DNA7 Flashcards

1
Q

MUTATIE

A

fouten in DNA tijdens meiose of

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

homologe chromosomen

A

chromosomenpaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

substitutie mutatie

A

vervanging van nucleotidepaar door een andere nucleotidepaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

deletie mutatie

A

nucleotidepaar minder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

insertie mutatie

A

een nucleotidepaar toegevoegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

puntmutatie

A

verandering in een nucleotidepaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ploidiemutaties

A

aantal chromosomen in een cel veranderd, doordat tijdens meiose paar homologe bij elkaar blijven. zelfde pool en komen in een dochtercel terecht (NON-DISJUNCTIE). BIJV TRISOMIE/21 OF SYNDROM VAN DOWN door extra chromosoom in een van de geslachtcellen = 47 genoom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

mutagenen

A

zijn de oorzaken van mutaties en verhogen het frequentie van mutaties in mens lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

DNA repairsysteem

A

Enzymen verwijderen verkeerd ingebouwde stikstofbasen, andere enzymen zorgen voor juiste stikstofbasen worden ingebouwd.
voor DNA replicatie kunnen worden gecorrigeerd, maar als enzymen hebben hun werk niet voltooid en replicatie is klaar dan dochtercellen DNA zullen schaden hebben, daarom er zin andere eiwitten die zorgen dat cellen niet deelt voor dat reperatie afgerond is.
veel schade betekent cel moet apoptose.
alle eiwitten worden gemaakt door expressie van SUPRESSORGEN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

kanker

A

als mutatie in supressorgen of in proto-oncogen(coderen eiwitten voor celgroei en celdifferentatie) dan verandert die in oncogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

crossing over

A

twee homologe chromosomen delen uitwisselen, homologe chromosomen hebben idere een unieke haplotype (cominatie allelen), crossing over gebeurt bijv tijdens spiraliseren in meiose 1 dan ontstaat nieuwe haplotypen doordat in een chromosoom bevat allelen van twee ouders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly