probleem 2b: werkgeheugen Flashcards
componenten van het werkgeheugen (baddeley en hitch)
- Phonological loop: verwerkt info over spraak en slaat het tijdelijk op in een fonologische vorm. (beperkte capaciteit)
- Visuo-spartial sketchpad: is gespecialiseerd in ruimtelijke en visuele verwerking en tijdelijke opslag. (beperkte capaciteit)
- Episodic buffer: biedt tijdelijke opslag voor geïntegreerde info afkomstig van het visuospartial sketchpad en de phonologig loop. (Passief component)
- Central executive: een aandacht systeem met een centrale uitvoerende macht. Dit is het belangrijkste component van het werkgeheugen en slaat zelf geen info op. (beperkte capaciteit)
Baddeley’s multicomponent model of working memory
centrale executive en kernassumpties
De centrale executive staat boven de andere 3 componenten en stuurt deze aan. De componenten hebben een beperkte capaciteit en kunnen redelijk onafhankelijk functioneren van elkaar. Er zijn 2 belangrijke kernassumpties:
1. Als twee taken hetzelfde component gebruiken, kunnen ze niet gelijktijdig op succesvolle wijze worden uitgevoerd.
2. Als twee taken verschillende componenten gebruiken, kunnen ze individueel als gelijktijdig op succesvolle wijze uitgevoerd worden.
2 componenten van phonological loop
Bestaat volgens het werkgeheugenmodel uit twee componenten:
* Phonological store: een passieve fonologische opslag die direct betrokken is bij spraakperceptie. Het ontvangt en slaat geluid op. (inner aer)
* Articulatory process: een articulatorisch proces dat gekoppeld is aan herhaling van woorden waarmee voorkomen wordt dat auditieve info weggaat uit de fonologische lus.
ondersteundend bewijs voor gebruik van fonologische loop bij een immediate recall taak: fonologisch gelijkenis effect
- Fonologisch gelijkenis effect: het verminderde vermogen om onmiddellijke seriële herhaling (ISR) wanneer woorden fonologisch op elkaar lijken. VB: de serie FEE, HE, KNEE, LEE, ME EN SHE is lastig te onthouden. Het onderliggende proces van dit effect is complexer dan werd gedacht. Het is onduidelijk of het effect meer afhankelijk is van akoestische gelijkenissen (vergelijkbare klanken) of een articulatorische gelijkenis (vergelijkbare bewegingen van de mond).
ondersteundend bewijs voor gebruik van fonologische loop bij een immediate recall taak: woordlengte-effect
- Woordlengte-effect: een serie met korte woorden is makkelijker te onthouden dan een serie met lange woorden. Mogelijke oorzaken van dit effect ??:
o Het woordlengte effect wordt geëlimineerd wanneer deelnemers visueel gepresenteerde woorden niet hardop mogen herhalen (articulatory suppression). Het effect is mogelijk afhankelijk van rehearsal.
o Korte woorden hebben over het algemeen meer orthografische buren (woorden van dezelfde lengte, met 1 letter verschil) dan lange woorden. Het woordlengte effect ontstaat daarom misschien eerder door een verschil in buurtgrootte dan een verschil in woordlengte. Het is dus de vraag of het woordlengte-effect daadwerkelijk bestaat.
visuo-spatial sketchpad
Wordt gebruikt voor tijdelijke opslag en het verwerken van visuele patronen en ruimtelijke bewegingen. Visuele verwerking ‘wat’ (info over hoe de letters van het alfabet eruit zien). Ruimtelijke verwerking ‘waar’ (info over hoe een figuur eruit ziet als deze 90 graden gedraaid wordt). Gebruikt wanneer route zoeken of bij tv kijken.
2 componenten van visuospatieel kladblok
Het visuospatieel kladblok bestaat volgens Logie (1995) uit twee verschillende componenten:
* Visuele cache: slaat info op over visuele vorm en kleur.
* Inner scribe: slaat info op over ruimte en bewegingen. Ook betrokken bij herhaling van info van visuele cache en verplaats info van visuele cache central executive.
probleem rondom het visuospatieel kladblok en bewijs hiervoor: patronen in hersenactiviteit
Het belangrijkste probleem omtrent het visuospatieel kladblok is de vraag of het een enkel systeem is dat visuele en ruimtelijke verwerking combineert of dat het gedeeltelijk of volledig aparte systemen zijn.
