Presidenten en Parlementen Flashcards

1
Q

Consensus democratie

A

Hier spreken we van de consociationele democratie waarbij machtsdeling plaatsvindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Majoritarian democratie

A

Bij deze variant, zoals we die kennen van het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, vindt er juist machtsconcentratie plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wetgevende macht in parlementaire democratie zonder duidelijke scheiding parlement / regering

A

Parlement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

3 rollen van wetgevers

A
  1. Linkage
  2. Toezicht en controle als principaal van de regering
  3. Beleid maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voordeel proportionele kiesstelsels

A

Door proportionele kiesstelsels genieten de (minderheids)groepen meer autonomie, omdat ze niet worden onderdrukt door de meerderheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verticale machtsdeling

A

Verdeling van macht tussen verschillende bestuurslagen over een territorium (zoals nationaal, provinciaal/regionaal en lokaal).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verticale machtsconcentratie

A

Landelijke overheid heeft alle macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verschillende gradaties van verticale machtsdeling:

A

Confederaties, federaties, unitaire regering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Horizontale machtsdeling

A

Horizontale machtsdeling is de verdeling van de macht tussen verschillende, onafhankelijke instituties (scheiding der machten/trias politica).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Semi-presidentieel systeem

A

Een tussenvorm tussen presidentiële systemen en parlementaire systemen. Zowel president als minister-president

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Confederaties

A

Samenwerkingen tussen gebieden die autonoom samenwerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Federalisme

A

Veel macht bij de staten (Duitsland en VS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom is verticale machtsdeling gewenst?

A
  • Democratischer
  • Efficiënter
  • Autonomie voor lokale minderheden
  • Creatieve/verschillende oplossingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom is verticale machtsdeling democratischer.

A

Overheid dichter bij mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom is verticale machtsdeling democratischer –> probleem

A

Dual legitimacy = Als we lokaal en nationaal kiezen, en die zijn het niet eens, wie heeft dan gelijk? Misschien is de nationale overheid beter in representatie voor alle mensen, en zo dus inclusiever dan lokale overheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom is verticale machtsdeling efficiënter?

A

Overheid dichter bij de mensen, past zich beter aan aan lokale omstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarom is verticale machtsdeling efficiënter –> probleem

A

Nationaal is goedkoper (economies of scale) en collectieve actieproblemen zijn ook beter op te lossen (bijv rivierproblematiek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarom leidt verticale machtsdeling tot autonomie voor lokale minderheden?

A

Minderheden die geografisch geconcentreerd zijn kunnen zichzelf regeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Verticale machtsdeling leidt tot autonomie lokale minderheden –> probleem

A

zoeken voor onafhankelijkheid, instabiliteit en discriminatie van minderheden

20
Q

Hoe leidt verticale machtsdeling tot creatievere oplossingen?

A

Lokale overheid is beter in staat om snel te reageren op veranderende omstandigheden. Komt mogelijk tot betere oplossingen doordat er zo veel creatieve dingen bij zitten

21
Q

Probleem met creatieve oplossing door verticale machtsdeling

A

Enorme regionale ongelijkheid. als een gemeente iets beter oplost dan de ander heb je een probleem

22
Q

Montesquieu

A

Wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht = trias politica

23
Q

Presidentieel systeem

A

Systeem waarbij de president gekozen wordt

24
Q

Parlementair systeem

A

Minister-president, meestal levert de grootste partij de minister president. Je hebt ook een parlementair systeem als je een ceremoniële president hebt.

25
Q

Grote verschil tussen parlementaire en presidentiële systemen

A

Het grote verschil tussen parlementaire en presidentiële systemen is dat parlementair systeem vanuit het parlement een president wordt gekozen, terwijl in een presidentieel systeem allebei worden verkozen.

26
Q

Probleem presidentieel systeem

A

Dual legitimacy. Het systeem kan door dualisme vast lopen.

27
Q

Kenmerken presidentieel systeem

A
  • President geen verantwoording t.o.v. parlement
  • President gekozen door burgers
  • President is een persoon
  • Zowel hoofd regering als staatshoofd
  • Vaste termijn
  • Minder snel in besluitvorming door dualisme, tenzij meerderheid
  • Veel macht, meer dan minister-president in parlementair systeem
28
Q

Kenmerken parlementair systeem

A
  • Verantwoording aan het parlement, kan ontslagen worden
  • regering geselecteerd door parelement
  • regering is een team: minister-president en ministers
  • enkel hoofd regering, geen staatshoofd
  • regering meer macht
29
Q

Executive dominance

A

verhouding regering (president/minister president) tot parlement.

30
Q

Bronnen van macht

A
  1. Grondwet definieert macht
  2. Sterkte en cohesie regeringspartijen –> meer partijen = macht
  3. Electorale legitimiteit –> duidelijke verkiezingswinst = macht
31
Q

Negatieve effecten van presidentiële systemen

A
  1. Deadlock door dual legitimacy
  2. Zero-sum competitie voor macht
  3. Authoritarian creep
32
Q

Deadlock door dual legitimacy

A

president veto voor parlementaire wetgeving, vooral in presidentieel en federale systemen.

33
Q

Zero-sum competitie

A

wanneer de partijen lijnrecht tegenover elkaar staan en de winnende partij de inzet wint ten koste van de verliezende partij. Complete focus op kiezers tevreden houden

34
Q

Authoritarian creep

A

president verandert grondwet voor meer macht

35
Q

Negatieve effecten parlementaire systemen

A
  1. Besluiteloosheid door fragmentatie
  2. Instabiliteit door regeringswisselingen
  3. Geen duidelijke leider die iedereen vertegenwoordigt
36
Q

Spelregels Lijphart theorie

A
  • Zakelijke politiek
  • Verdraagzaamheid
  • Depolitisering
  • Geheimhouding
  • Evenredigheid
  • Regering regeert
37
Q

Zakelijke theorie - spelregel Lijphart

A

pragmatisme in overleg; geen visie, compromisbereidheid,
draagvlak zoeken

38
Q

Verdraagzaamheid - spelregel Lijphart

A

laat elkaar met rust, accepteer elkaars
gevoeligheden

39
Q

Geheimhouding - spelregel Lijphart

A

Achter gesloten deuren overleggen

40
Q

Evenredigheid - spelregel Lijphart

A

ieder krijgt een deel van de taart

41
Q

Regering regeert - spelregel Lijphart

A

parlement moet zich niet al te veel profileren

42
Q

Silent Revolution (Inglehart)

A

verschuiving van ouders die dachten aan materiële waarden, naar hoger opgeleide generatie die zegt; materie is er, meer postmateriële waarden belangrijker.

43
Q

Ontzuiling: oorzaken

A
  1. Silent Revolution
  2. Elites verliezen geloof in oude politiek
  3. Media minder volgzaam
  4. Wederopbouw klaar
44
Q

Gevolgen ontzuiling

A

relatie tussen zuil en stemgedrag minder sterk

electorale volatiliteit: zwevende kiezers

elite gaat andere strategie volgen: o.a. polarisering → duidelijkheid bieden aan kiezers

45
Q

Doorwerking van de verzuiling

A

oude zuilpartijen nog steeds duidelijk dominant, hoewel steeds minder

Spelregels pacificatiepolitiek werken door (evenredigheid en zoeken naar draagvlak, neiging tot depolitisering en uitstel belangrijke kwesties)

breed ‘maatschappelijk middenveld’ met veel organisaties

alleen georganiseerde belangengroepen om de tafel (zie bv integratie minderheden)

46
Q

Breuk door ontzuiling

A

sterke nadruk vrijheid van meningsuiting (belediging mag, mocht eerst niet door verdraagzaamheid)

meerderheidscultuur (seculier (geloof hoeft iig niet meer in politiek), progressief)