Psychotrauma Flashcards

1
Q

Wat is trauma?

A

Dit is een stressreactie (normale reactie op abnormale omstandigheid) afhankelijk van de cognitieve en emotionele waardering die aan de gebeurtenis vasthaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is een trauma? eenvoudig

A
  • Een trauma is een heftige ervaring die je meemaakt en die je emotioneel of psychologisch diep raakt.
  • Het kan iets engs of schokkends zijn, zoals een ernstig ongeluk, geweld, of verlies van een dierbare.
  • Trauma’s kunnen ervoor zorgen dat je je heel slecht voelt en kunnen leiden tot problemen zoals angst, nachtmerries of moeite met vertrouwen.

Sommige mensen kunnen na een trauma last hebben van herinneringen die steeds terugkomen, terwijl anderen proberen te vermijden om aan het trauma te denken. Het kan ook lichamelijke reacties veroorzaken, zoals hoofdpijn of buikpijn.

Trauma’s kunnen langdurig effect hebben, maar met de juiste hulp en steun kun je ermee leren omgaan en herstellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Oorsprong/ historiek

A

Oorlogssituaties

► Egyptische, Romeinse en Griekse strijders (3.000 jaar geleden)

► Wereldoorlog I (1914-18) & II (1940-45)
* Soldaten kwamen terug met bijzondere symptomen, zowel mentaal als fysiek.
* Shell shock, oorlogsneurose,…

► Vietnam veteranen (jaren 1970) – hierbij begon men serieus onderzoek uit te voeren. De diagnose werd hier erkent en vormgegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

PTG = potentieel traumatische gebeurtenis

A

Actueel (door iemand ervaren, het vindt effectief plaats)
* alle gebeurtenissen die zich kunnen voortdoen

bedreigend (een dreiging tot een gebeurtenis, iets die bijna gebeurt), gebeurtenissen die bedreiging veroorzaken

Voorbeelden: *	Verkeersongeval, natuurramp, technologische ramp, brand, … (eenmalig acuut) *	Seksueel misbruik, fysieke mishandeling, huislijk geweld, gender gerelateerd geweld, … (een chronische vorm van stress, een herhaaldelijke context) *	Oorlog, terrorisme, politiek geweld, mensenrechtenschendingen, … (treffen hele populaties)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op welke 4 manieren kan je in contact komen met PTG
Gradaties in aard? 4

A

1 Directe confrontatie met PTG

2 Getuige zijn van PTG

3 Vernemen dat de PTG een naaste trof (zgn. intergenerationeel trauma)
- bv. horen dat uw zus aangerand is geweest
- Intergenerationeel trauma: doordat ouders vertellen aan hun kinderen wat ze meemaakten kan dit ook stressreacties veroorzaken

4 Herhaalde of extreme blootstelling aan aversieve details van de PTG
- bv. bij hulpverleners die veel te horen krijgen van hun cliënten
- Secundair trauma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

2 types?

A

Type I: de ervaring die eenmalig voorkomt, van korte duur, heel intens → single blow
► Bv. verkeersongeval

Type II: herhaalde en langdurige confrontatie met PTG(s)
► vb. seksueel misbruik (episodische en chronische stress)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

POTENTIEEL STRESSREACTIES

A
  • Stressreacties zijn heel verschillend per persoon.
  • cognitieve en emotionele waardering die de impact & aard van stressreacties bepaalt.
  • onze gedachten en emoties een grote rol spelen bij hoe we omgaan met stressvolle situaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is stress?

A

Stress = normale reactie op
abnormale omstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Eustress & distress?

A

Eustress: positieve stress, gezonde stress, heel functioneel

Distress: negatieve stress, ongezond, belemmert het functioneren, zorgt dat je onder presteert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

MOGELIJKE REACTIES OP AVERSIE (MASTEN & OBRADOVIC, 2008)

A

Masten en Obradovic onderstrepen
► de diversiteit van menselijke reacties op aversie

► benadrukken dat individuele kenmerken, zoals veerkracht, sociaal netwerk en coping-mechanismen, een grote rol spelen in hoe mensen reageren op stressvolle situaties

► pre-disaster phase: nog voordat de gebeurtenis heeft plaatsgevonden zitten mensen op een ander niveau van welbevinden
► crisis phase: mensen gaan dit heel verschillend beleven

Sommigen ervaren weinig impact (bv. A) en anderen juist veel (bv. C)
Sommigen ervaren een hoger welbevinden (bv. E) omdat de ervaring hen bv. heeft doen inzien dat ze positiever in het leven moeten staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gradaties in stressreacties 3

A

1 Normale stressreacties
* Doorgaans éénmalig, discrete PTG
* Doen zich automatisch voor bij een stressvolle situatie
* Herinneringen, emotionaliteit, gespannenheid, verlies realiteitszin,
* Korte duur: enkele weken, nadien volledig herstel

2 Acute stressstoornis
* Doorgaans meer chronische en levensbedreigende PTG
* Paniekreacties, geestelijke verwarring, dissociatie, slapeloosheid, achterdocht, …
* Duur: min. twee dagen, max. vier weken, treedt op binnen vier weken na PTG

3 Post-traumatisch stress syndroom
* Ontwikkelt zich op lange termijn (na 4 weken)
* Verhindert je in je dagelijkse leven
* Ongecompliceerde PTSS (infra)
* Comorbide PTSS: comorbiditeit met andere psychiatrische aandoeningen
* Complexe PTSS: langdurige en herhaalde blootstelling aan PTG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Diagnostiek?

A

► Diagnostic and statistical Manual of Mental Disorders (DSM)
* Sinds 1980: DSM-III
* DSM IV: angststoornissen
* DSM 5 (2013): trauma- en stressorgerelateerde stoornissen (een aparte categorie voor trauma, niet meer bij angststoornissen)

    • nu ook aandacht voor kinderen, waarmee associeer je ‘trauma’
  • angst, paniek, slapeloosheid, paniekaanvallen, verlies, verandering gedrag, seksueel geweld, lichamelijke klachten, ingrijpende gebeurtenis

Trauma- en stressorgerelateerde stoornissen:
Kinderen
- Reactieve hechtingsstoornis
- Ontremd-sociaalcontact stoornis
- PTSS

Volwassenen
- Acute stressstoornis
- Aanpassingsstoornis
- PTSS
- Restcategorieën:
- - Andere gespecificeerde trauma of stressorgerelateerde stoornis
- - Ongespecificeerde trauma of stressorgerelateerde stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de fasen in PTSS?

A
  • intrusie
  • vermijding
  • negatief cognities en stemming
  • arousal en reactiviteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de fasen in PTSS?

A

Intrusie:
1. pijnlijke herinneringen
2. terugkerende dromen
3. disosatieve reacties (flashbacks)
4. psychische lijdensdruk
5. fysiologische reacties

  • herbelevingsverschijnselen, waarbij mensen herhaalde, verontrustende gedachten, herinneringen of nachtmerries hebben over het trauma.
  • erg angstig of overstuur voelen

Vermijding:
1. vermijden van herinneringen, gedachten of gevoelens
2. situaties, plaatsen, mensen of activiteiten te vermijden
3. zich terugtrekken uit sociale interacties,
4. hun emoties onderdrukken

Negatieve cognities en stemming:
1. onvermogen om belangrijke details te herinneren van de PTG
2. negatieve gemoedstoestand
3. verminderde belangstelling
4. onthechting
3. negatief zelfbeeld ontwikkelen,
4. schuldgevoelens hebben over het trauma,
5. vertekende cognities over de oorzaak en gevolg
5. zich vervreemd voelen van anderen
6. een algemeen negatieve kijk op de wereld ontwikkelen.
7. moeite hebben met het ervaren van positieve emoties.

Arousal en reactiviteit:
1. woede-uitbarstingen
2. roekeloos en zelfdestructief gedrag
3. symptomen van overmatige opwinding en alertheid.
4. snel schrikken,
5. moeite hebben met slapen,
6. prikkelbaar zijn
7. moeite hebben met concentreren.
8. overdreven waakzaam zijn,
9. voortdurend op hun hoede zijn voor gevaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het A-criterium?

