Studietaak 9.2 Flashcards

Hoofdstuk 12 en PDF best practice guidelines for positive psychological intervention research design

1
Q

Welke twee aspecten moeten in acht worden genomen bij elke vorm van dataverzameling in interventieonderzoek?

A
  1. De informatiewaarde van de techniek
  2. De veranderkundige aspecten van de techniek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke twee benaderingen zijn er globaal te onderscheiden?

A
  1. Een individuele aanpak
  2. Een organisatiegerichte aanpak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Om welke twee problemen gaat het bij het ontwerp- en interventiewetenschappen?

A
  1. Constructieproblemen
  2. Verbeterproblemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hierbij worden (nog) niet bestaande artefacten ontworpen en gerealiseerd

A

Constructieproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hebben betrekking op het verbeteren van de prestatie en de kwaliteit van bestaande entiteiten en bestaande processen

A

Verbeterproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Uit welke vier fasen bestaat de empirische cyclus?

A
  1. Uit een theorie worden hypothesen afgeleid
  2. Hypothesen worden getoetst
  3. Het toetsresultaat betekent aanvaarding of verwerping van de hypothesen, op grond waarvan de theorie kan worden verworpen of verbeterd
  4. Nieuwe hypothesen afleiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uit welke vijf fasen bestaat de regulatieve cyclus?

A
  1. Probleemkeuze
  2. Diagnosestelling
  3. Ontwerpen van een interventie (actieplan)
  4. Ontworpen ingreep wordt doorgevoerd (implementatie)
  5. Evaluatie van effecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke drie soorten ontwerp zijn er mogelijk bij het uitvoeren van interventies in organisaties?

A
  1. Objectontwerp
  2. Realisatieontwerp
  3. Procesontwerp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Het ontwerpen van de ingreep/interventie

A

Objectontwerp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ontwerp voor de wijze van doorvoeren van de ingreep

A

Realisatieontwerp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Schetst het gehele af te leggen traject van begin tot eind van de ingreep

A

Procesontwerp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de drie belangrijkste van de voor de regulatieve cyclus gebruikte onderzoeksvormen?

A
  1. Casestudies
  2. Actieonderzoek
  3. Evaluatieonderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke drie vergelijkingen zijn mogelijk bij het opzetten en uitvoeren van casestudies?

A
  1. Vergelijken van casekenmerken met wat volgens een theorie het geval zou moeten zijn
  2. De case vergelijken met andere cases waarmee de interventionist ervaring heeft opgedaan
  3. Longitudinale vergelijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn zeven kenmerken die belangrijke elementen vormen van actieonderzoek?

A
  1. Participatie
  2. Veranderingsbenadering
  3. Wetenschap
  4. Sociale constructie van de werkelijkheid
  5. Zelfstudie door een lerend systeem
  6. Leren via het oplossen van problemen
  7. Groepsdynamica
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Tussen welke drie vormen van verandering door interventie wordt in de literatuur onderscheid gemaakt?

A
  1. Alfaverandering
  2. Bètaverandering
  3. Gammaverandering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Verandering die neerkomt op waargenomen, gemeten verandering in objectieve omstandigheden

A

Alfaverandering

17
Q

Hetzelfde als alfaverandering, maar waarbij de normen voor individuele interpretatie veranderen

A

Bètaverandering

18
Q

Verandering waarbij er een radicale verschuiving plaatsvindt in de basisassumpties over causale relaties, de waarden die aan diverse dimensies van de werkelijkheid worden toegekend en de gehanteerde referentiekaders

A

Gammaverandering

19
Q

Wanneer pas achteraf besloten wordt om evaluatieonderzoek van een interventie uit te voeren

A

‘Ex post facto’-quasi-experiment

20
Q

Naar welke twee aspecten moet worden gekeken bij elke techniek van gegevenswerving in interventieonderzoek?

A
  1. De informatiewaarde van de techniek
  2. De veranderkundige effecten van de techniek
21
Q

Managementtechniek waarbij het meten en vergelijken van prestaties werkt als interventie

A

Benchmarking

22
Q

De (gekwantificeerde) resultaten van een vragenlijstonderzoek worden teruggekoppeld naar de betrokken in een groepsbijeenkomst, waarbij de onderzoekers toelichting geven

A

Surveyfeedback-methode

23
Q

Waarom is surveyfeedback een vorm van ‘methodentriangulatie’?

A

Het combineert
1. Kwantitatieve vragenlijstmethode
2. Kwalitatieve groepsbesprekingen
3. Observaties van het groepsproces

24
Q

Vorm van actieonderzoek waarbij vooral (of zelfs uitsluitend) wordt uitgegaan van de sterke kanten van een organisatie

A

Appreciative inquiry (AI)

25
Q

Wat zijn de onderdelen van het 4D-model?

A
  1. Discovery
  2. Dreams
  3. Design
  4. Destiny
26
Q

De gewaardeerde aspecten van de organisatie worden in kaart gebracht via individuele interviews en groepsgesprekken

A

Discoveryfase

27
Q

Deelnemers proberen zich in een grote groep een gezamenlijk gewenste toekomst van de organisatie voor te stellen, mede geïnspireerd door de eerder al besproken positieve voorbeelden

A

Dreamsfase

28
Q

Planning en prioritering van activiteiten

A

Designfase

29
Q

Fase waarin wordt begonnen met de implementatie van wat er is afgesproken in de designfase

A

Destinyfase

30
Q

Fase waarin het centrale thema van een te starten AI-project wordt vastgesteld

A

Definefase

31
Q

Wat zijn de vijf hoofdgebieden waar het mis kan gaan bij de implementatie en evaluatie van PPIs?

A
  1. Intervention design
  2. Recruitment and retention
  3. Adoption
  4. Issues with fidelity and implementation
  5. Efficacy and effectivity evaluation
32
Q

Activiteiten ontworpen om positieve emoties, gedrag en psychologische capaciteiten te bevorderen of op te bouwen, om zo tot bloeiende individuen, gezinnen of gemeenschappen te komen

A

Positive Psychological Interventions (PPI’s)

33
Q

Wat zijn drie soorten bias om op te letten bij intervention design?

A
  1. Technische aspecten
  2. Interventieontwerp
  3. Researchersbias
34
Q

Proces waarbij onderzoekers voordat de interventie getoetst wordt hun onderzoeksdesign (hypothesen en verwachtingen) bekendmaken, evenals het interventieprotocol (welke data-analysepaden zullen worden geïmplementeerd)

A

Pre-registratie

35
Q

Onderstreept het belang van het overwegen in hoeverre de voorgestelde praktijken coherent zijn met de waarden van de deelnemers, natuurlijk overkomen, plezierig zijn en een intrinsieke motivatie genereren om deel te nemen aan de activiteit

A

‘Person-activity fit’-model

36
Q

Overschatting van de groep personen die voldoen aan de criteria voor inclusie van de studie

A

Funnel effect