Parlement in Nederland Flashcards

1
Q

Waarmee begon het parlement ooit?

A

Als het adviesorgaan van de koning. Toen was het parlement nog niet gekozen en zat er geen enkele verplichting of macht aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Eerste parlementen in andere landen

A

18e eeuw komt het eerste parlement met macht in VK. Britse Lagerhuis moeder van parlementen. Monarchie wordt meer afhankelijk van parlement sindsdien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Belangrijke verschillen in parlementen

A
  • direct, indirect verkozen of benoemd?
  • aantal parlementariërs
  • unicameralisme of bicameralisme
  • monisme of dualisme
  • imperatief mandaat of vrij mandaat
  • parlementaire cultuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Monisme

A

Parlement en regering verbonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dualisme

A

Parlement en regering gescheiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Unicameralisme

A

60% van de landen. één parlement aanwezig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bicameralisme

A

Hogerhuis en Lagerhuis / Eerste Kamer en Tweede Kamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Voordeel unicameralisme

A

Efficiënter, democratischer (?), transparanter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Eerste Kamer

A

Sinds Unie met België

75 leden, part-time. Indirect gekozen door Provinciale Staten.

Geen initiatief- of amendementsrecht, wel vetorecht; ze kunnen de wet terugsturen naar de Tweede Kamer. Als de meerderheid het niet eens is met de wet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Invloed van de Senaat

A

over de tijd, sinds 1950 is de Eerste Kamer gepolitiseerder geraakt.

Senaat heeft meer wetten ingetrokken en geveto’d

Nacht van Wiegel (VVD): wet referendum D66, er was 1 stem nodig, hij was tegen

Nacht van Thijn: tegen gekozen burgemeester

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Tweede Kamer

A

150 leden

Initiatief- en amendementsrecht (wetten voorstellen en aanpassingen voorstellen), budgetrecht, onderzoek/enquêterecht, vragen, moties

Geen lid van regering (dualisme)

Commissiestructuur; fractievoorzitters kunnen via commissies informatie krijgen, zoals bij commissie stiekem (info over inlichtingendiensten).

Burgerinitiatief

Diensten ter ondersteuning (griffie, bureau onderzoek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Praktisch functioneren komt soms niet overeen met dualisme

A

Voorbeeld: torentjesoverleg, fractiediscipline, Catshuis overleg en regeerakkoorden verzwakken dualisme parlement en regering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Macht Tweede Kamer door de tijd heen

A

19e eeuw: Kamerleden ‘zonder last of ruggespraak’; losjes georganiseerd in kamerclubs (eerste partijen)

vertrouwensregel ontstaan sinds 1866.67 n.a.v. kwesties. Tweede Kamer machtsstrijd met regering (koning wou bepaalde wet doordrukken en dreigde met ontbinding). informele regel.

Opkomst van partijen vanaf eind 19e eeuw: kamerlid als ‘drager van beginselen’; bepaald programma volgen, meer fractiediscipline, daar vertrouw je op.

minder dualisme vanaf begin 20e eeuw; scheidslijnen meer tussen partijen i.p.v. tussen regering en parlement. Dit is een groot kritiekpunt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Drie modi van parlement

A

Parlement als arena

Parlement als marktplaats

Parlement als instituut tegenover de regering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Parlement als arena

A

Schouwspel. Verhouding regering-parlement bepaald door partij. Als kamerlid benadruk je hierbij je eigen visie, verkiezingen op het oog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Parlement als marktplaats

A

Men gaat in onderhandeling. Verhouding regering-parlement bepaalt door thema

17
Q

Parlement als instituut tegenover de regering.

A

Heel dualistisch. Dualistische verhouding regering-parlement: bv parlementaire enquête

18
Q

Mandaten

A

Imperatief mandaat

Vrij mandaat

Partijmandaat

19
Q

Imperatief mandaat

A

Vertegenwoordiger als spreekbuis achterban. Duidelijke instructies, je krijgt te horen wat je moet stemmen, fractiediscipline

20
Q

Vrij mandaat

A

Vertegenwoordiger in vertrouwen gekozen en maakt zelf eigen afweging.

21
Q

Partijmandaat

A

Tussenvorm; parlementariër als afgevaardigde van partij, mag ook anders stemmen maar stemt vaak mee.

22
Q

Functies van parlementen

A
  • benoemen en wegsturen van regeringen
  • maken/amenderen van wetten
  • controleren van regeringen (m.n. budget)
  • Vertegenwoordigen van electoraat
  • Deliberatie: maatschappelijke discussie voeren over belangrijke topics
23
Q

Functie parlement: vertegenwoordigen electoraat

A
  1. Representatie
  2. Descriptieve vertegenwoordiging
  3. Substantiële vertegenwoordiging
24
Q

Representatie

A

het voorstellen van de natie in één vergadering.

25
Q

Descriptieve vertegenwoordiging

A

parlement als soort spiegel/foto (dwarsdoorsnede) van electoraat (regio, gender, opleiding)

26
Q

Substantiële vertegenwoordiging

A

parlement als verbeterde versie van natie, beste mensen. Responsiviteit voorop, niet representativiteit; de democratie zal selectief zijn, of niet zijn.

27
Q

Functie parlement: controleren van regeringen

A
  • goedkeuren budget
  • schriftelijke of mondelinge vragen
  • interpellaties en spoeddebatten
  • indienen van moties
  • commissies buiten plenaire zittingen
  • parlementaire enquêtes
  • sabotage (filibuster)
28
Q

Functie parlement: maken van wetten

A
  • wetsvoorstellen (in praktijk niet gedaan, duurt super lang. meeste afkomstig van regering
  • wetswijzigingen (amendementen)
29
Q

Functie parlement: analyse parlementaire activiteiten

A
  • niet wetgevende activiteiten toegenomen (vrijen en moties)
  • indienen wetsvoorstellen zaak van de regering
  • vrijwel alle wetsvoorstellen worden aanvaard
  • vertraging van behandeling en amendering belangrijkste inbreng parlement
  • sterke mate van fractiediscipline
  • steeds meer moties
  • steeds meer moties door oppositie (SP)
30
Q

Problemen van de Tweede Kamer

A
  • versnippering
  • profileringsdrang nieuwkomers
  • recrutering en carrieremogelijkheden
  • korte zittingstermijn veel kamerleden
  • taalgebruik; wat mag wel, wat mag niet?