STOFWISSELING 3 Flashcards

1
Q

Enzymen

A

zijn eiwitten, heeft ruimtelijk vorm met knikken en lussen bevat actieve centrum, met een specifieke ruimtelijk structuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

substraat

A

de stof waarop een enzym inwerkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Actieve centrum

A

de plek in een enzym waar de substraat bindt en waar de reactie plaats vindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Substraat-enzymcomplex

A

is de molecuul tijdens het binden van het substraat aan de actieve centrum en tijdens de reactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat gebeurt na e-s-complex

A

het ontstane molecuul laat los van het actieve centrum zodat er plaats vindt voor de volgende reactie dus enzymen zijn weer te gebruiken na een reactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Naam van een Enzym?

A

is vaak samengesteld uit de substraat naam met ase in het einde bijv ATPase is de enzym die inwerkt de substraat ATP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Afp 13 plz 16 boek 5a

A

een reactie met twee richtingen en de enzym ATPa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ATPases

A

een groep enzymen die bevinden zich in de membranen of organellen van cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vorm van ATPases en functie werking

A

grote eiwitcomplex die ionen ,tegen hun elektrochemische gradiënt in, over het celmembraan kunnen transporteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

cofactor

A

apo-enzym heeft andere molecuul (cofactor) nodig voor zijn werking, cofactor kan organisch (co-enzym) en anorganisch zijn, bijv organisch (veel vitamines ATP NADP)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe wordt chemische reacties mogelijk

A

door beweging van moleculen en botsingen ontstaat bindingen tussen moleculen en andere afbreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

acteveringsenergie

A

is de energie de moet toegevoerd om de reactie opgang te laten beginnen, dan beweegt het atomen sneller om een reactie op gang komt door de krachtige botsingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

reactie energie

A

is de energie DIE WORDT VERBRUIKT tijdens het lopen van de reactie en het laat de reactie doorlopen BIJV DE GEVORMDE WARMTE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe wordt stofwisseling reactie mogelijk in de cel als de cel laag temperatuur heeft?

A

door de inwerking van de enzymen op de substraat en vorming van de e-s complex wordt het energiedrempel verlaagd zodat het reactie minder activeringsenergie nodig heeft, dan de reactie vindt plaats op beheersend temperatuur en de producten van dit reactie bevatten MINDER ENERGIE DAN HET SUBSTRAAT.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

leg uit enzymen substraat zijn specifiek:

A

elke enzym kan slecht werken op een stof of een groep van stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waarom enzymen in kleine hoeveelheden werkzaam?

A

hij wordt niet verbruikt tijdens de reactie dus hij kan na een reactie veel malen reacties doen.

17
Q

enzymactiveteit

A

snelheid waarmee een enzym een reactie versnelt en kan worden uitgedrukt in hvl substraat per tijdseenheid wordt omgezet of in de hvl reactieproduct per tijdseenheid ontstaan

18
Q

wat beïnvloedt enzymactiviteit

A

temperatuur, zuurgraad, concentratie van deelnemende stoffen, bindingen van enzymen met stoffen die remmen of verhogen de enzymactiviteit

19
Q

minimumtemperatuur voor enzymactiveteit

A

geen enzymactiviteit doordat de beweging van moleculen te traag is voor de vorming van een e-s complex

20
Q

Denaturatie

A

is de verandering van de ruimtelijke vorm van enzymen door hoge temperatuur en dat maakt enzymen niet meer werkzaam ook na afkoeling van de temperatuur.

21
Q

optimumkromme

A

is in drie punten te onderscheiden minimum geen activiteit maximum dan geen activiteit meer meetbaar is, optimum grootste activiteit.

22
Q

hoe beïnvloedt zuurgraad (ph) enzym werking?

A

enzymmolecuul blijft intact op een bepaalde zuurgraad (optimum), de verandering van de ph graad verandert de actieve centrum waardoor de enzym zijn werking kan niet doen

23
Q

Hoe beïnvloedt bindingen met de enzymmolecuul zijn werking?

A

stoffen binden met enzymen waardoor het ruimtelijke structuur en chemische eigenschappen van de enzym verandert, het gevolg hiervan KAN zijn dat de enzym activiteit verhoogd of verlaagd

24
Q

activator

A

stoffen die de enzym activiteit verhogen bijf hormonen geneesmiddelen dan worden e-s complexen sneller gevormd

25
Q

remstoffen

A

stoffen die de enzymactiviteiten verlagen, soms zijn ze giftig door remmen van werking van enzymen net als zware metalen ( lood cadmium)

26
Q

enzymen reactie ketens

A

er kan zijn dat enzymen reacties een deel maken uit een geheel stofwisseling proces waarbij kan dat de einde product remmend is voor een soort enzym bijv threonine plz.22