Studietaak 5.4 Flashcards
Hoofdstuk 10
Verwijst naar de menselijke eigenschap om meer aandacht te geven en waarde te hechten aan negatieve informatie in vergelijking tot positieve informatie
Negativity bias
Verwijst naar onze neiging om snel terug te keren naar ons basisgeluksniveau, ondanks de positieve gebeurtenissen in ons leven
Hedonic adaptation
Welke vier mechanismen zijn verantwoordelijk voor de werkzaamheid van positieve interventies?
- Positieve emoties
- Positieve gedachten
- Positieve gedragingen
- De vervulling van psychologische basisbehoeften (zoals de behoefte aan competentie, autonomie en sociale verbondenheid)
Positieve emoties leiden tot een bredere aandachtsfocus en een breder gedragsrepertoire die vervolgens weer bijdragen aan het opbouwen van belangrijke sociale, fysiologische en cognitieve hulpbronnen
Broaden and build theory of positive emotions
Een positieve sociale emotie die wordt ervaren als mensen het idee hebben dat iemand hen aardig of genereus behandelt terwijl deze persoon dat niet hoefde te doen
Dankbaarheid
Mentale representatie van de kenmerken, talenten en kwaliteiten die mensen laten zien als ze op hun best zijn
Best-self concept
Trainingen die gericht zijn op het identificeren, ontwikkelen en gebruiken van de sterke punten van deelnemers
Sterke-punteninterventies
Eigenschappen als hoop, optimisme, zelfvertrouwen en veerkracht die helpen bij het aangaan van uitdagingen, het maken van plannen, en het omgaan met tegenslag
Psychologisch kapitaal van een individu
Uit welke vier elementen bestaat het proces waaruit zowel negatieve als positieve emoties ontstaan?
- De situatie
- De aandacht die men voor deze situatie heeft
- De beoordeling van de situatie
- De reactie naar aanleiding van de situatie
Welke vijf overkoepelende strategieën om emoties te reguleren zijn er volgens het model van emotion regulation?
- Situation selection (prioritising positivity)
- Situation modification
- Attentional deployment
- Cognitive change
- Response modulation
Kenmerken die samenhangen met weerbaarheid en die aangeven in hoeverre het individu voelt dat hij de capaciteiten heeft om met succes de omgeving te controleren en te beïnvloeden
Persoonlijke hulpbronnen
Strategieën die mensen gebruiken om de fit tussen henzelf en de omgeving te optimaliseren door deze omgeving actief te beïnvloeden of daar actief op te reageren
Zelfregulerend gedrag