sociale psychologie Flashcards
gevangenis experiment
studenten die rol als bewaker uit de hand lieten lopen
Toonde aan hoe sterk menselijk gedrag beïnvloed kan worden
sociale psychologie definitie
wetenschappelijke studie van de invloed van anderen op ons gedrag
conformisme
we voegen ons gedrag naar dat van de groep waartoe we behoren of willen behoren
muzafer Sherif
autokinetisch effect
proefpersonen hebben neiging om zelfde richting aan te geven als persoon voor hen
Asch
conformisme niet beperkt tot ambigue situaties
poef met 3 lijnen en pseudoproefpersonen die bewust fout antwoorden
factoren die conformatie vergroten
grootte van groep, ambiguïteit van situatie, expertise
factoren die conformatie verminderen
aanwezigheid van dissident die weerstand biedt
reden voor conformatie
accuraatheid en aanvaarding door de groep
Milgram proeven van gehoorzaamheid
elektrische shock
reacties op een bevel
agentic shift
opgeven van verantwoordelijkheid van eigen acties en worden uitvoerders van proefleider
conclusie Milgram
bij verklaring van menselijk gedrag niet enkel naar individu kijken maar ook naar omstandigheden
Deïndividuatie
anders gedragen als anoniem lid van groep
meer risico’s permitteren
verliezen van persoonlijke identiteit
factoren die bijdragen tot deïndividuatie
verhoogde opwinding, anonimiteit, verminderde individuele verantwoordelijkheid
persoonlijkheidsverwachtingen
opgeroepen door waarneembare kenmerken tijdens eerste indruk
aspecten die eerste indruk beïnvloeden
algemeen mooi vinden
gezicht (babyface / rijp gezicht)
gelijkenis tussen persoon en onszelf
stem
impliciete persoonlijkheidstheorie
automatische en onbewust toepassing van geheugenschema’s om beperkte en dubbelzinnige bottom-up info te begrijpen
vertekeningen in impliciete persoonlijkheidstheorie
illusoire correlaties
illusoire correlatie
overtuigingen van sterk verband tussen 2 zaken die eigenlijk maar een klein verband hebben of zelfs niet bestaan
denkfouten uit gezichtstrekken
ongefundeerde functionele associaties (bril = intelligent)
associatie op basis van een overeenkomst in betekenis (vb: roodharigen)
vanuit gaan dat korte ontmoeting = stabiele trek
kansen op verder contact na eerste indruk
selectieve omgang
weinig geconfronteerd met fout in negatieve 1e indruk
confirmatieneiging
neiging om meer waarde te hechten aan evidentie die met de eigen overtuigingen overeenstemt
Denrell
kans is groter dat initiële indruk herzien wordt als deze positief was omdat de kans groter is op verdere interacties
causale attributies
proces waardoor we de oorzaken van gedrag proberen bloot te leggen
dispositionele oorzaak
verklaringen voor gedrag die voortkomen uit karakter, motieven en vaardigheden van persoon die gedrag vertoont
situationele oorzaak
verklaringen voor gedrag die voortkomen uit externe of omgevingsfactoren
vertekeningen bij attributies
info die makkelijk beschikbaar is heeft meer kans om gebruikt te worden als verklaring voor gedrag
= beschikbaarheidsheuristiek
represantativiteitsheuristiek
neiging om homogeniteit binnen een categorie te overschatten
fundamentele attributiefout
te weinig oog voor situationele variabelen
onderschat sterkte van die situationele factoren
actor-observatordiscrepantie
observator heeft neiging om gedrag van mensen aan persoonseigenschappen toe te schrijven en gedrag van onszelf aan situationele factoren
motivationele vertekeningen bij attributie
moeilijk om attributies te maken die eigen persoon in negatief daglicht zetten
hoe belangrijker gebeurtenis voor zelfbeeld, hoe groter effect van zelfdienende attributies
geloof in een rechtvaardige wereld
ten grondslag aan onze neiging om slachtoffers van vreselijk ongeluk of fatale ziekte verantwoordelijk te stellen voor hun lot
stereotype
verzameling van vaststaande, simplistische en sterk veralgemeende opvattingen over een groep van mensen
warmte dimensie van sterotypering
groepen waarmee we ons verbonden voelen zijn warm
groepen waarmee we ons wedijveren zijn koud
competentie dimensie van stereotypering
groepen met hoge status worden als competent beschouwd
gevoel dat vasthangt aan warm en competente groep
trots
gevoel dat vasthang aan koud en competente groep
afgunst
gevoel dat vasthangt aan warm en incompetente groep
medelijden
gevoel dat vasthangt aan koud en incompetente groep
walging
hang naar eenvoud
mensen geneigd om realiteit te vereenvoudigen
zwart-wit-schema’s
hoe minder we weten over groep, hoe homogener we ze vinden
illusoire homogeniteit van groepen
2 richtingen:
vrij negatieve kijk of idealisering
ingroepfavoritisme
andere groepen als minderwaardig en soms gevaarlijk zien
eigen groep als superieur zien
3 componenten van vooroordelen
cognitief = negatieve percepties
emotioneel = vijandige gevoelens
gedragsmatig = discrimineren
oorsprong van vooroordelen
individu zal positief beeld hebben als zijn groep beter is dan de rest
neiging om kenmerken te zoeken waarop eigen groep beter is
stigma
schandvlek van ongewenst verschil die door sociaal dominante groep beantwoorden
strategieën van gestigmatiseerde groep om zelfbeeld hoog te houden
vergelijken met mensen uit eigen groep ipv buiten
kenmerken zoeken waarop groep beter is
aantal van hun negatieve ervaringen toeschrijven aan discriminatie