forensische toxicologie Flashcards

1
Q

toxicologie definitie

A

wetenschap die nadelige effecten bestudeerd van chemische en biologische stoffen op levende organismen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

forensische toxicologie doel

A

ontegensprekelijke identificatie van een chemische stof om verdere gerechtelijke stappen te kunnen ondernemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

gedragstoxicologie

A

toxicologisch onderzoek bij levende mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

postmorten toxicologie

A

toxicologisch onderzoek na overlijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

situering in het lab

A

1) screening
2) confirmatie
3) interpretatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

screening

A

= orienterende test: groep drug of geneesmiddel wordt bepaald. vaak immunologische test op urinestaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

confirmatie

A

specifieke analyse: voor identificatie en kwalificatie (wel concentreringsstap nodig)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

interpretatie

A

aanwezigheid in nier en urine: blootstelling maar geen inschatting over toxiciteit
relatie dosis-effect-tijd
synergetisch effecten zijn mogelijk => interpretatie is moeilijk
metabolieten en conjugatie => tijdstip van overlijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

matrices

A

bloed, urine, haar, speeksel, zweet, lever, nier, oogvocht, maaginhoud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

keuze matrices

A

nodige informatie, snelheid van de analyse, instrumentele mogelijkheden, context waarin stalen worden afgenomen (postmortem of niet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bloed

A

voordeel: relatie dosis-effect: gedrag voorspellen van de dader tijdens criminele feiten
postmortem: femoral of subcraviaal afgenomen => eenvoudig afneembaar en perifeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

perifeer bloed

A

om contaminatie met abdominale vloeistoffen te vermijden => om artificieel hoge concentraties door post mortem eredistributie te vermijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

urine

A

geen rechtstreek verband met verkregen effect mogelijk
hogere concentraties dan in het bloed => makkelijker detecteerbaar, langer aantoonbaar
mogelijk vervalsingen door verdunningen of maskerende stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

haar

A

veel langer aantoonbaar dan in het bloed of in urine,
gebruik van de laatste weken of maanden
1 cm is ongeveer 1 maand => segmentale analyse
externe contaminatie mogelijk => kwantitatieve bepaling niet mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

speeksel

A

door passieve diffusie uit het bloed
contaminaties moeilijk te interpreteren
beperkt staalvolume => gevoelige analytische technieken nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

zweet

A

exocriene klieren over het volledige lichaam
apocriene klieren: oksels, anus, geslachtsdelen

zweetpleister: monitoren van druggebruik over langere periode

17
Q

lever

A

ter aanvulling van bloed (bij postmortem onderzoek)

18
Q

nier

A

ter aanvulling van urine (bij postmortem onderzoek)

19
Q

oogvocht

A

bij casussen met een hoog potrefractie gehalte.

minder contaminatie door alcohol gevormd door putrefractie

20
Q

maaginhoud

A

bij recente inname of contaminatie vanuit de gal via reflux of bij braken