De Natiestaat en Natievorming Flashcards

1
Q

Objectieve dimensie van een natie

A

Kenmerken die een natie deelt (natuurgegeven)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Subjectieve dimensie van een natie

A

Natie als constructie, sociale gegeven van de natie en de wil om natie te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Imagined community

A

Ontstaan nationaal bewustzijn, socialisatie over school / cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Invented traditions

A

Men probeert hierdoor met de nationale identiteit andere identiteiten (zoals bijvoorbeeld religie) te overvleugelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Proto-nationale kenmerken

A

bijvoorbeeld een gedeelde taal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Staatsvorming betekent het vergaren van de volgende kenmerken:

A

● Opeisen monopolie op de geweldsmiddelen
● Opeisen monopolie op belasting
● Uitschakelen van concurrentie over gezag
● Vaststellen van grenzen en inwoners
● Depersonaliseren van gezag (men is trouw aan de staat, niet een vorst)
● Homogenisering van macht en regels (voor iedereen hetzelfde, burgerlijke regels)
● Opleggen van burgerplichten, zoals de dienstplicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Drie modellen voor natievorming

A
  1. Frankrijk en Spanje
  2. Duitsland en Italië
  3. Ierland, Griekenland en Noorwegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Model 1: Frankrijk en Spanje

A

Er wordt vanuit het centrum genationaliseerd tot een vaststaand territorium en dus koninkrijk. Er worden een taal, cultuur en regels opgelegd en hiermee
onderdruk je het regionalisme en de verschillen tussen de regio’s en het centrum. Er is een grote nadruk op het politieke (subjectieve) nationalisme, waarbij het meer draait om gedeelde waarden en minder om gedeelde kenmerken. Dit is in Frankrijk beter gelukt dan in Spanje.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Model 2: Duitsland en Italië

A

Hier wordt vanuit de natie een staat gecreëerd; het gebeurt dus net andersom. Hierbij staat het objectief nationalisme met
gedeelde culturen en een gedeelde etniciteit juist aan de basis. Er is een grote nationale
identiteit, maar het territorium is staatkundig versnipperd. Er is een streven naar eenwording, wat zowel de Duitsers als de Italianen is gelukt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Model 3: Ierland, Griekenland en Noorwegen

A

Er ontstaat natievorming binnen een bestaand rijk en men is op zoek naar onafhankelijkheid via afscheiding. Er vindt dus desintegratie plaats van het multinationale rijk. Voorbeelden van zulke multinationale rijken zijn Joegoslavië, het Ottomaanse Rijk, de Sovjet-Unie en het Deense Rijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Staten zonder eenduidige natie

A

België

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Natiestaten met minderheden buiten grenzen die buiten de natiestaat vallen.

A

Hongaren in Roemenië of Servië

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Natiestaten met minderheden binnen de grenzen, die zich niet aansluiten bij de natie van de staat

A

Catalanen in Spanje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe vond natievorming in Nederland plaats?

A

In Nederland vond in de zestiende en zeventiende eeuw natievorming binnen een bestaand multinationaal (Spaans) rijk plaats.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom ontstond er natievorming in Nederland?

A

Door ontevredenheid over privileges en het katholieke geloof ontstond langs een serie van gebeurtenissen de tachtigjarige oorlog, waarna Nederland een onafhankelijke republiek wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Nederland en het eerste model.

A

Later, in de negentiende eeuw in de tijd van het conservatisme, was er juist sprake van de toepassing van het eerste model. Men probeerde van het land Nederland een eenheidsnatie te maken, zeker met de toch van de Nederlanders verschillende Belgen die bij het koninkrijk hoorden..

17
Q

België opstand

A

De Franse elite in België komt in 1830 in opstand en België wordt onafhankelijk

18
Q

Succes van eerste model natievorming in Nederland

A

De eerste toepassing van natievorming was succesvoller toen de Belgen onafhankelijk werden. Er waren nog steeds grote sociale, religieuze en fysieke (afstand tussen randstad en provincies) verschillen tussen de bevolking. Er vond met de industriële revolutie urbanisatie, bevolkingsgroei, bouw van infrastructuur en militaire verandering plaats. De gevolgen waren dat er meer integratie plaatsvond, omdat er meer contact kon plaatsvinden. De oude gemeenschappen braken en er ontstond meer een eenheidsgevoel: een nationale identiteit. Er vond homogenisering plaats. Deze werd in de grondwet vastgelegd.

19
Q

Hoe kan je verzuiling meten?

A

Je kunt de verzuiling meten door te kijken naar:
● Ideologische basis
● Sterkte van het netwerk
● Onderlinge verbondenheid
● Mate van afvallig gedrag
● Sturing van de elite

20
Q

Paradox over de Nederlandse natie in de 19e eeuw

A

enerzijds was er een gedeelde taal en cultuur, maar anderzijds bestond er grote verdeeldheid in de vorm van verzuiling

21
Q

Waarom kon Nederland volgens Dahl niet bestaan?

A

omdat er geen sprake was van sociale homogeniteit en er geen cross-pressures bestonden (een katholiek stond niet bloot aan protestanten of socialisten).

22
Q

Theorie van Lijphart

A

Theorie over con sociationele democratieën:

Politieke elite is een samenstelling van ambassadeurs van de zuilen op basis van de spelregels. De samenwerking tussen deze ambassadeurs staat aan de basis van de politieke stabiliteit in Nederland.

Basis hiervoor is de Grote Pacificatie van 1917.

Er ontstond hierbij een self-denying prophecy, waarbij de elites er alles aan deden om het land niet uit elkaar te laten vallen, waardoor het land ook daadwerkelijk niet uit elkaar viel.

23
Q

Kritiek op Lijphart zijn theorie

A

➔ Hoorden de socialisten er bij? Zij deden maar deels mee aan de verzuiling en de samenwerking van de politieke elite, omdat ze zich te veel profileerden op het gebied van een socialistische revolutie.
➔ De zuilen waren niet zo groot en sterk als elkander.
➔ De mate van volgzaamheid binnen de zuilen is overschat en verschilde ook per zuil.
➔ De Grote Pacificatie van 1917 is overdreven, omdat de sociale kwestie niet werd opgelost bijvoorbeeld.
➔ De coöperatieve cultuur in de politiek was al eeuwenoud en komt al uit de tijden van de Republiek.
➔ De samenwerking tussen zuilen was deels ten behoeve van de stabiliteit van het land, maar ook deels om de socialisten te onderdrukken en de nadruk op de klassenstrijd te beperken.

24
Q

Gevolgen van ontzuiling

A

Gevolgen van de ontzuiling zijn dat de zuilenpartijen (PvdA, CDA en VVD) nog steeds dominant zijn, mede omdat ze een sterke lobby hebben. Zo zullen ze sneller benoemd worden als burgemeester (door de oude kartelpolitiek over burgemeesterschap) en voor coördinerende functies, zoals de informateur.

Veel Pacificatiepolitiek, evenredigheid en depolitisering

Breed maatschappelijk middenveld, dat draagvlak en advies biedt voor de poiltiek.

Toenemende mate van vrijheid van meningsuiting en een sterkere meerderheidscultuur.

25
Q

Cultureel nationalisme

A

Meer gebaseerd op ‘objectieve natiebegrip”, Eeuwenoude eigen cultuur en identiteit (Volksgeist), exclusief karakter. vanuit de kern, kan je niet voor kiezen.

26
Q

Politiek nationalisme

A

Meer gebaseerd op ‘subjectieve natiebegrip’, de natie als politieke waardengemeenschap, inclusief karakter. met z’n alle besluiten

27
Q

Postkoloniale staat

A

Vaak lukraak getrokken grenzen, onafhankelijkheid van oude koloniale eenheden, pogingen tot natievorming vanuit hoofdstad (meestal aan de kust)