A

BLOOTSTELLING AAN EEN FEITELIJKE OF DREIGENDE DOOD, OF ERNSTIGE VERWONDING OF SEKSUEEL GEWELD OP EEN (OF MEER) VAN DE VOLGENDE MANIEREN

  • Zelf ondergaan van de psychotraumatische gebeurtenis(sen
  • Persoonlijk getuige zijn geweest van de gebeurtenis(sen) terwijl deze anderen overkwam(en).
  • Vernemen dat de psychotraumatische gebeurtenis(sen) een naast familielid of goede vriend(in) is (zijn) overkomen. Bij een feitelijke of dreigende dood van een familielid of vriend(in), moet(en de gebeurtenis(sen) gewelddadig van karakter zijn of een ongeval betreffen.
  • Ondergaan van herhaaldelijke of extreme blootstelling aan de afschuwwekkende details van de psychotraumatische gebeurtenis(sen) zoals bij hulpverleners die stoffelijke resten moeten verzamelen; politieagenten die herhaaldelijk worden geconfronteerd met de details van kindermisbruik).
  • NB Criterium A4 is niet van toepassing op blootstelling via elektronische media, televisie, films of foto’s, tenzij deze blootstelling werkgerelateerd is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het B-criterium? (INTRUSIE)

A

ONVRIJWILLIGE, INTRUSIEVE PIJNLIJKE HERINNERINGEN AAN DE PSYCHOTRAUMATISCHE GEBEURTENIS

Intrusie
= onvrijwillige, pijnlijke herinneringen

1.Recidiverende, onvrijwillige en intrusieve pijnlijke herinneringen aan de gebeurtenis
NB: Bij kinderen die ouder zijn dan 6 jaar kan er sprake zijn repetitief spel waarin thema’s of aspecten van de psychotraumatische gebeurtenis(sen) tot uiting worden gebracht.

bv. flashbacks, dromen, piekeren, slaapproblemen, dissociatieve reacties (reageren alsof je echt in die situatie zit, de realiteit vergeten of uw brein geeft geen toegang meer aan bepaalde herinneringen), etc.
* Vaak slechts kleine trigger nodig (bv. een geur ofzo)
* De aanwezigheid van een (of meer) van de volgende intrusieve symptomen die samenhangen met de psychotraumatische gebeurtenis(sen) en die zijn begonnen nadat de psychotraumatische gebeurtenis(sen) heeft (hebben) plaatsgevonden

2.Recidiverende onaangename dromen waarin de inhoud en/of het affect van de droom samenhangt met de psychotraumatische gebeurtenis(sen).
NB: Bij kinderen kan er sprake zijn van beangstigende dromen zonder herkenbare inhoud.

3.Dissociatieve reacties (zoals flashbacks) waarbij de betrokkene het gevoel heeft of handelt alsof de psychotraumatische gebeurtenis(sen) opnieuw plaatsvindt(en).
(Dergelijke reacties kunnen zich op een continuüm bevinden, waarbij de extreemste uiting de vorm kan hebben van een volledig gebrek aan besef van de actuele omgeving).
NB: Bij kinderen kan het voorkomen dat ze de psychotraumatische gebeurtenis(sen) naspelen.

4.Intense of landurige psychische lijdensdruk bij blootstelling aan interne of externe prikkels die een aspect van de psychotraumatische gebeurtenis(sen) symboliseren of erop lijken.

5.Duidelijke fysiologische reacties op interne of externe prikkels die een aspect van de psychotraumatische gebeurtenis(sen) symboliseren of erop lijken.

  • Verhoogde hartslag en ademhaling: neren.
  • Zweten en klamme handen
  • Trillen en beven:
  • Duizeligheid of desoriëntatie:
  • Maagklachten
  • Verhoogde spierspanning
  • Flauwvallen of bewustzijnsverlies
17
Q

Wat is het C-criterium? (VERMIJDING)

A

DE VERMIJDING VAN PIJNLIJKE HERINNERINGEN, GEDACHTEN OF GEVOELENS OF VERMIJDING VAN EXTERNE ASPECTEN DIE DOEN DENKEN AAN DE PSYCHOTRAUMATISCHEGEBEURTENIS

Vermijding

  1. Vermijden van herinneringen, gedachten, of gevoelens, plaatsen,… van alles wat ermee te maken heeft, onderdrukken, gesprekken, situaties allemaal vermijden omdat ze te pijnlijk zijn
  2. Vermijding of pogingen tot vermijding van externe aspecten die aan de psychotraumatische gebeurtenis(sen) herinneren (mensen, plaatsen, gesprekken, activiteiten, voorwerpen, situaties) die pijnlijke herinneringen, gedachten of gevoelens oproepen over, of sterk samenhangend met, de psychotraumatische gebeurtenis(sen).
    Zowel symptoom als copingmechanisme
18
Q

Wat is het D-criterium? (NEGATIEVE COGNITIES EN STEMMING)

A

NEGATIEVE VERANDERING IN COGNITIES EN STEMMING (EMOTIE)
Negatieve cognities en stemming

