SET 7 Flashcards

1
Q

wat zijn drivers?

A

DNA afwijking die causaal/oorzakelijk bijdraagt aan het ontstaan of de progressie van de tumor ;bijv. mutatie die leidt tot activatie van een
gen dat als functie heeft de celdeling te stimuleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer zal schade aan een nier/ruggenmerg door bestraling manifest worden?

A

vanaf 6 maanden na afloop van de bestralingsserie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke van de onderstaande microscopische kenmerken passen bij een histopathologische diagnose adenocarcinoom?

A

onregelmatig gerangschikte buizen met slijmproductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn passengers?

A

Passenger (of hitchhiker): tumoren zijn genomisch instabiel met als gevolg dat ze DNA afwijkingen accumuleren. Passengers zijn afwijkingen die geen rol spelen in het tumorigene proces maar het gevolg zijn van genomische instabiliteit. De passenger afwijkingen leveren geen voor- of nadeel voor de
cel in het tumorigene proces, zij “liften” mee met de driver mutaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn age-related DNA afwijkingen?

A

Tumoren zijn klonaal, ontstaan uit 1 cel. Afzonderlijke normale cellen hebben per cel unieke DNA afwijkingen (zeker in oudere individuen). In de tumor kunnen dus DNA afwijkingen gevonden worden die al aanwezig waren in de normale cel waaruit de tumor is ontstaan. Dit zijn de age related DNA afwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een patiënt wordt bestraald in verband met een groot longcarcinoom ter plaatse van de linker onderkwab.
Welke complicatie ontstaat vaak tijdens de behandeling?

A

slikklachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem drie voordelen van gedeelde besluitvorming

A
  • Meer kennis (bij de patiënt)
  • Meer patiënttevredenheid
  • Betere arts-patiënt verhouding
  • Minder herhaalconsulten
  • Betere therapietrouw
  • Goed geïnformeerde patiënt neigt tot minder invasieve behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vanuit welke twee invalshoeken is gezamenlijke besluitvorming ontstaan?

A

praktijkvariatie en ethiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In een economische evaluatie van twee behandelingen voor borstkanker wordt het resultaat uitgedrukt in gewonnen levensjaren.
Van welke analyse is er sprake in deze economische evaluatie?

A

kosten-effectiviteitsanalyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke twee determinanten van gedragsverandering spelen een belangrijke rol om van de contemplatiefase in de preparatiefase
te geraken?

A

attitude en bewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een statistisch significant positief effect van een nieuwe behandeling kan in de praktijk teniet gedaan worden door het optreden van meer
of ernstige bijwerkingen. FF

A

-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De ‘War on Cancer’ was gericht op individuele therapie voor kankerpatiënten en niet op het voorkomen van kanker door bijvoorbeeld milieu
of leefstijlfactoren. ff

A

-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

transgene muismodellen

A
  • Ze worden gebruikt om inzicht te verkrijgen in de functie van oncogenen.
  • Ze hebben een functioneel immuunsysteem.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg in maximaal 30 woorden uit waarom de surveillance bij familieleden met Lynch Syndroom bij vrouwen anders is dan bij
mannen.

A

Bij vrouwen is er naast screening op colorectaal carcinoom (CRC) ook plaats voor screening op endometrium carcinoom (1p) waarvoor specifieke
onderzoeken dienen plaats te vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dicentrische chromosomen

A
  1. Ze bevatten twee centromeren.
  2. Ze zijn het gevolg van foutief gerepareerde DNA breuken.
  3. Ze kunnen leiden tot anafase “bruggen”.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het humane genoom bevat ongeveer 20.000 eiwit-coderende genen. Bij leukemie wordt vaak een translocatie gevonden waardoor een
fusie-gen ontstaat dat voor een fusie-eiwit codeert.
Welke gebieden van het genoom zijn het vaakst betrokken bij deze translocaties?

A

introns

6
Q

Noem drie voordelen van RNA-seq in vergelijking met micro-array of RT-qPCR analyses.

A
  1. Geen selectie vooraf, al het RNA wordt gesequenced.
  2. Genexpressie wordt precies bepaald door moleculen te tellen. Enorm dynamisch bereik.
  3. Vinden van fusiegenen.
6
Q

Het MLL gen is vaak betrokken bij translocaties die gevonden worden in leukemieën. Hierbij ontstaan nieuwe MLL fusie-eiwitten waarbij MLL
één van zijn normale functies verliest.
Welke functie is dit?

