Studietaak 9.1 Flashcards

Hoofdstuk 11

1
Q

Wat zijn de vier belangrijkste kwantitatieve onderzoeksontwerpen?

A
  1. Crosssectionaal onderzoek
  2. Longitudinaal onderzoek
  3. Dagboekonderzoek
  4. Experimenteel onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Op één moment in de tijd worden metingen verricht bij een groep

A

Crosssectioneel onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Dezelfde groep wordt een tijd gevolgd en twee of meer metingen worden verricht op verschillende tijdstippen

A

Longitudinaal onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de drie belangrijkste criteria waaraan longitudinaal onderzoek moet voldoen?

A
  1. Het onderzoeksmodel
  2. Het tijdsinterval
  3. De steekproef
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De onafhankelijke en afhankelijke variabele worden op meer tijdstippen met dezelfde meetinstrumenten bij dezelfde personen gemeten

A

Compleet paneldesign

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Aan welke drie eisen moet worden voldaan om aan een samenhang in een compleet paneldesign causale termen te kunnen duiden?

A
  1. Er is een statistisch verband tussen X en Y
  2. De oorzakelijke variabele X gaat in de tijd vooraf aan uitkomstvariabele Y
  3. De invloed van ‘derde variabelen’ op de relatie tussen X en Y kan worden uitgesloten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn drie soorten causale relaties waarop een paneldesign toetst?

A
  1. Gewone causale relaties
  2. Omgekeerde causaliteit
  3. Reciproque causaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Variabele X heeft een effect op variabele Y

A

Gewone causale relaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Y beïnvloedt X

A

Omgekeerde causaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

X en Y beïnvloeden elkaar wederzijds

A

Reciproque causaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn drie brede categorieën waarin dagboekonderzoek ingedeeld kan worden?

A
  1. Signal-contingent-methoden
  2. Event-contingent-methoden
  3. Interval-contingent-methoden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Methoden waarbij respondenten gevraagd wordt een korte vragenlijst in te vullen wanneer ze daarvoor een signaal ontvangen

A

Signal-contingent-methoden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De respondent wordt gevraagd om elke keer dat een van tevoren bepaalde situatie zich voordoet een korte vragenlijst in te vullen

A

Event-contingent-methoden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Methoden die worden gebruikt om op een of meerdere vaste tijdstippen per dag een vragenlijst af te nemen die niet gerelateerd is aan specifieke gebeurtenissen van die dag

A

Interval-contingent-methoden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn vier manieren om te controleren op externe variabelen?

A
  1. Elimineren van een bepaald effect door deelnemers uit te sluiten van het onderzoek
  2. Randomisatie
  3. De variabele expliciet op te nemen in het onderzoeksontwerp
  4. Matching
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De variabiliteit in variabelen als gevolg van willekeurige fluctuaties

A

Foutenvariantie

17
Q

Om welke twee zaken gaat het bij het minimaliseren van foutenvariantie?

A
  1. Reductie van meetfouten door gebruik te maken van gecontroleerde condities
  2. Vergroting van de betrouwbaarheid van de meetinstrumenten
18
Q

Wat zijn vier verschillende problemen met het gebruik van oordelen van observatoren?

A
  1. Beperkte observeertijd
  2. Inschatting van stressoren die sterk verweven zijn met mentale processen
  3. Mensen werken anders tijdens observatie
  4. Beperkte toegang
19
Q

Wat zijn drie invloeden die een derde variabele kan hebben op de relatie tussen x en y?

A
  1. Derde variabeleprobleem
  2. Mediatoreffecten
  3. Moderatoreffecten
20
Q

De relatie tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabele wordt verklaard door een derde variabele

A

Derde-variabeleprobleem

21
Q

De onafhankelijke variabele heeft invloed op de afhankelijke variabele via een derde variabele

A

Mediatoreffecten

22
Q

De relatie tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabele is afhankelijk van de waarde van een derde variabele

A

Moderatoreffecten

23
Q

Wat zijn vier stappen tijdens een meta-analyse?

A
  1. Omschrijven van het te onderzoeken verschijnsel of verband
  2. Verzamelen van studies waarin het desbetreffende verschijnsel of verband is onderzocht
  3. Studies selecteren
  4. Resultaten van de geselecteerde studies samenvatten