Lokale Democratie Flashcards

1
Q

Waarop is de horizontale verdeling van macht gebaseerd?

A

Trias Politica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Horizontale verdeling van macht

A

uitvoerende, wetgevende en rechtsprekende macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Trias politica

A

Parlement = wetgevend

Regering = uitvoerend

Rechtbank = rechtsprekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wetgevende macht

A

Parlement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

uitvoerende macht

A

Regering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Rechtsprekende taak

A

Rechtbank

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verticale verdeling van macht

A

Territoriale eenheden: lokaal, regionaal, provinciaal en nationaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Toenemende mate verticale macht

A
  • internationale en supranationale organisaties
  • steden die samenwerken: council of mayors (world parliament of mayors)
  • in nederland: gemeenten, provincies en nationale overheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Laag tussen gemeente en provincie?

A

In Nederland is steeds meer een vierde laag aan het ontstaan tussen provincie en gemeenten. Vroeger kwam geld van nationale overheid (80%), nu komt nog maar ongeveer 50% uit de nationale overheid, dus minder sturing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Duaal legitimiteitsprincipe

A

Lokaal en nationaal wordt allebei gekozen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar hangt de verdeling van macht in praktijk van af in gedecentraliseerde systemen

A
  1. macht om belasting te heffen en andere financiën?
  2. welk beleid op lokaal niveau uitgevoerd en hoeveel ruimte voor eigen keuzes?
  3. hoeveel ambtenaren werken er op ieder niveau?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Voordelen van verdeling van macht

A
  • democratischer → dichter bij de mensen, toegankelijker en responsiever
  • efficiënter → dichter bij de mensen, betere aanpassing lokale omstandigheden
  • creatievere/ andere oplossingen door andersdenkenden.
  • zelfbestuur voor lokale minderheden → geografisch geconcentreerde minderheden hebben zelfbestuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Nadelen verdeling van macht

A
  • minder democratisch → nationale overheid representatief voor alle burgers (dual legitimacy probleem)
  • minder efficiënt → nationale overheid betekent schaalvoordelen, capaciteit om collectieve actieproblemen te voorkomen. (bijvoorbeeld jeugdzorg)
  • verschillende oplossingen → kan leiden tot ongelijkheid van wetten / ongelijkheid van dienstverlening, voordeel centrale overheid (verschil arm/rijk)
  • zelfbestuur voor lokale minderheden → minderheden willen afscheiden, de staat uiteenvallen en lokale minderheidsregime kan discriminerend zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Provincies

A
  • oorspronkelijk machtigste bestuurslaag, confederaties.
  • door napoleon → unitaire staat
  • nu 12 provincies → minst machtige bestuurslaag?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Politiek bestuurlijke actoren in de provincie

A
  • College van Gedeputeerde Staten (ministers en wethouders vergelijking)
  • wordt door provinciale staten verkiezingen gevormd, coalitieakkoord gemaakt.
  • Provinciale Staten (die kiezen wij, kiezen daarna eerste kamer)
  • Commissaris van de koning → voorzitter GS, wordt benoemd door de koning.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Beleidstaken provincie

A
  • ruimtelijke ordening
  • infrastructuur
  • transport
  • milieu
  • financieel toezicht op gemeenten
17
Q

Gemeenten

A

Herindelingen: steeds grotere en steeds minder gemeenten
- in 1900: 1121 gemeenten
- in 1950: 1015 gemeenten
- in 2020: 355 gemeenten

18
Q

Decentralisatie

A

steeds meer beleidsuitvoering naar gemeenten

19
Q

Politiek-bestuurlijke actoren in de gemeente

A
  • gemeenteraadsverkiezingen (gemeenteraad 9 - 45 raadsleden)
  • college van burgemeester en wethouders
  • burgemeester (gekozen door 6 jaar, daarvoor benoemd)
20
Q

Beleidstaken gemeente

A
  • basisregistratie gba
  • orde en veiligheid → politie
  • economische zaken → bedrijven en winkels ondersteunen
  • participatiewet (sinds 2015), gaat over de uitkeringen en mensen helpen met een baan vinden.
  • wet maatschappelijke ondersteuning (2015), gaat over zorg, trapliften, ggz, ouderenzorg
  • omgevingswet komt er nog aan!
  • onderwijs
21
Q

Waar komen inkomsten gemeenten vandaan?

A
  • het rijk
  • burgers en bedrijven
  • gemengd
  • gemeente
22
Q

Hoeveel macht hebben gemeenten?

A
  • grotere beleidskeuze: met decentralisering steeds meer ruimte om eigen beleid en financiële keuzes te maken
  • maar financiële positie verslechterd: decentralisering was verkapte bezuiniging
  • steeds grotere verschillen tussen gemeenten: toenemende ruimte voor eigen belastingen, verschillen in grondgebied en verschillen sociale samenstelling burgers
23
Q

Waar leidt regionalisering toe?

A

Nieuwe samenwerkingsverbanden

24
Q

Nieuwe samenwerkingsverbanden

A
  • nieuwe complexe taken leiden tot toenemende regionale samenwerking.
  • in 2020 neemt de gemiddelde gemeente deel aan 33 samenwerkingsverbanden. In 2017 waren dat er gemiddeld 27.
  • Grote gemeenten werken meer samen, zuidelijke gemeenten werken ook meer samen.
  • voordelen van regionale samenwerking: schaalvergroting, kennisdeling en efficiëntie
  • nadelen: minder democratisch, burger vergeten, gemeenteraden zijn maar gedeeltelijk betrokken (vergelijkbaar met EU, maar dan lokaal), praktisch probleem
25
Q

Burgemeester

A

burgemeesters benoemd door Raad van Bestuur, voor 6 jaar 2x

26
Q

Lokale politiek

A

steeds meer lokale politieke partijen

meer burgerparticipatie naast verkiezingen

vertrouwen in lokale politiek het hoogst van alle instituties

deelname het laagst.

27
Q

Lokale democratie kenmerken

A
  • herindelingen: steeds grotere en steeds minder gemeenten
  • decentralisatie: steeds meer beleidsuitvoering naar gemeenten
  • regionalisatie: steeds meer samenwerkingsverbanden tussen gemeenten, provincies,
    maatschappelijke organisaties en bedrijven
  • roep om meer burgerparticipatie + uitdagingen democratische legitimiteit
28
Q

Lokale democratie kenmerken

A
  • herindelingen: steeds grotere en steeds minder gemeenten
  • decentralisatie: steeds meer beleidsuitvoering naar gemeenten
  • regionalisatie: steeds meer samenwerkingsverbanden tussen gemeenten, provincies, maatschappelijke organisaties en bedrijven
  • roep om meer burgerparticipatie + uitdagingen democratische legitimiteit
29
Q

Regionalisatie

A

steeds meer samenwerkingsverbanden tussen gemeenten, provincies, maatschappelijke organisaties en bedrijven

30
Q

Herindelingen

A

steeds grotere en steeds minder gemeenten

31
Q

Redenen voor weinig diversiteit

A
  • kost veel tijd en geld dus 30-50 ondervertegenwoordigd
  • politieke partijen kunnen weinig mensen vinden
  • kiezers zijn vaak oud en wit, die stemmen ook minder snel op andere mensen.
32
Q

Redenen voor weinig diversiteit

A
  • kost veel tijd en geld dus 30-50 ondervertegenwoordigd
  • politieke partijen kunnen weinig mensen vinden
  • kiezers zijn vaak oud en wit, die stemmen ook minder snel op andere mensen.
33
Q

Lage opkomst bij lokale verkiezingen

A
  • jongeren, lager-opgeleiden, lagere inkomens
  • mensen die weinig invloed aan gemeente toekennen
  • minder sociale cohesie
  • waarschijnlijk laaggeletterden, mensen met een beperking, etnische minderheden
34
Q

Hogere opkomst bij lokale politiek

A

Politiek geïnteresseerden

Politiek zelfvertrouwen