interacties (farmacotherapie) Flashcards

1
Q

soorten interacties

A

interacties tijden de farmacokinetische fase

interacties tijden farmacodynamische fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

interacties definitie

A

wisselwerking tussen geneesmiddelen onderling of wisselwerking van een geneesmiddel met voeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

interacties tijdens de farmacokinetische fase

A

interacties tijdens de resorptie
interacties tijdens de distributie
interacties tijdens de metabolisatie
interacties tijdens de eliminatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

interacties tijdens de resorptie

A

= tot stand komen van onoplosbare complexen waardoor resorptie van geneesmiddel in het bloed vermindert wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

interacties tijdens de distributie

A

door competitie van geneesmiddelen met plasma-eiwitten voor de verdeling door heen het plasma => verhoogde binding aan plasma-eiwitten waardoor de werkzaamheid daalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

interacties tijdens metabolisatie

A

metabolisatie of afbraak van geneesmiddelen gebeurt vaak door CYP-enzymen (uso-enzymen CYP1A2, CYP2B6, CYP2C8, CYP2C9, CYP2C19, CYP2D6, CYP3A4)

inductor of inhibitor zal tot uiting komen als het substraat uitsluitend of vooral door één uso-enzym afgebroken wordt of als substraat nauwe therapeutische marge heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

interacties tijdens de eliminatie

A

voorbeeld: verhoogde uitscheiding van water waardoor de werking van andere geneesmiddelen daalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

interacties tijdens farmacodynamische fase

A

synergisme, additie, potentiëring, verzwakking, totale wijziging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

agonisme

A

potentialisatie = versterking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

antagonisme

A

= inhibitie = verzwakking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

synergisme =

A

geneesmiddel met gelijkaardige werking hebben samen groter effect dan de som van de afzonderlijke effecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

additie

A

het effect is gelijkwaardig aan de som van de afzonderlijke effecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

potentiering

A

versterking door samenwerking van twee actieve stoffen met een verschillende werking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly