hormonaal stelsel Flashcards

1
Q

hormonaal stelsel

A

endocriene klieren die een interne afscheiding verzorgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

typeI diabetes

A

auto-immuunziekte, absolute insuline tekort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

type II diabetes

A

relatief insuline tekort: pancreas verliest geleidelijk zijn mogelijkheid om insuline te secreteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

behandeling stapsgewijs voor type 2 diabetes

A

1) dieet en lichaamsbeweging
2) orale monotherapie
3) orale combinatie therapie
4) oraal + insuline injecties
5) injecties insuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

zwangerschapsdiabetes

A

ontstaat in de derde trimester, meestal volstaat aanpassingen van de levensstijl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

insuline soorten (5)

A

ultrasnelwerkende insuline (biosynthetisch)
snelwerkende insuline (recombinant technologie)
insulines met intermediaire werkingsduur
langwerkende insuline analogen
combinatiepreparaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

behandelingen voor diabetes (9)

A
insuline
metformine 
hypoglykemiërende sulfamiden
gliniden 
glitazonen 
geneesmiddelen die het incretine effect verhogen 
acarbose
combinatiepreparaten
middelen bij hypoglykemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ultrasnelwerkende insulines (3)

A

APIDRA®, HUMULOG®, NOVORAPID

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

snelwerkende insuline (3)

A

ACTRAPID®, HUMULINE REGULAR®, INSUMAN RAPID®

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

insulin’s met intermediaire werking (3)

A

INSULATARD®, HUMULINE NPA, INSUMAN BASAL®

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

langwerkende insulines (4)

A

ABASAGLAR®, LANTHUS®, TOUJEO®, LEVEMIR®

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

combinatiepreparaten (3)

A

NOVOMIX®, HUMULINE MENGELING®

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

metformine werking

A

bevordert de perifere insulinewerking en remming van de gluconeogenese in de lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

metformine GM (2)

A

GLUCOPHAGE®, METFORMAX®

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hypoglykimiërende sulfamiden werking

A

stimulatie van de overblijvende endogeneinsulinesecretie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hypoglykemiërende sulfamiden GM

A

glibenclamiden, gliclazode, glimepiride, gliquidon

17
Q

gliniden werking

A

stimulatie van de insulinesecretie

18
Q

gliniden GM

A

repaglinide

19
Q

glitazonen werking

A

vermindering van de insulineresistentie door agogisch effect op de PPAR-y-receptoren (in e vetcellen en spieren in de lever) receptor activeert genen dat zorgt voor vetopname en adipogenese, heeft effect op de glucose metallisatie: veranderde glucoseproductie in de lever

20
Q

glitazonen GM

A

pioglitazon

21
Q

incretine hormoon

A

hormonen die na inname van suikerrijke voedsel het koolhydraten metabolisme stimuleren door vermindering van de glucagon vrijstelling door alfacellen en door de stimulatie van de glucose afhankelijke insuline vrijstelling door betacellen van de pancreas

22
Q

geneesmiddelen die het inertie effect verhogen soorten

A

incretinemimetica

DPP-4-inhibitoren (dipeptidylpeptidase-4)

23
Q

incretinemimetica GM

A

exenatide, liraglitide

24
Q

DPP-4-inhibitoren GM

A

saxagliptine, sitagliptide, vildagliptine

25
Q

acarbose werking

A

inhaleert de alfa glucosidasen ter hoogte van het dunnedarmmucosa en vertraagd de resorptie van koolhydraten

26
Q

acarbose GM

A

GLUCOBAY®

27
Q

middelen bij hypoglycaemie

A

bij bewuste personen: orale toediening van snel resorbeerbare koolhydraten (druivensuiker, cola) en dan traag resorbeerbare koolhydraten (brood)

bij onbewuste personen: GM glucagon

28
Q

schildklier

A

glandula thyreoidea = thyroïd

scheidt hormonen af: trijoodthyronine (T3), thyroxine (T4) en calcitonine

29
Q

2 soorten behandelingen bij schildklierpathologie

A

levothroxine

thyreostatica

30
Q

levothyroxine

A

substitutiebehandeling bij hypothyreoïdie

GM: L-thyroxine

31
Q

thyreostatica

A

behandeling van hyperthyreoïdie bij ziekte van Graves-Basedow

32
Q

glucocorticoïden

A

synthetische cortison

33
Q

cortisol

A

stresshormoon (mentale en fysieke stress) geproduceerd in de bijnier, heeft effect op stofwisselingsprocessen (gluconeogenese, lipolyse, afbraak van eiwitten en remmen van ontstekingsreacties)

34
Q

glucocorticoïden GM

A

dexamethason, hydrocortison, methylprednisolon, prednison

35
Q

dermatologische glucocorticoïden

A

voornamelijk tegen inflammatie huidaandoeningen (eczeem, psoriasis, lupus)

36
Q

indeling dermatologische glucocorticoïden

A

1) zeer sterke werkzame preparaten: clobetasol, betamehasondipropionaat
2) sterk werkzame preparaten: methylpredisolon, betamethasonvaleraat, fluticason, mometason, hydrocortisonbutyraat, diflucortolon
3) matige werkzame preparaten: triamcinolon, clobetason, flumetason
4) zwak werkzame preparaten: hydrocortisonacetaat, hydrocortison