pijn Flashcards
sensorische ZS
externe zintuigen (visus, gehoor, smaak, geur)
somatosensorische ZS
interne zintuigen (proprioceptie, tast, T, pijn)
pijn als reflex
uitgelokt door schade in lichaam
hoe groter schade in periferie, hoe groter pijn
transductie
nociceptie = waarneming van schade
transmissie
ruggenmerg
signalen gefilterd doorsturen naar centrale hersenen
perceptie
bewuste gewaarwording van de nociceptie
vezels van sherpe acute pijn
Adelta vezels
gemyeliniseerd, zeer snel
vezels van zeurende pijn
C-vezels
niet-gemyeliniseerd en trager
modulatie
door interneuronen die enkephalines produceren
is er een pijncentrum in hersenen
nee
opstijgende baan
via ruggenmerg naar hersenen
continue interactie tussen verschillende gebieden
afdalende baan
via PAG een inhiberende invloed
info komt samen in ruggenmerg
resultante is wat iemand ervaart
sensitisatie
systeem wordt gevoeliger door herhaaldelijke blootstelling aan pijn
vanaf wanneer is pijn chronisch
3 maanden
primaire chronische pijn
pijnprobleem staat op zichzelf = geen gevolg van iets
secundaire chronische pijn
pijn is gevolg van andere aandoening
meerderheid van chronische pijn
rugpijn
specifieke oorzaken van rugpijn
10% specifiek
90% non-specifiek: pijn niet perse gepaard met aanwezig letsel
high-impact chronical pain
pijn limiteert in je dagelijkse activiteit en werk gedurende voorbije 6 maanden
conclusies pijn
- naast sensorisch ook emotioneel
- geen pijncentrum
- soms letsel zonder pijn, soms pijn zonder letsel
- chronische pijn = prevalente lichamelijke kracht
- ernstige beperkingen worden beïnvloed door geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, inkomen, cognitie en gedrag
catastrofale interpretaties van pijn
voortdurend afvragen of pijn zou ophouden, nooit beter worden, erger worden, …
ook bij milde pijnprikkels wordt er meer activatie gezien
gedrag vooral afhankelijk van representatie van stimulus
2 mogelijke uitkomsten bij blijvende aanhoudende prikkel
habituatie
sensitisatie
pavloviaans leren en pijn
neutrale prikkels die associaties maken met nociceptieve prikkels
= generalisatie
vermijden maakt stimulus gevaarlijker
hoe vermijdingsgedrag inhiberen
als iets anders in context is dat belangrijker is dan de pijn
meten van vrees
Tampa schaal voor kinesiofobie TSK
hoge TSK
bang voor pijnlijke bewegingen
lage TSK
niet bang voor pijnlijke bewegingen
opperante leren
relaties tussen gedrag en uitkomst van gedrag
vb: soms tijdelijke reductie van pijn door mechanostimulatie
wordt gedrag bepaald door stimulus
nee, door context en consequentie op het gedrag
gevolgen van vrees
vrees voor pijn is meer beperkend dan pijn zelf
vrees = belangrijke voorspeller van chronische pijn
preventie en behandeling van chronische pijn
exposure en graded activity