DNA6 Flashcards
GENREGULATIE
aan of uit zetten van een gen
GENEXPRESSIE
wanneer een gen aan staat dan vindt translatie en transcriptie plaats.
van welke factoren hangt genexpressie af?
milieufactoren en cel functie en vindt plaats in de juiste moment en plaats, door regulaatorgenen, bij prokaryoten activeren ze de repressororgen die maakt repressor en bij eukaryoteen coderen ze voor transcriptiefactoren die genexpressie remmen of activeren.
inductor
brengt genexpressie op gang, en bindt de reprosser aan als transcriptie opgang is.
structuurgenen
bevatten informatie voor de eiwitsynthese in de ribosomen, en langs deze genen vindt transcriptie plaats.
repressor bij prokaryoten
kunnen actief of inactief zijn, als er geen inductor bindt aan operator en de RNA polymerase die gebonden is aan de promoter wordt geblokkeerd, soms als de repressor actief wordt doordat er is een COREPRESSOR aan gebonden is dan bindt aan de operator en onderdrukt de genexpressie.
omnipotent
stamcellen in heel vroeg embryonale stadium en ontwikkelen tot alle celtypen
pluripoten
stamcellen die ontstaan na eerste klievingsdeling, en ontwikkelen tot alle cellen van het organismen, embryonale
multipotent
stamcellen van volwassenen ontwikkelen tot beperkte aantal cellen bijv. bloedcellen
apoptose
zelfregulerende cel dood door bepaalde enzymen te activeren, dan wordt de cytoskelet afgebroken en verliest de cel contact met andere cellen, daarna knippen enzymen DNA en worden de resten opgeruimd.
methylgroepen
Binden aan stikstofbasen (meestal cytosine ) dan kan de DNA niet meer afgelezen worden en kan via celdeling aan nageslacht worden gegeven
RNA interferentie
translatie voorkomen door miRNA
miRNA
mini RNA die blokkeert translatie
dicer
enzym die miRNA maakt uit langere RNA (LUS vorm)