Negatieve veranderingen in cognities en stemming, gerelateerd aan de psychotraumatische gebeurtenis(sen), die zijn begonnen of verergerd nadat de psychotraumatische gebeurtenis(sen) heeft (hebben) plaatsgevonden, zoals blijkt uit twee (of meer) van de volgende kenmerken:

  1. Onvermogen om zich een belangrijk aspect van de psychotraumatische gebeurtenis(sen) te herinneren (gewoonlijk door dissociatieve amnesie en niet door andere factoren, zoals hoofdletsel, of alcohol- of drugsgebruik)
  2. Persisterende en overdreven negatieve overtuigingen of verwachtingen over zichzelf, anderen of de wereld (bijvoorbeeld “Ik ben slecht”, “ Je kunt niemand vertrouwen”, “ De wereld is door en door gevaarlijk”, “Mijn hele zenuwstelsel is voor altijd verwoest”).
  3. Persisterende, vertekende cognities over de oorzaak of gevolgen van de psychotraumatische gebeurtenis(sen), die ertoe leiden dat de betrokkene zichzelf of anderen er de schuld van geeft.
  4. Persisterende negatieve gemoedstoestand (bijvoorbeeld angst, afschuw, boosheid, schuldgevoelens of schaamte).
  5. Duidelijk verminderde belangstelling voor, of deelname aan belangrijke activiteiten.
  6. Gevoelens van onthechting of vervreemding van anderen.
  7. Persisterend onvermogen om positieve emoties te ervaren (zoals onvermogen om geluk, voldoending of liefdevolle gevoelens te ervaren).
    * Verandering in de emotie, stemming,..
    * Bv. depressie
    * Emoties wegen zo zwaar dat ze nog moeilijk positieve emoties kunnen beleven
    * Vaak ook negatief zelfbeeld, negatieve overtuigingen over zichzelf, zichzelf de schuld geven,…, vertekende cognities
    * Verminderde belangstelling voor activiteiten; niet meer buitenkomen, uw vrienden wegduwen,..
19
Q

Wat is het E-criterium? (AROUSAL EN REACTIVITEIT)

A

DUIDELIJKE VERANDERING IN AROUSALEN REACTIVITEIT (GEDRAG)

Arousal en reactiviteit

  1. Prikkelbaar gedrag en woede-uitbarstingen (met weinig of geen aanleiding), gewoonlijk tot uiting komend in verbale of fysieke agressie jegens mensen of voorwerpen.
  2. Roekeloos of zelfdestructief gedrag.
  3. Hypervigilantie: waakzaamheid
  4. Overdreven schrikreacties.
  5. Concentratieproblemen.
  6. Verstoring van de slaap (zoals moeite met in- of doorslapen of onrustige slaap).
  7. Spanning in uw lichaam, gedrag, fysieke reactie, geest is continu alert, uw lichaam staat op scherp om te kunnen reageren
20
Q

Wat veroorzaakt PTSS bij kinderen?

A
  • blootstelling aan traumatische gebeurtenissen of ervaringen die een diepgaande emotionele impact hebben gehad.

Fysieke mishandeling: Kindermishandeling, zoals slaan, schoppen of ander fysiek geweld, kan leiden tot PTSS bij kinderen.

Seksueel misbruik: Kinderen die seksueel misbruik hebben meegemaakt, lopen een hoog risico op het ontwikkelen van PTSS.

Emotioneel misbruik of verwaarlozing: Constante emotionele mishandeling, vernedering, verwaarlozing of het getuige zijn van huiselijk geweld kan ook traumatische ervaringen zijn voor kinderen.

Ongevallen: Kinderen die ernstige ongevallen hebben meegemaakt, zoals auto-ongelukken of branden, kunnen PTSS ontwikkelen.

Natuurrampen: Blootstelling aan natuurrampen zoals aardbevingen, overstromingen of tornado’s kan traumatisch zijn voor kinderen.

Getuige zijn van geweld: Kinderen die getuige zijn van gewelddadige misdaden of aanvallen op anderen kunnen ook PTSS ontwikkelen.

Oorlog of gewapende conflicten: In gebieden waar oorlog of gewapende conflicten heersen, lopen kinderen het risico getuige te zijn van traumatische gebeurtenissen, zoals bombardementen, geweld en verlies van dierbaren.

