Politieke partijen en stromingen Flashcards

1
Q

Theorie van Lipset en Rokkan

A

Scheidslijnen en ontstaan / ontwikkeling partijenstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Grootste scheidslijnen

A
  • arbeid/kapitaal
  • kerk/staat
  • stad/platteland
  • centrum/periferie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Door welke twee grote ontwikkelingen zijn de scheidslijnen ontstaan?

A

natievorming en staatsvorming

industriële revolutie en urbanisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voor welke scheidslijn zorgde natievorming en staatsvorming?

A

Centrum / periferie en kerk / staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voor welke scheidslijn zorgde de industriële revolutie en urbanisatie

A

stad / platteland en arbeid / kapitaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Natievorming/staatsvorming –> centrum/periferie scheidslijn

A

Sommige regio’s perifeer geworden binnen groter verband (natie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Gevolg conflict centrum / periferie

A

Opkomst regionalistische partijen (Friesland en Zuid-Limburg)

Soms alleen tot uiting in ander stemgedrag dan in centrum (conservatief of juist
socialistisch). protestpartijen groter als uiting onderdrukking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Natievorming en staatsvorming –> kerk/staat scheidslijn

A

Kerken willen privileges en zeggenschap over onderwijs/sociale politiek. Liberalen willen scheiding kerk en staat: godsdienst als privéaangelegenheid.

Meest van belang in landen met grote katholieke bevolking: loyaliteitsvraagstuk van
belang (loyaal paus of koning?)

Minder belang in landen met protestantse staatskerk, bijvoorbeeld VK of Zweden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Industrialisatie en urbanisatie –> stad / platteland scheidslijn

A

Platteland economisch en cultureel in verdrukking door verstedelijking. stad wordt steeds dominanter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gevolg stad/platteland scheidslijn

A

Ontstaan agrarische partijen als reactie.

Meestal vooral tot uiting in ‘ander stemgedrag’ dan in de stad. Vaak conservatief of christen-democratisch in platteland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Industrialisatie en urbanisatie –> arbeid / kapitaal scheidslijn

A

Opkomende arbeidersklasse in conflict met economische elite

Wereldwijd meest dominante politieke conflict –> socialisme

Communisme en sociaal-democratie als exponenten arbeidersbeweging
Communisme vooral sterk als elite weinig flexibel is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer is communisme vooral sterk?

A

Als de elite weinig flexibel is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer is communisme over het algemeen het grootst?

A

Bij landen waar burgerij veel overlegt is communisme niet heel groot, sociaal democratie de norm. In landen waar burgerij niet overlegd wordt communisme en opstandigheid groter, zoals Italië, Frankrijk beetje, Rusland.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Nederland: kerk/staat conflict

A

conflict was in de 19e eeuw heel groot. liberalen tegenover confessionelen als eerste grote scheidslijn.

links=liberaal, rechts=confessioneel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Industriële revolutie in Nederland

A

Relatief laat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waardoor ontstond de arbeid/kapitaal scheidslijn pas laat

A

Doordat de industriële revolutie ook pas laat voorkwam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarom is het conflict arbeid / kapitaal belangrijk

A

belangrijk voor ontstaan arbeidersbeweging tegenover burgerij

belangrijk voor ontstaan boerenbeweging tegenover steden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wie mobiliseerden socialisten?

A

katholieken en protestanten hebben hun eigen vakbonden voor werk → socialisten
vissen achter het nieuws.

Socialisten mobiliseren dus vooral niet-religieuze en vrijzinnige arbeiders en lage
middenklassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wie mobiliseerden liberalen?

A

Niet religieuzen en vrijzinnige elite, boeren en middenstand

20
Q

Anithese

A

Samenwerking protestanten / katholieken in Schoolstrijd

21
Q

Wat gebeurde er na de mobilisatieperiode

A

bevriezen van het partijenstelsel.

antithese blijft belangrijk, maar economie als alternatief dominant thema rukt op vanaf jaren 30.

links en rechts krijgen andere betekenis, confessioneel wordt eigenlijk in het midden
gedrukt.

22
Q

Waardoor ontdooide het partijenstelsel in de jaren ‘60?

A

Silent Revolution

23
Q

Secularisering

A

Ontkerkelijking

24
Q

Waar gaat links-rechts scheiding nu vooral over?

A

Links-rechts gaat meer over staatsingrijpen in de economie en niet meer over religie/antithese

25
Q

Welke scheidslijn is nu vooral aanwezig?

A

culturele scheidslijn: progressief, libertair kosmopolitisch, tegenover conservatief

26
Q

Wat gebeurde er na de silent revolution en secularisering in de politiek qua scheidslijnen?

A

mogelijkheden voor nieuwe partijen, gebaseerd op nieuwe scheidslijnen (progressief tegenover conservatief)

27
Q

Partijenstelsel rond 1960

A

Driestromenland:
1. Liberalen
2. Confessionelen
3. Socialisten

28
Q

Liberale stroming na 1960

A

VVD als voornaamste erfgenaam van de conservatief-liberalen

Organisatorisch zwak; deftige kaderpartij en electoraal: rond de 15%

Veel sociaal-liberalen naar PvdA

Af en toe in coalitie, junior partner.

29
Q

Confessionelen na 1960

A

Confessionelen vanaf 1918 altijd in het kabinet (KVP)

KVP als grote massapartij met brede achterban

ARP als kleine gereformeerde massapartij, VU als kweekvijver, wordt wat rechtser op economie. en CHU als meer deftige Nederlands hervormde kaderpartij.

GPV en SGP als kleine orthodox protestantse partijen.

Electoraal gezamenlijk rond de 50%

30
Q

Als wat was de PvdA opgericht?

