Studietaak 6.1 Flashcards

Hoofdstuk 23, PDF (2x) succesvol ouder worden op het werk, interviewfragment

1
Q

Proactief behoud of adaptief herstel (na verlies) naar hoge(re) niveaus van (subjectieve) gezondheid, werkvermogen en motivatie om door te werken en tegelijkertijd een fit houden met de werkomgeving

A

Succesvol ouder worden op het werk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het doorlopend beschikken over daadwerkelijk realiseerbare mogelijkheden en voorwaarden om te kunnen (blijven) functioneren in het huidige en in toekomstig werk, met behoud van gezondheid en welzijn

A

Duurzame inzetbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uit welke drie factoren bestaat duurzame inzetbaarheid?

A
  1. Vitaliteit
  2. Werkvermogen
  3. ‘Employability’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Energiek, veerkrachtig, fit en onvermoeibaar door kunnen werken met een groot doorzettingsvermogen

A

Vitaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De mate waarin men fysiek, psychisch en sociaal in staat is om te werken

A

Werkvermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het vermogen om nu en in de toekomst verschillende werkzaamheden en functies adequaat te kunnen blijven vervullen, zowel in de eigen organisatie als, indien nodig, in een ander bedrijf of andere sector

A

Employability

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Deze visie geeft weer dat oudere werknemers geen passieve toeschouwers zijn op het werk en dat ze duurzaam inzetbaar kunnen blijven via het inzetten van hun opgebouwde expertise en relevante copingstrategieën

A

Selectie, Optimalisatie en Compensatiemodel
(SOC-model)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Volgens deze theorie ondergaan mensen een verandering in waargenomen tijdsperspectief naarmate zij ouder worden, en zullen zij doelen nastreven die passen bij het waargenomen tijdsperspectief dat mensen op een bepaald moment hebben

A

Socio-emotionele selectiviteitstheorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

‘Tijd vanaf geboorte’

A

Open tijdsperspectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

‘Tijd tot de dood’

A

Gesloten tijdsperspectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Negatieve aspecten die ervoor zorgen dat mensen een negatief oordeel over hun werk vormen

A

Push-factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Aantrekkelijke interne of externe prikkels die extra hulpbronnen kunnen opleveren voor oudere werknemers om hun veerkracht te optimaliseren en de belastbaarheid en duurzame inzetbaarheid op het werk te faciliteren

A

Pull-factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verhogen van de inzetbaarheid

A

Curatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voorkomen van een verminderde inzetbaarheid

A

Preventie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Interventies die gericht zijn op het bevorderen van positieve indicatoren van duurzame inzetbaarheid van oudere werknemers, zoals gezondheid, welbevinden, en bevlogenheid

A

Amplitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn drie specifieke invalshoeken van toegepaste interventies?

A
  1. Loopbaanbeleid
  2. Arbeidsomstandigheden (inclusief gezondheidsbeleid)
  3. Arbeidsvoorwaarden
17
Q

De mate waarin een werkende zelfreflectievermogen, veerkracht en adaptief vermogen heeft en zelfeffectiviteit kent om eigen loopbaanbehoeften te kunnen onderscheiden en te bereiken

A

Zelfmanagement

18
Q

Verwijst naar het vermogen van de werkende om een zelfmanagementplan effectief om te zetten in concrete vervolgstappen, gedrag en acties

A

Zelfeffectiviteit

19
Q

Uit welke twee dimensies bestaat de persoon-omgeving fit?

A
  1. Demands-abilities-fit
  2. Needs-supply-fit
20
Q

De gezondheid en de kennis en vaardigheden van de werknemer passen bij de werkcontext in de zin van de eisen die het werk stelt

A

Demands-abilities-fit

21
Q

De attitude en motivatie van de werknemer passen bij de werkcontext in de zin van de energiebronnen en bijvoorbeeld taaksignificantie die het werk opleveren

A

Needs-supply-fit

22
Q

Wat zijn de twee belangrijkste factoren van het succesvol ouder worden en het versterken van zelfmanagement?

A
  1. Voldoende ruimte voor herstel
  2. Voldoende aandacht voor het blijven ontwikkelen