  • ernstige impact hebben op hun emotionele, cognitieve en sociale ontwikkeling.
  • symptomen zoals herbelevingen, vermijding, verhoogde prikkelbaarheid, angst en slaapproblemen.
  • Deze symptomen kunnen het basisvertrouwen en de gevoelens van veiligheid van het kind ondermijnen en leiden tot een verstoring van hun ontwikkeling.
  • zo snel mogelijk professionele hulp en ondersteuning krijgen.

Er creëert een bepaalde druk op het basisvertrouwen en –veiligheid en zorgt voor een stagnatie/verstoring van ontwikkeling

21
Q

Hoe uit zich PTSS zich bij kinderen?

A
  • De vroegkinderlijke ervaringen zijn heel bepalend voor het wereldbeeld, voor hun kijk op de mens, op interacties en relaties met mensen.
  • Een kind dat veel angst ontwikkelt, een negatief zelfbeeld heeft, gaat niet makkelijk ‘normaal’ functioneren in andere contexten.
  • Een relatie opbouwen met een kind met trauma is heel moeilijk.
  • Er is wantrouwen, angst, ze kunnen onverwacht uit de hoek komen… veel aantrekken en afstoten.
  • Zaken die voor ons heel banaal lijken, kunnen voor hen heel uitdagend zijn.
  • Vaak begrijpen we de reacties niet en gaan we straffen.
  • We moeten daar meer aandacht voor hebben in onze begeleiding.
22
Q

Wat is het algemene doel van klinische interventies?

A

Herbeleving en controle verkrijgen:

Confrontatie en geleidelijke desensitisatie:
* Om herbelevingen en reacties op triggers te verminderen, kan confrontatie met de traumatische herinneringen in een gecontroleerde en veilige omgeving worden gebruikt.
* Geleidelijke desensitisatie is een techniek waarbij mensen langzaam worden blootgesteld aan de traumatische herinneringen of situaties die hen angstig maken, maar op een gecontroleerde manier. Dit helpt hen gewend te raken aan deze prikkels en hun angstreacties geleidelijk te verminderen.

► reducerend symptoomfrequentie en -intensiteit
► Herbeleving en controle verkrijgen over gebeurtenissen, geassocieerde gedachten, emoties en herinneringen
► Confrontatie, geleidelijke desensitisatie
o Desensitisatie = minder gevoelig maken voor prikkel, gewenning aan triggers

23
Q

Wat zijn de twee behandelingen?

A
  1. Farmacotherapie
    = gebruik van psychofarmaca
    ► Vermindering van de serotonineopname, minder fysiologische reactie op stress
  2. Psychotherapie
    = gebruik van psychologische therapieën
24
Q

Wat zijn de verschillende soorten psychotherapieën?

A

Cognitieve gedragstherapie
* het begrijpen en veranderen van de gedachten en gedragingen die verband houden met emotionele problemen.
* Het doel is om negatieve denkpatronen en gedragspatronen te herkennen en aan te passen om emotionele problemen zoals angst, depressie, of stress te verminderen.
* helpt om positievere manieren van denken en handelen te ontwikkelen om beter met emotionele uitdagingen om te gaan.

▪ Trauma begrijpen, perspectief veranderen
▪ Helpen angstreacties managen: angst voor herinneringen en geassocieerde prikkels hanteerbaar maken
▪ Meest onderzocht, meest evidentie voor, meest evidanced based

Narrative exposure therapy
een therapeutische benadering die helpt bij het vertellen van traumatische verhalen, begrijpen wat er is gebeurd en leren omgaan met de emoties die daarmee gepaard gaan.
- Ervaring verwoorden, betekenis zoeken
- Emoties en gedachten onder controle leren houden

EMDR, Eye Movement Desensitization & Reprocessing
- Oogbewegingtherapie
- een therapeutische techniek waarbij oogbewegingen worden gebruikt om mensen te helpen sneller en effectiever traumatische ervaringen te verwerken, zodat de emotionele last ervan afneemt.
- Het doel is om de traumatische herinneringen minder angstaanjagend te maken en ze op een meer beheersbare manier in het geheugen op te slaan.
- Traumatische ervaringen sneller verwerken door deze oogbewegingen uit te lokken

Non-verbale methodieken
▪ ‘een taal erbij’ : popjes
▪ dramatherapie
▪ dans- en bewegingstherapie
▪ tekentherapie

25
Q

Klinische psychotherapeutische interventies zijn waardevol voor veel mensen, maar er zijn ook enkele belangrijke kanttekeningen om in gedachten te houden: KENNEN!!!