A

Als een doorbraakpartij

31
Q

Socialistische stroming sinds 1960

A

Rooms-rode coalities met KVP o.l.v. Willem Drees (opbouw verzorgingsstaat)

Mobiliseren arbeiders en lage middenklasse (katholieken en protestanten blijven heel erg in eigen zuil)

Opbouw verzorgingsstaat en economische planning (invloed Keynes, Beveridge en Tinbergen)

Rond 32% van de electoraat

CPN als communistische partij, trouw aan Moskou, tot 3%

PSP: pacifistische partij, ban de kernbom.

32
Q

Politieke partijen vanaf 1972

A

halvering KVP en CHU

Groei VVD, licht verlies PvdA, nieuwe partijen (D66, DS70)

33
Q

Sociaaldemocraten vanaf 1972

A

PvdA: tussen 1959 en 1967 stagnatie, verlies aan elan, vage koers en geen duidelijk leiderschap na vertrek Drees.

Oprichting Nieuw Links 1966: manifest Tien Over Rood. nationalistische banken etc. Jonge PvdA nemen allemaal functies over, allemaal progressief levensgevoel.

Polarisatiestrategie Ed van Thijn; geen samenwerking meer met KVP.

Progressieve akkoorden met PPR en D66 in 1971 en 1972.

Groei aantal leden en kiezer, veel contact met nieuwe sociale bewegingen

Rechtervleugel splitst af: DS70

Vorming kabinet Den Uyl; linkse kabinet in 1973. Spreiding van macht, kennis en inkomen. ministers als Lubbers etc deden op persoonlijke titel mee.

Nieuwe sociale bewegingen: Dolle Mina, Provo, Wereldwinkel, Milieudefensie.

34
Q

Polarisatie-strategie van Ed van Thijn

A

Geen samenwerking meer tussen PvdA en KVP

35
Q

Nieuwe sociale bewegingen na 1972

A

Dolle Mina / Provo / Wereldwinkel / Mileudefensie

36
Q

Confessionele stroming na 1972

A

CHU: electorale neergang en onrust over koers

ARP: stabieler zeteltal, maar ook interne onrust

KVP: RK kerk hervormt en mag zelf kiezen wat je stemt

Ontstaan PPR (jongeren ARP en KVP: oa na Nacht van Schmelzer, veel progressiever. Val van kabinet

37
Q

Fusieproces confessionelen richting CDA

A

dankzij:
- afkalvering electoraal KVP en CHU

  • Links Kabinet Den Uyl als accelerator: houding PvdA drijft KVP, CHU en ARP
    in elkaars armen
  • moderne ideeën in de kerk; meer samenwerking tussen geloof
38
Q

Liberale stroming na 1972

A

VVD profiteert van ontzuiling.

o.l.v. Hans Wiegel ‘volkser liberalisme’.

D66 oprichting als reactie op ontaarding pacificatiedemocratie.

Hans van Mierlo. Hij wil progressieve akkoorden. 7 zetels.

Progressieve Akkoorden, oriëntatie op PvdA, deelname aan kabinet Den Uyl. Opvolger van links liberalisme van de vooroorlogse VDB.

39
Q

Als reactie op wat is D66 opgericht?

A

Als reactie op de ontaarding van de Pacificatiedemocratie

40
Q

VVD na 1980

A

sterke groei ledenaantal: meer dan 100.000 leden in 1982.

Interne conflicten jaren 80. halvering ledenaantal en afname zetelaantal.

Frits Bolkestein basis aan heropleving VVD, zet zich sterk af tegen CDA en PvdA.

afsplitsing Wilders en Rita Verdonk als conservatieve.

Mark Rutte sinds 2010 grootste partij, voor het eerst sinds 1918 een liberale premier

41
Q

CDA na 1980

A

CDA als catch-all middenpartij tussen VVD en PvdA.

Na 1980 beperkte strijd tussen bloedgroepen

Lubbers-effect en omgekeerde doorbraak; niet gelovigen komen ook naar CDA

Verlies olv Eelco Brinkman; tocht in de woestijn

Terugkeer onder Balkenende 2002-2010, discussie over deelname gedoogkabinet 2010 en enorme electorale afstraffing.

Sterke afname en vergrijzing ledenaantal

42
Q

PvdA na 1980

A

wint in 1977 de verkiezingen, maar verliest de formatie.

Ideologische herbezinning in jaren 80 (Schuivende Panelen).

organisatorische vernieuwing; minder macht leden, meer contact met maatschappij.

WAO-crisis in de PvdA; uittocht van leden en kiezers.

Overwinningsnederlaag 1994/deelname paars onder leiding van Wim Kok. Derde weg lijkt succes, sociaal-liberaal.

2002: groot verlies door opkomst Fortuyn (en SP): veel van de oude achterban weg ‘farewell to the leftist working class’.

43
Q

WAO-crisis PvdA gevolg:

A

uittocht leden en kiezers

44
Q

Waardoor groot verlies PvdA in 2002?

A

Opkomst Fortuyn en de SP

45
Q

D66 na 1980

A

wisselende electorale resultaten,

dramatische neergang na 2002: drie zetels in 2006.

Herstel o.l.v. Pechtold, groei zetels.

Herstel regeren is NIET halveren Sigrid Kaag

Betrekkelijk weinig interne conflicten

Tamelijk zwak georganiseerde partij

46
Q

Klein-Links –> GroenLinks

A

electoraal verval PPR, CPN, PSP en AVP sinds 1977

Fusiebesprekingen vanaf 1987; groen als overkoepelend thema

groei olv Paul Rosenmöller na 1994

conflicten over ideologie en strategie

Jesse klaver nieuw elan