pijn en koorts Flashcards
palliatieve setting
1) mineur pijnstiller (vaak paracetamol)
2) toevoeging van weinig krachtige narcotische analgeticum (codeïne)
3) overschakeling op een krachtig narcotisch analgeticum (morfine)
analgetica - antipyretica
pijnstillers - koortswerend
soorten analgetica of antipyretica a
paracetamol, acetylsalicylzuur combinatie preparaten NSAID's narcotische analgetica
paracetamol
pijnstillend en koortswerend
acetylsalicylzuur (ASA)
analgetisch en antipyretisch, anti-inflammatoire werking in hoge dosis, ook voor cardiovasculaire preventie inlage dosis
soorten preparaten ASA
niet-maagsapresistente preparaten (ASPEGIC®, ASPIRINE®) maagsapresistene preparaten (ASSAFLOW®, CANDIOASPIRINE®)
combinatiepreparaten GM
tweede actief bestanddeel kan misbruik in de hand werken
paracetamol + coffeïne, ASA + coffeïne, ASA + ascorbinezuur, paracetamol + ASA + coffeïne, paracetamol + ASA + ascorbinezuur
niet-steroïdale anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID’s)
hebben analgetische, antipyretische, ontstekingsremmende en soms ook anti-aggregerende eigenschappen
NSAID’s werking
NSAID’s inhiberen cyclooxygenase 2 (COX-2) en COX-1
COX-2 selevtieve NSAID’s
celecoxib, etoricoxib, parcoxib
NSAID’s GM
aceclofenac, diclofenac, ibuprofen, naproxen, meloxicam, piroxicam, nabumeton
narcotische analgetica
agonisten van opiaatreceptoren
narcotische analgetica (GM)
weinig krachtig: codeïne, dihydrocodeïne, tramadel,
matig krachtig: pentazocine, pethidine, tilidine
krachtige: metadon, morfine, oxycodon, buprenorfine