A
  1. Effectiviteit kan variëren: Niet alle psychotherapeutische benaderingen werken even goed voor iedereen. Wat voor de ene persoon werkt, werkt mogelijk niet voor een andere. Het kan enige tijd duren om de juiste therapeutische aanpak te vinden.
  2. Tijd en inzet: Psychotherapie vereist vaak een aanzienlijke tijdsinvestering. Patiënten moeten regelmatig sessies bijwonen en bereid zijn om tijd en energie te steken in het proces. Dit kan een uitdaging zijn voor mensen met drukke schema’s.
  3. Kosten: Psychotherapie kan kostbaar zijn, vooral als het niet wordt gedekt door de ziektekostenverzekering. Dit kan de toegang tot behandeling beperken voor mensen met beperkte financiële middelen.
  4. Emotionele intensiteit: Tijdens psychotherapie kunnen moeilijke emoties en herinneringen naar boven komen. Dit kan voor sommige mensen tijdelijk emotioneel belastend zijn voordat verbetering optreedt.
  5. Geen garantie op succes: Hoewel psychotherapie veel mensen helpt, is er geen garantie op succes. Sommige aandoeningen kunnen moeilijker te behandelen zijn dan andere, en sommige mensen kunnen mogelijk geen volledige verlichting van hun symptomen ervaren.
  6. Ethiek en professionaliteit: Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat de psychotherapeut ethisch en professioneel handelt. Het is raadzaam om in zee te gaan met gelicentieerde en gekwalificeerde therapeuten.
  7. Combinatie met medicatie: In sommige gevallen kan medicatie in combinatie met psychotherapie effectiever zijn bij de behandeling van bepaalde aandoeningen, zoals ernstige depressie of angststoornissen.
  8. Culturele en taalbarrières: Psychotherapie moet gevoelig zijn voor culturele en taalverschillen. Het is belangrijk dat therapeuten rekening houden met de achtergrond en waarden van de patiënt.
  9. Behandeling van onderliggende oorzaken: Psychotherapie richt zich vaak op het behandelen van symptomen, maar het is ook belangrijk om de onderliggende oorzaken van psychische aandoeningen te begrijpen en aan te pakken.
26
Q

► Kanttekeningen bij klinische psychotherapeutische interventies
KENNEN!!

A

1 Weinig onderscheid o.b.v. intensiteit en duur stressreactie:
- Het is belangrijk om te erkennen dat niet alle stressreacties of traumatische ervaringen hetzelfde zijn.
- Het pathologiseren van normale stressreacties kan mensen ontmoedigen om hun eigen veerkracht en zelfhulpprocessen te benutten.

2 Mensen de ruimte geven om zelf dingen te verwerken: - - Niet iedereen heeft professionele hulp nodig om met stress en trauma om te gaan.
- Het is van cruciaal belang om mensen de ruimte te geven om zelf te bepalen hoe ze met hun ervaringen willen omgaan.

3 Niet-gepersonaliseerd standaardaanbod:
- Sommige psychologische interventies kunnen te gestandaardiseerd zijn en niet goed aansluiten bij de individuele behoeften van mensen.
- Een op maat gemaakte aanpak is vaak effectiever.

4 Blootstelling aan stressvolle triggers en emoties:
- Het kan schadelijk zijn als blootstelling aan stressvolle triggers niet zorgvuldig wordt begeleid. Dit kan mensen overweldigen en hun symptomen verergeren.

5 Negeren van verschillende coping strategieën:
- Niet iedereen reageert op dezelfde manier op stress of trauma.
- Sommige mensen vermijden of vergeten, terwijl anderen juist praten over hun ervaringen.
- Het is belangrijk om diverse coping-strategieën te erkennen en te respecteren.

6 Beperkte bruikbaarheid bij bepaalde groepen:
- Sommige psychologische interventies zijn minder geschikt voor bepaalde groepen, zoals kinderen, mensen met een andere taal of laaggeletterden.
- Deze beperkingen moeten worden aangepakt om inclusieve zorg te garanderen.

7 Beperkte empirische steun:
- Niet alle interventies hebben dezelfde mate van wetenschappelijke ondersteuning.
- Het is belangrijk om bewijs gebaseerde benaderingen te gebruiken bij het behandelen van stressreacties en trauma.

27
Q

Kenmerken biomedisch/biopsychologisch model

A

Over het algemeen richt het biomedische/biopsychologische model zich op het begrijpen en behandelen van gezondheidsproblemen door te kijken naar biologische en psychologische factoren, het identificeren van problemen en het bieden van passende behandelingen om symptomen te verlichten en de gezondheid te verbeteren.

Het biomedische/biopsychologische model
- *begrijpen en behandelen van gezondheidsproblemen *
- door te kijken naar de intrapersoonlijke biologische en psychologische factoren
- processen die van invloed kunnen zijn op de gezondheid.

Hier zijn de belangrijkste kenmerken van dit model:

Intrapersoonlijke biologische en psychologische factoren en processen:
- Het model erkent dat zowel biologische als psychologische factoren een rol kunnen spelen bij het ontstaan en verloop van gezondheidsproblemen.

Deficiënten, pathologie en traumatologie:
Het kan betrekking hebben op aandoeningen, ziekten, verwondingen of andere schadelijke veranderingen in het lichaam en de geest.

Identificatie en diagnostisering (bijvoorbeeld PTSS):
- diagnosticeren van posttraumatische stressstoornis (PTSS) door middel van klinische beoordeling en criteria.

Verlichting van stress-symptomen door psychotherapie of psychofarmacologie:

28
Q

Orthopedagogische kritieken op het biomedisch/ biopsychologisch model
BELANGRIJK

A

Kritiek 1: Reductionistische benadering

  • soms te veel focust op trauma
  • de complexe realiteit van mensen vergeet.
  • De reactie hierop is om een meer integratieve aanpak te gebruiken, waarbij we naar het geheel van iemands leven kijken.

Kritiek 2: Individualiserende benadering

  • richt zich vaak op de problemen en gedachten binnen een persoon,
  • maar vergeet soms de invloed van hun omgeving en relaties.
  • De reactie is om een systemische benadering te gebruiken, waarbij we ook naar de omgeving en relaties van een persoon kijken.

Kritiek 3: Universaliserende benadering

  • Het model kan Westerse ideeën en concepten te veel benadrukken
  • de unieke reacties en culturen van verschillende mensen negeren. De reactie is om een cultureel-sensitieve benadering te gebruiken, waarbij we rekening houden met verschillende culturele achtergronden en uitingsvormen van stress.

Kritiek 4: Pathologiserende benadering

  • richt zich vaak op de problemen en zwakheden van mensen,
  • vergeet soms hun inspanningen en sterke kanten.
  • De reactie is om een sterktegerichte benadering te gebruiken, waarbij we de capaciteiten en hulpbronnen van mensen benadrukken in plaats van alleen te focussen op hun problemen en lijden.

Kort gezegd, deze kritieken wijzen op beperkingen van het biomedische/biopsychologische model, zoals te veel nadruk op trauma, te weinig aandacht voor de omgeving en relaties, het negeren van culturele verschillen, en te veel focus op problemen. De reacties zijn gericht op het aanpakken van deze beperkingen door een meer holistische, systemische, cultureel-sensitieve, en sterktegerichte aanpak te gebruiken.

29
Q

Orthopedagogische kritieken?
KENNEN

A

► Reductionistische benadering
▪ Focus op trauma en onderschatting van complexe realiteit
▪ Reactie -> integratieve benadering

► Individualiserende benadering
▪ Focus op intrapersoonlijke factoren en processen
▪ Onderschatting impact op het collectieve welzijn
▪ Reactie -> systemische benadering

► Universaliserende benadering
▪ Focus op Westerse ideeën en concepten
▪ Onderschatting context-specifieke reacties en uitingsvormen van stress
▪ Reactie -> cultureel-sensitieve benadering

► Pathologiserende benadering
▪ Focus op deficit, problemen, pathologie, lijden en zwakte
▪ Onderschatting inspanningen, capaciteiten hulpbronnen
▪ Reactie -> sterktegerichte benadering

30
Q

Wat zijn de 5 principes van trauma-informed care
RELATIONELE BENADERING
BELANGRIJK

A
  1. Veiligheid: fysieke (omgeving) en emotionele veiligheid (inclusieve milieus en safe spaces voor uitdrukking van gevoelens)
  2. Bewustzijn: begrip, kennis en herkenning van trauma en uitlokkende situaties
  3. Controle: op emoties, triggers en signalen van stress, mogelijkheden creëren tot controle en motiveren tot beslissingsname
  4. Capaciteit: sterkte van de cliënt erkenen, stimuleren en uitbouwen van ondersteunende omgeving + mogelijkheden installeren tot positieve ervaringen
  5. Verbinding: met zichzelf, anderen, sense of belonging en vertrouwen
31
Q

Handelingsprincipes?
Belangrijke aspecten van hoe zorgverleners en hulpverleners kunnen omgaan met mensen die trauma hebben ervaren en hoe ze trauma-informed care kunnen bieden?
BELANGRIJK

A

handelingsprincipes:

1. Persoon in context zien:
- belangrijk is om de persoon als geheel te begrijpen, inclusief hun achtergrond, relaties, cultuur en omgeving.
- We moeten aandacht hebben voor waar de persoon vandaan komt en wat hen beïnvloedt.