A

Aanbrengen van epigenetische modificatie op histon 3 lysine 4 (H3K4).

6
Q

De bijwerkingen van de immuuncheckpoint remmers zijn (deels) inherent aan het werkingsmechanisme van deze middelen.

A

Door stimulering van de functionaliteit van het immuunsysteem treden frequent auto-immuun fenomenen op.

7
Q

Bij welk(e) fase(n) van de mitose bestaan de chromosomen uit één chromatide?

A

anafase en telofase

8
Q

door taxanen

A

cellen in m-fase bijven steken (geen tubuline draden) dus meer DNA per cel

9
Q

Welke mechanismen zijn betrokken bij de werking van oncogeen RAS?

A
  1. Activatie van de guanine exchange factor (GEF) Son-of-sevenless (Sos).
  2. Uitschakeling van de werking van het GTPase activerende proteïne (GAP) op RAS.
10
Q

clonale hematopoiese 2x

A

Het verhoogt het risico op acute myeloïde leukemie (AML).
Het komt vooral voor bij ouderen boven de 70 jaar.

11
Q

Hoe kan deze onderzoeker op basis van het p53 mutatiespectrum onderscheid maken tussen tumoren ontstaan door
overmatige blootstelling aan zonlicht en tumoren ontstaan door chemische blootstelling?

A

UV licht geeft CPD en 6-4 fotoproducten die ontstaan door intrastreng crosslinks tussen 2 pyrimidine basen. UV-geinduceerde tumoren hebben
dus meer mutaties op dipyrimidine sites (CC, CT, TC, TT)

12
Q

Leg uit hoe PARP remmers synthetische letaliteit kunnen induceren in BRCA2 gemuteerde tumorcellen

A

-PARP remmers remmen BER van ss breuken
-Leidt (na replicatie) tot ophoping van ds DNA breuken
-Dodelijk voor BRCA2 gemuteerde cellen (geen HR)

12
Q

Welke bewering over microsatelliet instabiliteit is juist?

A

Het is een indicator voor een defect in het Mismatch Reparatie (MMR) DNA herstel systeem

13
Q

Is bij chronische toxiciteit vooral de hoeveelheid chemotherapie per dosis of de cumulatieve dosis van belang en waarom
wel/niet?

A

De cumulatieve dosis, want het treedt laat op als gevolg van ophoping van schade in het normale weefsel

14
Q

metaplasie en dysplasie?

A

meta=veranderde differentiatie
dys=verminderde differentiatie

14
Q

Met welk begrip beschrijven we ‘volledig verlies van architectuur kenmerken’ in de histologie van een tumor?

A

anaplasie

15
Q

Hoe kun je in een experiment een cellijn maken met sterk verminderde BCL2 expressie?

A

Door cellen te behandelen met siRNA dat complementair is aan BCL2 mRNA.

16
Q

Angiosarcomen kunnen lijken op hun ‘normale’ tegenhanger.
Welke cel is dat?

A

endotheel cel

16
Q

soms worden
uitzaaiingen gevonden van de tumor die ‘los’ in vet te liggen, d.w.z. zonder aanwijzingen voor lymfklierstructuren (‘geen lymfkliercontext’).
Hoe noemt men zo’n uitzaaiing?

A

tumordeposits

17
Q

Hoe noemt men het onderzoek waarbij het eerste lymfedrainage station bij carcinomen wordt opgespoord?

A

schildwachtklier procedure

18
Q

Bij microscopisch onderzoek dient een fixatief voor de denaturatie van eiwitten; het weefsel wordt daardoor harder ten behoeve van het
snijden.
Welk ander effect heeft een fixatief?

A

remming van autolyse (=cellen blijven langer intact)

19
Q

doelen biopten

A

-Microscopisch typering van de tumor, bijvoorbeeld adenocarcinoom of plaveiselcelcarcinoom.
-Pathologisch bevestiging van de klinische verdenking op maligniteit.

voor tnm ook nog beeldvormend onderzoek nodig

20
Q

verschil adenocarcinomen en plaveiselcarcinomen?

A

adeno=kibisch/cilindrisch epitheel > vormen buisjes en slijm
plav=plav epitheel ? horn en keratine (desomosomen zijn verbindweefsel)