- Patronen in hersenactiviteit: uit een onderzoek bleek dat er meer activiteit was in de rechterhersenheft ruimtelijke taak, terwijl bij visuele taak linkerhersenhelft. Daarnaast zouden gebieden in de occipitale en temporale kwab geactiveerd visuele verwerking, terwijl gebieden in de pariëtele cortex (sulcus intraparietalis) geactiveerd ruimtelijke verwerking.
probleem rondom het visuospatieel kladblok en bewijs hiervoor: interferentie + kritiek op bewijs
- Interferentie: in onderzoek van Klauer en Zhao (2004) moesten deelnemers een ruimtelijke en visuele taak doen. Wanneer er bij de ruimtelijke taak een interferentie (verstoring) was in ‘beweging’, was dit effect groter dan wanneer er een interferentie was in ‘kleur’. De ruimtelijke taak had dus meer te maken met beweging dan met kleur. Bij de visuele taak was het tegenovergestelde gevonden.
Deze resultaten laten zien dat er dus twee aparte systemen zijn. Want als er maar 1 systeem zou zijn, zou bij beiden taken het effect van interferentie even groot zijn.
Was ook kritiek op dat het niet zou kloppen, omdat de taak simpel was. Dus de scheiding van componenten hangt af van de mate waarin algemene aandachtsprocessen nodig zijn.
centrale executieve
Lijkt op een aandachtsysteem. Het is het belangrijkste en meest veelzijdige onderdeel van het werkgeheugen. Het is sterk betrokken bij bijna alle complexe cognitieve activiteiten, maar slaat geen info op. De centrale executive coördineert en organiseert de fonologische lus, visuospatieel kladblok en de episodische buffer.
centrale executive en betrokkenheid bij executieve functies
Algemeen wordt aangenomen dat de prefrontale cortex het hersengebied is dat het meest betrokken is bij executieve functies. De executieve processen zijn echter niet alleen afhankelijk van de prefrontale cortex.
Baddeley de centrale executieve wordt geassocieerd met vier verschillende executieve processen:
1. Gerichte aandacht of concentratie
2. Aandacht verdelen over twee stimulus stromen
3. Aandacht switchen tussen taken
4. Een connectie maken met het langetermijngeheugen.
aard en aantal van executieve functies
Een probleem is het identificeren van het aantal en de aard van de executieve processen die worden beïnvloed door de centrale executieve. Miyaka en collega’s lieten deelnemers verschillende executieve taken uitvoeren. Ze identificeren drie gerelateerde (maar onafhankelijke) executieve processen of functies:
1. Inhibitie functie: functie die opzettelijk wordt gebruik om dominante reacties te negeren en afleiding te weerstaan (stroop test).
2. Shifting functie: wordt gebruikt om flexibel te schakelen tussen taken of mentale sets (vb een getallenreeks vermenigvuldigen en een andere reeks delen).
3. Updating functie: wordt gebruikt om de inhoudt van het werkgeheugen te bewaken en snel toe te voegen of te verwijderen (vb wanneer je het meest recente lid van verschillende categorieën moet bijhouden).
Unity/ diversity model
Miyake en Friedman ontwikkelden hun theorie tot het unity/diversity framework. Basisidee: elke executieve functie bestaat uit wat alle drie de executieve functies gemeen hebben + wat uniek is voor die functie.
Na rekening te hebben gehouden met wat alle functies gemeen hadden, bleek dat de inhibitie functie bijna perfect correleert met de gemeenschappelijke executieve functie.
Common EF= iemands vermogen om taakdoelen en doel gerelateerde info actief te behouden en deze te gebruiken om de verwerking op een lager niveau effectief te beïnvloeden.
bewijs voor unity/ diversity model
Bewijs voor model:
- Tweelingen onderzoek: d.m.v. dit onderzoek werd aangetoond dat genetische factoren substantieel bijdragen aan individuele verschillen op zowel unity als diversity levels.
- Hersenactiviteit: alle drie de functies werden geassocieerd met activatie in verschillende prefrontale gebieden. Dit komt overeen met het concept van diversity. Daarnaast produceerde alle drie de functies activatie in gelijke gebieden (vb linker laterale prefrontale cortex). Dit komt overeen met het concept van unity.
onderzoek naar functie van centrale executieve d.m.v. dysexecutieve syndroom
Dysexecutieve syndroom: een toestand waarin schade aan de frontale kwabben storingen veroorzaakt in de centrale executieve van het werkgeheugen. Hierdoor kunnen bepaalde executieve functies moeizamer verlopen of uitvallen (een foute assumptie is dat alle executieve functies beschadigd zouden worden door dit syndroom).