectiviteit worden minder accuraat in negatieve conditie en hebben hoogste niveau van lichamelijke klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly