probleem 7b: ill-structured problems Flashcards
Slecht gestructureerde problemen en de rol van inzicht
We vinden het moeilijk om slecht gestructureerde problemen op te lossen, omdat er geen duidelijke, directe beschikbare wegen naar een oplossing zijn. Probleemoplossers hebben hierbij vaak moeite met het construeren van de juiste mentale representaties. Ook is het voor dergelijke problemen moeilijk om een plan op te stellen met een reeks stappen die steeds dichter bij de oplossing komen.
Justification skills belangrijk, omdat slecht gestructureerde problemen kunnen op verschillende manieren gerepresenteerd worden en hebben meerdere alternatieve oplossingen.
Inzicht
een onderscheidend begrip van een probleem die helpt bij het oplossen ervan. Hierbij wordt een probleem op een geheel nieuwe manier bekeken. Vaak gaat het om het combineren van relevante oude en nieuwe informatie om een nieuwe kijk op het probleem te krijgen. Inzicht wordt meestal geassocieerd met het oplossen van slecht gestructureerde problemen.
Vroege gestaltische opvattingen
Gestaltische psychologen waren van mening dat inzichtsproblemen komen doordat probleemoplossers het probleem als geheel zien i.p.v. losse onderdelen. Volgens de gestaltische psychologen moet je loskomen van bestaande associaties, wat reproductief denken wordt genoemd (je reproduceert of hergebruikt immers eerdere associaties), en je moet elke probleem een nieuw licht zien, wat productief denken wordt genoemd.
Neo-gestaltistische visie
Sommige onderzoekers hebben ontdekt dat een inzichtelijke probleemoplossing op twee manieren kan worden onderscheiden van een niet-inzichtelijke probleemoplossing:
* Inschatting van succes: wanneer probleemoplossers routinematige problemen moeten oplossen, tonen ze een opmerkelijke nauwkeurigheid in hun vermogen om hun eigen succes bij het oplossen van een probleem te voorspellen voordat ze proberen het op te lossen. Wanneer probleemoplossers daarentegen inzicht krijgen in problemen, vertonen ze een slecht vermogen om hun eigen succes te voorspellen voordat ze proberen de problemen op te lossen. Bovendien bleek uit een onderzoek dat succesvolle probleemoplossers pessimistisch waren over hun probleemoplossend vermogen, terwijl niet-succesvolle probleemoplossers vaak optimistisch waren over hun vermogen om problemen op te lossen.
* Gevoelens van warmte: deelnemers tonen een toename in hun gevoelens van warmte naarmate ze dichter bij het bereiken van een juiste oplossing komen voor niet-inzichtelijke, routinematige probleemoplossing. Bij het oplossen van inzichtsproblemen vertonen deelnemers echter geen toenemend gevoel van warmte tot enkele ogenblikken voordat ze de oplossing abrupt realiseren
Inzichten in inzichten
Volgens Smith hoeven inzichten geen plotselinge ‘a-ha’-ervaringen te zijn. Ze treden vaak geleidelijk en incrementeel in de tijd op. Wanneer een inzichtelijke oplossing nodig is, maar niet gevonden kan worden, kan slaap behulpzaam zijn. Soms kan een inzicht ook helemaal verkeerd zijn.
Neurowetenschap en inzicht
Neuroimaging-onderzoeken suggereren dat de activiteit van onze hersenen tijdens rust kan worden opgedeeld in verschillende netwerken. Sommige van deze netwerken zijn ook actief als we problemen oplossen. Dit geeft aan dat delen van de denkprocessen hetzelfde zijn wanneer we de problemen oplossen en wanneer we gedachten hebben tijdens rust. Verder wordt algemeen aangenomen dat de activiteit in de rechter anterior- superior-temporale gyrus toeneemt bij inzicht. Ook hoge frequente activiteit en activiteit in rechter hersenhelft bij inzicht.
Rechter hippocampus cruciaal bij vormen van inzichtelijke oplossing.
neurowetenschap 2 en geavanceerde planning
Neurale metingen, die gemeten zijn voordat een persoon een probleem ziet, kunnen voorspellen of inzicht zal optreden. In één onderzoek toonden de resultaten aan dat deelnemers die later een inzichtelijke oplossing zouden genereren, activering in de frontale kwabben hadden, terwijl degenen die geen inzichtelijke oplossing zouden genereren vergelijkbare activering in de occipitale kwabben hadden. Dit suggereert dat bepaalde probleemoplossers eerder inzicht gebruiken dan andere en dat inzicht een geavanceerde planning vereist die plaatsvindt voordat een probleem wordt gepresenteerd.
Mentale sets (kan problemen oplossen belemmeren of verbeteren)
Mentale set: een bestaand, mentaal model dat betrokken is om een probleem, een probleemcontext of een procedure omtrent een probleem op te lossen:
* Verankering (entrenchment): wanneer probleemoplossers een entrenched mentale set hebben, fixeren ze zich op een strategie die normaal goed werkt bij het oplossen van veel problemen, maar die niet goed werkt bij het oplossen van dit specifieke probleem. Dergelijke gevestigde mentale sets kunnen dus interfereren met het zien van dingen op een nieuwe eenvoudigere manier.
* Fixatie (fixation): wanneer probleemoplossers een fixed mental set hebben, fixeren ze zich op een bepaald gebruik van een object. Functionele vastheid: is het onvermogen om te beseffen dat iets waarvan bekend is dat het een bepaald gebruik heeft, ook kan worden gebruikt voor het uitvoeren van andere functies (vb tafeloppervlak zien als draagvlak of tekencanvas). Het voorkomt dat we nieuwe problemen oplossen door tools op nieuwe manieren te gebruiken.
* Stereotypen: overtuigingen dat leden van een sociale groep min of meer uniform geneigd zijn bepaalde soorten kenmerken te hebben. Stereotypen ontstaan vaak op dezelfde manier als andere soorten mentale sets; we observeren meerdere gevallen van een bepaald patroon. We kunnen dan over generaliseren vanuit die beperkte waarnemingen. Hierbij wordt aangenomen dat alle toekomstige gevallen die vergelijkbaar zijn dat patroon zullen vertonen. Net als andere soorten mentale sets, belemmeren stereotypen het probleemoplossend vermogen.
Negatieve en positieve overdracht (kan problemen oplossen belemmeren of verbeteren)
Transfer: de overdracht van kennis/ vaardigheden van de ene probleemsituatie naar de anderen.
* Negatieve overdracht: treedt op wanneer het oplossen van een eerder probleem het moeilijker maakt om een later probleem op te lossen (vb: dat iemand een voorwerp succesvol op een bepaalde manier heeft gebruikt, maakt het lastiger om in te zien dat het voorwerp ook op een andere manier kan worden gebruikt).
* Positieve overdracht: treedt op wanneer de oplossing van een eerder probleem het gemakkelijker maakt om een nieuw probleem op te lossen (bv: het overbrengen van wiskundige vaardigheden naar complexe wiskundige problemen).
Opzettelijke overdracht – zoeken naar analogieën
Opzettelijke overdracht – zoeken naar analogieën
Mensen hebben moeite met het opmerken van analogieën, tenzij hen expliciet wordt verteld ernaar te zoeken. Om analogieën tussen twee problemen te vinden, moet men de abstracte relaties ertussen zien. Het gaat bij analogieën niet om de oppervlaktekenmerken, maar om de structurele kenmerken. Het is echter vaak lastig om oppervlakkige inhoudskenmerken naar de achtergrond te duwen en structurele kenmerken naar de voorgrond te brengen.
transparantie
waarbij mensen analogieën denken te zien waar ze niet bestaan, vanwege de overeenkomst van inhoud. Bij het maken van analogieën moeten we er zeker van zijn dat we ons concentreren op relaties tussen de twee problemen, niet alleen op hun inhoudelijke kenmerken.
Incubatie
Incubatie: houdt in dat je het probleem een tijdje opzij zet zonder er bewust over na te denken. Het houdt in dat je een pauze neemt van de fasen van het probleem oplossen, wat een manier biedt om negatieve transfer te minimaliseren. Tijdens de incubatie moet je niet bewust over het probleem nadenken. Echter wordt het probleem wel onbewust verwerkt.
Neurowetenschap en planning tijdens het oplossen van problemen
Planning bespaart tijd en verbetert de prestaties bij probleemoplossende taken. Deelnemers die meer vertrouwd raakten met een bepaald type probleem, vertoonden langere planningstijden, wat resulteerde in een afname van het totaal aantal zetten.
De frontale kwabben, en in het bijzonder de prefrontale cortex, zijn essentieel voor de planning van complexe taken. Zowel de linker als de rechter prefrontale gebieden zijn actief tijdens de planningsfase van complexere probleemoplossing. Verder bewijs voor het belang van de prefrontale regio’s bij het oplossen van problemen kan worden gezien in gevallen van traumatisch hersenletsel. Met betrekking tot het probleemoplossend vermogen van patiënten met traumatisch hersenletsel, waren de patiënten die het beste presteerden degenen met beperkte schade aan de linker prefrontale regio’s.