Psychologie 1.3 Flashcards
De functies van stress
- Verminderd de vruchtbaarheid
- Blokkeert de dood van een kankercel
- Beschadigd DNA
- Goed voor het lichaam
Stressor
Stimulans die stress veroorzaakt met als gevolg een respons
De twee soorten responses
- Geestelijke veranderingen: gedrag en gedachtes
2. Lichamelijke veranderingen: weerstandfase (kort) en uitputtingsfase (lang)
Weerstandfase
- Verhogen van energie, pijnweerstand, hartritme, bloeddruk en functie van de longen
- Verlagen van de darmfunctie
- Meer initiatief, efficientie, flexibel, concentratie, alert, creatief
Uitputtingsfase
- Te hoge bloeddruk, cholesterol, pijn, klachten hyperventilatie
- Drugs, alcohol, roken, eten
- Verzuim, slaapklachten, machteloos
- Geen concentratie, negatief, slecht geheugen
Stresshormoon cortisol
Aminozuren en vetten worden glucose dus meer energie en uithoudingsvermogen voor een korte tijd
2 soorten stressoren
- Traumatische
2. Chronische
Traumatische stressoren
- Rampen, oorlog, terrorisme
- Indirect (moeder verliest iemand)
- Direct (verlies)
5 fases bij traumatische stressoren
- Shock
- Ontkenning
- Gezamenlijke inspanning
- Inzinking
- Herstel
Chronische stressoren
- Burn-out
- Maatschappelijk (armoede, thuis, werk)
- Compassion fatique (uitputting hulpverleners)
Moderatoren
Welke eigenschappen invloed hebben op stress
Wat af te vragen bij moderatoren
- Persoonlijkheid A of B (A = negatief - B = positief)
- Interne of Externe LOC (Intern = aanpakken - extern = negatief
- Optimistisch?
- Weerbaar?
- Veerkrachtig?
Coping
Wat kan je er zelf aan doen
6 strategieën coping
- Probleemgericht = aanpakken van het probleem
- Emotiegericht = emotie op stressor reguleren
- Cognitief = het probleem kleiner zien
- Sociale vergelijkingen = beseffen dat je niet alleen bent
- Positieve emoties hebben
- Betekenis zoeken/vinden
2 slechte strategieën coping
- Afleiding
2. Afweer
4 positieve keuzes voor je leven
- Sociaal
- Beweging
- Mindfulness
- Voeding, eetpatroon, slaap
Aangeleerde hulpeloosheid
Opgeven, psychisch en lichamelijk
Persoonlijkheid
Eigenschappen die regelmatig terugkomen
Zelfcontrole
Mogelijkheid om gedachten en gedrag te veranderen en aan te passen
Motivationeel systeem en controle systeem
- Motivationeel: moment –> snelle en automatische denkprocessen (nu zin om iets lekkers te eten)
- Controle: langetermijndoelen
Wat werkt niet bij het controle systeem
- Overgewicht en obesitas hebben –> zijn niet goed in deze controle
- Naar de supermarkt gaan met honger –> koop je dingen die je niet wilt kopen
- Kijken naar je favo eten –> dan wil je het
Maar je kan dit trainen
Cognitieve Dissonantie
Je overgeven aan gedrag waar jij het niet mee eens bent (bijvoorbeeld een vrouw die wordt mishandeld die toch bij haar man blijft)
Fundamentele attributie
Wat iemand doet wijten aan iemands karakter
Smaken
Zout - zoet - zuur - bitter - umami