2. Stress in de omgeving herkennen en voorkomen

3. Emotionele en sociale behoeften erkennen:
- het begrijpen van wat mensen nodig hebben op emotioneel en sociaal gebied nadat ze trauma hebben meegemaakt.
- We moeten niet alleen individuele therapie aanbieden, maar ook bredere emotionele en sociale ondersteuning overwegen.

4. Gebruikmaken van bestaande hulpbronnen:
- We moeten kijken naar de mensen en gemeenschappen rondom de persoon en proberen hun steun te versterken.
- Familie, vrienden en gemeenschap kunnen allemaal helpen bij het herstel.

5. Helpen bij het vinden van nieuwe identiteit en rollen

6. Begrijpen van machtsdynamieken:
- we moeten nadenken over wie de controle heeft en wie machteloos is in de relatie tussen hulpverleners en individuen.
- We moeten ook kijken naar bredere machtsstructuren in de samenleving. Het gaat erom mensen te helpen zich sterker en meer in controle te voelen.

Deze principes helpen zorgverleners om effectieve zorg te bieden aan mensen die trauma hebben meegemaakt. Ze benadrukken het begrip van de complexe context van trauma en richten zich op herstel en welzijn.

32
Q

Handelingsprincipes?
Belangrijke aspecten van hoe zorgverleners en hulpverleners kunnen omgaan met mensen die trauma hebben ervaren en hoe ze trauma-informed care kunnen bieden?

A

Een aantal handelingsprincipes..

▪ Cruciaal om de persoon- in- context te zien : erkenning, waardering (“ Energy flows where attention goes ”)
Essentieel is om de individuele persoon te begrijpen binnen hun bredere context, inclusief hun levensgeschiedenis, relaties, culturele achtergrond en omgeving

Bronnen van stress in omgeving erkennen en aanpakken: preventief!

Psychosociale ondersteuningsnoden erkennen en contextualiseren
Dit gaat over het begrijpen van de emotionele en sociale behoeften van de persoon die trauma heeft meegemaakt. Het betekent niet alleen het aanbieden van individuele therapie, maar ook het onderzoeken van bredere sociale en emotionele ondersteuningsbronnen.

Hulpbronnen in diverse systemen exploreren, versterken en aanwenden
Dit principe benadrukt het belang van het identificeren en gebruikmaken van bestaande hulpbronnen in de omgeving van de persoon, zoals familie, vrienden, gemeenschap en sociale netwerken. Het gaat erom deze hulpbronnen te versterken en te betrekken bij het herstelproces.

Assen uitbouwen waarrond alternatieve identiteitsinvullingen en sociale rollen kunnen worden vormgegeven:
Hier gaat het om het helpen van individuen om een nieuw gevoel van zelf en sociale rol te ontwikkelen na trauma. Dit kan betekenen dat ze alternatieve manieren vinden om zichzelf te definiëren en deel te nemen aan de samenleving.

Macht, machtsverhoudingen en -structuren, (wederzijdse) machteloosheid erkennen:
Dit handelingsprincipe benadrukt het begrijpen van machtsdynamieken in de relatie tussen hulpverleners en individuen, evenals bredere machtsstructuren in de samenleving. Het gaat ook om het erkennen van de gevoelens van machteloosheid die individuen kunnen ervaren na trauma en het werken aan het herstellen van hun gevoel van controle en invloed.

Deze handelingsprincipes benadrukken belangrijke aspecten van hoe zorgverleners en hulpverleners kunnen omgaan met mensen die trauma hebben ervaren en hoe ze trauma-informed care kunnen bieden:
Deze handelingsprincipes bieden een kader voor het bieden van zorg die rekening houdt met trauma en gericht is op herstel en welzijn, en ze benadrukken het belang van het begrijpen van de complexe context waarin trauma zich voordoet.