probleem 3b: amnesie Flashcards

1
Q

Retrograde amnesie

A

geheugenverlies voor gebeurtenissen die optraden voorafgaand aan de hersenbeschadiging. Dit geldt voornamelijk voor gebeurtenissen die vlak voor de beschadiging van de hersenen hebben plaatsgevonden. Oudere herinneringen zijn vaak beter te onthouden  ‘Ribot’s law’.
 De ernst is lastig om te meten. Het autobiografische geheugen interview bevat vragen die het persoonlijke semantische geheugen aansporen. Ook kan gekeken worden naar of een patiënt muziekhits, tv-shows, nieuws evenementen ect uit bepaalde tijdsperiodes kan herinneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Anterograde amnesie

A

het verlies van het vermogen om herinneringen te vormen voor gebeurtenissen die plaatsvinden na hersenbeschadiging.  Problemen bij het coderen, opslaan of ophalen van info die in de toekomst gebruikt kan worden. Bij deze patiënten is er een dissociatie tussen expliciet (bewust) en impliciet (onbewust) geheugen. Bij een test waarbij ze woorden expliciet (herinneren/herkennen) moeten ophalen, scoren ze zeer slecht. Terwijl ze op een test waarbij de moeten gokken wat het woord was aan de hand van een vervormde versie, even hoog scoren als een controle groep.
 Hieruit blijkt dat het menselijk geheugen enorm complex is.
 Dit resultaat wordt een dissociatie genoemd: het gaat om 2 gerelateerde cognitieve processen die desalniettemin onafhankelijk van elkaar functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

amnesiesyndroom

A

Bij het amnesiesyndroom hebben mensen met ernstige tekorten in het episodisch geheugen. De andere geheugens (werk- semantisch- impliciet geheugen en inteligentie) werken naar behoren. Maar in de praktijk komt een episodische geheugenstoornis vaak voor met andere cognitieve tekortkomingen. Hiermee moet rekening gehouden worden bij het behandelen van een patiënt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

contextueel geheugen bij amnesie

A

Wat het precieze mechanisme ook is, het lijkt aannemelijk dat geheugenverlies zorgt voor een verstoring in het vermogen om een specifieke gebeurtenis of episode te associëren met zijn context, locatie in de tijd en plaats. Patiënten met geheugenverlies hebben een afname in hun contextueel geheugen en kunnen hun herinneringen moeilijker koppelen aan tijd en plaats.  dit kan het moeilijker maken om specifieke persoonlijke herinneringen (episodisch geheugen) op te halen. De hippocampus lijkt een centrale rol te spelen in het identificeren en ophalen van de individuele episodes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Source amnesie

A

patiënten met geheugenverlies hebben moeite met het achterhalen van de bron (waar, wanneer en hoe) van de herinnering/ info is geleerd, ze herinneren zich alleen de feitelijke kennis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Consolidatie van het geheugenspoor

A

Consolidatie: geheugensporen zijn in eerste instantie fragiel en ze worden beter bestand tegen vergeten naarmate de tijd vordert (vb door te slapen worden geheugensporten versterkt). Patiënten met geheugenverlies zijn bijzonder vatbaar voor de verstoring van het consolidatieproces, vooral in vroege stadia. Het consolidatieproces hangt cruciaal af van de hippocampus en omliggende gebieden. Verstoring hierin verstoort het consolidatieproces.
Consolidatie: proces van info in korte termijngeheugen naar lange termijn geheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cognitieve wetenschap –> autobiografisch geheugen + kantekeningen

A

Cognitieve wetenschap
De prefrontale cortex speelt een belangrijke rol bij het ophalen van autobiografische herinneringen. Autobiografische herinneringen zijn vaak persoonlijke belangrijke gebeurtenissen  associatie met emotie (activatie amygdala).

St. Jacques en collega’s (2011) beoordeelden de hersengebieden die werden geactiveerd wanneer mensen autobiografische herinneringen produceren door emotioneel opwindende woorden via generatief ophalen. Ze identificeren vier hersennetwerken:
* Fronto-pariëtaal netwerk: betrokken bij de constructie van autobiografische herinneringen. Het wordt geassocieerd met adaptieve gecontroleerde processen en is waarschijnlijk betrokken bij verbaal ophalen.
* Cinguloperculum netwerk: betrokken bij de constructie van autobiografische herinneringen. Het wordt geassocieerd met het behalen en onderhouden van doelen.
* Mediale prefrontale cortex netwerk: betrokken bij de constructie en daaropvolgende uitwerking van autobiografische herinneringen. Het is betrokken bij zelfreferentiële verwerking.
* Mediale temporale kwab netwerk: betrokken bij de constructie en daaropvolgende uitwerking van autobiografische herinneringen. Het wordt geassocieerd met declaratief geheugen (bewuste herinnering).

Kanttekeningen
- Er zijn sterke tweezijdige connecties tussen hersennetwerken en deze functioneren dus niet geïsoleerd.
- Alle vier de netwerken zijn betrokken in de initiële constructie van autobiografische geheugen. Echter zijn alleen de mediale prefrontale cortex en mediale temporale kwab betrokken in de daaropvolgende uitwerking van herinneringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

depressie en herinneringen ophalen

A

Depressieve individuen vertonen verminderde autobiografische geheugenspecificiteit in vergelijking met niet-depressieve individuen. Een persoon met depressie produceert te algemene herinneringen (vb ‘ruzie met andere mensen’ op de cue ‘boos’). Maar het meeste bewijs vertoont slechts een associatie of correlatie tussen depressie en verminderde geheugenspecificiteit.
Toch is er belang bij deze vermindering:
- Personen met te algemene herinneringen  risico op depressie.
- Verhoogde specificiteit van herinneringen  voorspeller in herstel van depressie.

Het is nog onduidelijk welke processen zijn betrokken bij de productie van een te algemeen autobiografisch geheugen. Een cognitieve vermijdingsstrategie speelt mogelijk ook een rol. Depressieve individuen vermijden mogelijk het ophalen van specifieke negatieve herinneringen, omdat zulke herinneringen zijn geassocieerd met intense negatieve emoties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

structuur van AG bij onderzoek gezonde en depressieve mensen

A

Bij onderzoek naar gezonde individuen, individuen in remissie en depressieve individuen, werden verschillende bevindingen gedaan:
* De waargenomen zelf van depressieve patiënten komt tot uiting in de overwegend negatieve en niet-geïntegreerde structuur van hun autobiografische kennis.
* De structuur van autobiografische kennis is meer geïntegreerd en minder doordringend negatief bij patiënten in remissie dan huidige patiënten. Dit suggereert dat een deel van het proces van herstel van een depressie stoornis een gezonder perspectief op iemands levensgeschiedenis inhoudt.
* Patiënten in remissie hadden een negatiever en minder geïntegreerd beeld van hun levensgeschiedenis dan de gezonde controles. Deze bevindingen suggereren dat ze het risico liepen op een tweede depressieve episode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly