probleem 2a: korte termijn geheugen Flashcards

1
Q

magical number 7 (en chunk)

A

George Miller (1956)  Mensen hebben een gelimiteerd werkgeheugen. Over het algemeen kunnen mensen 7 ± 2 items onthouden.
Chunk: de basiseenheid van het kortetermijngeheugen (item). Het is een geheugeneenheid die bestaat uit verschillende componenten die sterk met elkaar verbonden zijn.
VB: code 010-2021-8539 bestaat uit 6 chunks  010: netnummer rotterdam, 2021: jaartal, 8539: 4 losse chunks.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De Brown/Peterson and Peterson techniek (onderzoek naar korte termijn geheugen)

A

 De onderzoekers toonden aan dat materiaal dat minder dan 1 minuut in het geheugen wordt gehouden vaak vergeten wordt.
Methode: de techniek bevat deelnemers die enkele items te zien krijgen die ze moeten onthouden. Vervolgens krijgen de deelnemers een afleidende taak waardoor rehearsal (herhalen van de items) voorkomen wordt. Na deze taak wordt aan de deelnemers gevraagd om de originele items op te noemen.
Resultaat: In de grafiek is te zien dat de prestatie op de test afneemt naarmate er meer tijd zit tussen het zien en het opnoemen van de items. Bij grotere vertraging  minder onthouden.
Conclusie: Info wordt maar voor korte tijd opgeslagen in ons korte termijngeheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het seriële positie effect + 2 bijbehorende effecten

A

Serieel positie effect: U-vormige relatie tussen de positie van een woord in de lijst en de kans dat het wordt teruggeroepen.
De curve laat twee effecten zien:
* Recency effect: het beter herinneren van items aan het eind van de lijst. Dit heeft volgens onderzoekers te maken met dat de items nog in het korte termijngeheugen zaten op het moment van de terugroeping.
 Manier om de grootte van het korte termijngeheugen te meten is om het aantal teruggeroepen items aan het eind van de lijst te tellen.
* Primacy effect: het beter herinneren van items aan het begin van de lijst. Verklaring:
o De items hoeven niet te concurreren met eventuele eerdere items.
o Mensen herhalen deze vroege items vaker en accurater.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

effect van semantische gelijkenis van items in korte termijn geheugen: proactieve inferentie

A

Semantiek: de betekenis van woorden en zinnen
Semantische gelijkenis tussen items in het korte termijngeheugen kan hinderlijk zijn.

Proactieve inferentie (PI): wanneer mensen moeite hebben met het leren van nieuw materiaal omdat eerder geleerd materiaal het nieuwe leren hindert.
- VB: onthouden van serie 264-846-393 en je moet opeens item 324 ook onthouden. Dit is lastig, want de getallen lijken op elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

effect van semantische gelijkenis van items in korte termijn geheugen: release from proactive interference

A

Release from proactive interference: nieuwe materiaal items bevatten een andere semantische categorie. Dus rijtje met: appel, peer, aardbei, meloen en mango, hierbij moet je ‘stoel’ en ‘bank’ ook onthouden. Dit is makkelijker dan ‘banaan’ en ‘kiwi’ onthouden vanwege een andere semantische categorie.

Conclusie: het aantal items dat het korte termijngeheugen kan opslaan, hangt af van chunking strategieën en woordbetekenissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly